Einde inhoudsopgave
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds
Artikel 300 Institutioneel en toezichtmechanisme
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2017
- Redactionele toelichting
Voorlopige toepassing vanaf 01-01-2016.
- Bronpublicatie:
27-06-2014, Trb. 2014, 160 (uitgifte: 21-08-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-08-2017, Trb. 2017, 147 (uitgifte: 25-08-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
EU-recht / Marktintegratie
Internationaal publiekrecht / Algemeen
1.
Er wordt een subcomité handel en duurzame ontwikkeling opgericht. Het subcomité brengt verslag over zijn activiteiten uit aan het Associatiecomité, in de samenstelling volgens artikel 465, lid 4, van deze overeenkomst. Het subcomité bestaat uit hoge ambtenaren van elk van beide partijen. Het subcomité ziet toe op de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk, met inbegrip van de resultaten van de toezichtactiviteiten en effectbeoordelingen, en bespreekt in goed vertrouwen problemen die zich in verband met de toepassing van dit hoofdstuk voordoen. Het subcomité stelt zijn eigen reglement van orde vast. Het subcomité komt bijeen binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en daarna ten minste een keer per jaar.
2.
Elke partij wijst binnen haar overheid een contactpunt aan om de communicatie tussen de partijen te vergemakkelijken over zaken die door dit hoofdstuk worden bestreken.
3.
De partijen kunnen de vooruitgang in verband met de door dit hoofdstuk bestreken tenuitvoerleggings- en handhavingsmaatregelen volgen. Een partij kan de andere partij om specifieke informatie, met opgave van redenen, over de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk verzoeken.
4.
Een partij kan om overleg met de andere partij verzoeken over elke aangelegenheid die zich voordoet in verband met dit hoofdstuk, door bij het contactpunt van die partij een schriftelijk verzoek hiertoe in te dienen. De partijen komen overeen om, wanneer een van de partijen daarom verzoekt, tijdig via daartoe geëigende kanalen overleg te plegen.
5.
De partijen doen al het mogelijke om tot een wederzijds bevredigende oplossing van de aangelegenheid te komen en mogen advies, informatie of bijstand vragen van iedere persoon die of van elk orgaan dat zij daartoe passend achten, teneinde de aangelegenheid die in het geding is, volledig te onderzoeken. De partijen houden rekening met de activiteiten van de ILO of relevante multilaterale milieuorganisaties of -organen waarbij zij partij zijn.
6.
Indien de partijen er niet in slagen de aangelegenheid door overleg tot een oplossing te brengen, kan een van beide partijen verzoeken het subcomité voor behandeling van de aangelegenheid bijeen te roepen door hiertoe een schriftelijk verzoek bij het contactpunt van de andere partij in te dienen. Het subcomité komt tijdig bijeen en streeft naar overeenstemming over een oplossing van de aangelegenheid; hiertoe kan het in voorkomend geval overleg plegen met gouvernementele of niet-gouvernementele deskundigen. De oplossing van het subcomité wordt openbaar gemaakt tenzij het anders besluit.
7.
Voor alle aangelegenheden die zich in verband met dit hoofdstuk voordoen, maken de partijen enkel gebruik van de in de artikelen 300 en 301 van deze overeenkomst bedoelde procedures.