RvdW 2013/1360
Wet Bopz. Machtiging voortgezet verblijf op voet art. 15 Wet Bopz; termijn waarbinnen rechtbank dient te beslissen ingeval op verzoek betrokkene deskundige is benoemd; art. 5 EVRM. Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding?
HR 15-11-2013, ECLI:NL:HR:2013:1260
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 november 2013
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, M.A. Loth, C.E. Drion, G. de Groot, M.V. Polak
- Zaaknummer
13/04245
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1260, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑11‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1226, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑08‑2013
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Machtiging voortgezet verblijf op voet art. 15 Wet Bopz; termijn waarbinnen rechtbank dient te beslissen ingeval op verzoek betrokkene deskundige is benoemd; art. 5 EVRM. Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding?
Op het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf dient de rechtbank volgens art. 17 lid 2 Wet Bopz te beslissen binnen een termijn van vier weken nadat het verzoekschrift is ingediend. Aan overschrijding van deze termijn verbindt art. 48 lid 1 Wet Bopz het gevolg dat de geneesheer-directeur betrokkene op diens verzoek ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.