NJB 2020/830:Beklag aangaande beslag art. 552a Sv en van rechtswege vervallen aan de Staat van inbeslaggenomen vervoermiddelen of voorwerpen: de Hoge Raad schetst het systeem van art. 1:37 (douanebeslag). Afwijzing van het verzoek om een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen, art. 1:37 lid 6 Adw en art. 552b lid 5 Sv: op grond van deze bepalingen kent de rechter op de voet van art. 33c lid 2 Sr een geldelijke tegemoetkoming toe wanneer degene aan wie de aan de Staat vervallen vervoermiddelen of voorwerpen toebehoren, daardoor onevenredig zou worden getroffen. De Hoge Raad geeft enige criteria. Een en ander geldt ook in het geval dat ten tijde van het douanebeslag op die vervoermiddelen of voorwerpen tevens strafvorderlijk beslag conform art. 94 Sv is gelegd met het oog op verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de vervoermiddelen of de voorwerpen dan wel strafvorderlijk conservatoir beslag ingevolge art. 94a Sv, terwijl de strafrechter nog niet onherroepelijk heeft beslist in de strafzaak en/of de ontnemingszaak. In casu tekortschietende motivering door het hof van de afwijzing van het verzoek om een geldelijke tegemoetkoming