A.J.A. van Dorst, Cassatie in Strafzaken, Wolters Kluwer, Deventer 2018, negende druk, p. 264-265 en vgl. HR 2 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH8313.
HR, 18-01-2022, nr. 20/03400
ECLI:NL:HR:2022:32
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18-01-2022
- Zaaknummer
20/03400
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:32, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑01‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:1257
ECLI:NL:PHR:2021:1257, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:32
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑01‑2022
Inhoudsindicatie
Poging tot diefstal d.m.v. verbreking, art. 311.1.5 Sr. Strafmotivering (gevangenisstraf van 2 maanden). HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 20/03401.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/03400
Datum 18 januari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2020, nummer 21-002797-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2022.
Conclusie 23‑11‑2021
Inhoudsindicatie
Poging tot diefstal d.m.v. verbreking, art. 311.1.5 Sr. Strafmotivering (gevangenisstraf van 2 maanden). HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 20/03401.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/03400
Zitting 23 november 2021
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
1. Het cassatieberoep
1.1.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft de verdachte bij arrest van 21 oktober 2020 wegens “poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
1.2.
Er bestaat samenhang met de zaak 20/03401. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
1.3.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, heeft één middel van cassatie voorgesteld dat betrekking heeft op de door het hof aan de verdachte opgelegde straf.
2. Het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het hof de opgelegde gevangenisstraf onbegrijpelijk heeft gemotiveerd, omdat het hof heeft overwogen dat het aansluiting heeft gezocht bij de “Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken” (hierna ook: oriëntatiepunten), terwijl deze oriëntatiepunten niet zien op de specifieke categorie van deze zaak, te weten 'diefstal uit voertuigen'.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 17 april 2018, te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer, zich in een auto (van het merk BMW) bevindende goed(eren) van verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [betrokkene 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking, door (op enige wijze) de (centrale) vergrendeling van een deur van die auto te verbreken en (vervolgens) via die deur naar binnen in die auto te gaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.3.
Het hof heeft in het bestreden arrest onder het kopje “Oplegging van straf en/of maatregel” het volgende overwogen:
“De raadsman heeft ter zitting van het hof bepleit om bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, met eventueel daarnaast de oplegging van een taakstraf ter hoogte van 40 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 17 april 2018 te Enschede schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een of meerdere goederen uit een personenauto. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander en enkel gehandeld uit eigen financieel gewin. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de overlast voor de eigenaar van het voertuig en de maatschappelijke gevoelens van onveiligheid die dergelijke feiten met zich meebrengen.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof gelet op de rechterlijke oriëntatiepunten bij diefstal uit een auto. Indien sprake is van veelvuldige recidive is als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 2 maanden vermeld.
Daarnaast heeft het hof gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 8 september 2020. Daaruit volgt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman ter zitting van het hof naar voren gebracht dat hij woonachtig is in Spanje, daar werkzaam is in de autobranche en dat zijn vriendin zwanger is. Daarnaast gebruikt verdachte geen drugs meer. Volgens de raadsman zal verdachte zijn verantwoordelijkheid niet ontlopen indien het komt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar hoopt hij op enige clementie en denkt hij daarbij ook aan een taakstraf.
Het hof ziet op grond van het verhandelde ter terechtzitting en in de naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om af te wijken van de vordering van de advocaat-generaal en de door de rechtbank opgelegde straf.Hoewel sprake is van een poging tot diefstal met verbreking en niet van een voltooide diefstal acht het hof, mede vanwege de veelvuldige onherroepelijke recidive voor soortgelijke feiten, een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Oplegging van een taakstraf is naar het oordeel van het hof niet aan de orde.”
2.4.
In beginsel kan de cassatierechter alleen ingrijpen in de strafoplegging als de feitenrechter bij de oplegging van de straf of maatregel niet binnen de in de wet gestelde grenzen is gebleven of als de opgelegde straf onbegrijpelijk is.1.
2.5.
De klacht richt zich als gezegd tegen de motivering van de strafoplegging voor zover het hof daarbij aansluiting heeft gezocht bij de oriëntatiepunten van de LOVS.
2.6.
Gelet op de overweging van het hof, zoals weergegeven onder 2.3, heeft het hof bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij de rechterlijke oriëntatiepunten voor diefstal uit een auto. Daarbij heeft het hof kennelijk het oog gehad op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van art. 310-312 Sr inzake inbraak. Deze LOVS-oriëntatiepunten houden onder meer het volgende in:
“Omschrijving Oriëntatiepunt Recidive Veelvuldige recidive
a. Diefstal uit auto 90 uur taakstraf 6 weken gs ov 2 maanden gs ov
(geen ladingdiefstal)”
2.7.
Voor zover in het middel wordt aangevoerd dat in de LOVS-oriëntatiepunten geen specifieke categorie diefstal uit voertuigen wordt vermeld mist dit dus feitelijke grondslag. Het hof heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt ‘diefstal uit auto’ en daarbij, onder verwijzing naar het uittreksel uit de justitiële documentatie, overwogen dat wegens veelvuldige recidive een gevangenisstraf wordt opgelegd van twee maanden. Ten slotte heeft het hof overwogen dat het in de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden geen aanleiding ziet van dit uitgangspunt af te wijken. Dit oordeel acht ik niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Voor een verdere toetsing is in cassatie geen plaats.
2.8.
Het middel faalt.
3. Conclusie
3.1.
Het middel faalt en kan naar mijn inzicht worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO, ontleende motivering.
3.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
3.3.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑11‑2021