HR, 11-11-2014, nr. 13/01569
ECLI:NL:HR:2014:3146
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-11-2014
- Zaaknummer
13/01569
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3146, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑11‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1967, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:1967, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑10‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3146, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0440
Uitspraak 11‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Terugwijzingsopdracht HR. HR herhaalt relevante overweging uit NJ 1996/478 inhoudende dat de rechter naar wie de HR na (partiële) vernietiging van een uitspraak de zaak heeft verwezen of teruggewezen, gebonden is aan de door de HR gegeven beslissing. Dit brengt mee dat het Hof o.g.v. de beslissing van de HR van 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6764 de zaak op het bestaande h.b. opnieuw had moeten berechten en afdoen wat betreft het onder 1 tenlastegelegde. Het Hof heeft de terugwijzingsopdracht van de HR miskend.
Partij(en)
11 november 2014
Strafkamer
nr. S 13/01569
MD/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 maart 2013, nummer 20/003730-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof wat betreft de strafoplegging en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de door de Hoge Raad gegeven terugwijzingsopdracht heeft miskend.
2.2.
Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang.
(i) Bij arrest van 7 september 2010 is de verdachte door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde en ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde, gekwalificeerd als "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod", veroordeeld tot een taakstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis.
(ii) De verdachte heeft tegen dat arrest beroep in cassatie ingesteld.
(iii) De Hoge Raad heeft bij arrest van 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6764 geoordeeld dat het cassatieberoep niet was gericht tegen de gegeven vrijspraak van feit 2. Dit arrest houdt onder het opschrift "Beslissing" het volgende in:
"De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan."
(iv) Bij het thans bestreden arrest heeft het Hof de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde, gekwalificeerd als 1. "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod" en 2. "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking", veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
2.3.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de rechter naar wie de Hoge Raad na (partiële) vernietiging van een uitspraak de zaak heeft verwezen of teruggewezen, gebonden is aan de door de Hoge Raad gegeven beslissing (vgl. HR 27 februari 1996, NJ 1996/478). Dit brengt mee dat het Hof - gelet op de omvang van het cassatieberoep tegen het onder 2.2 sub (i) vermelde arrest - op grond van de beslissing van de Hoge Raad de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw had moeten berechten en afdoen wat betreft het onder 1 tenlastegelegde. Door op de hiervoor onder 2.2 sub iv weergegeven wijze te beslissen heeft het Hof de terugwijzingsopdracht van de Hoge Raad miskend.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak wat betreft de strafoplegging ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2014.
Conclusie 14‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Terugwijzingsopdracht HR. HR herhaalt relevante overweging uit NJ 1996/478 inhoudende dat de rechter naar wie de HR na (partiële) vernietiging van een uitspraak de zaak heeft verwezen of teruggewezen, gebonden is aan de door de HR gegeven beslissing. Dit brengt mee dat het Hof o.g.v. de beslissing van de HR van 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6764 de zaak op het bestaande h.b. opnieuw had moeten berechten en afdoen wat betreft het onder 1 tenlastegelegde. Het Hof heeft de terugwijzingsopdracht van de HR miskend.
Nr. 13/01569 Zitting: 14 oktober 2014 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verzoeker=verdachte] |
1. Verzoeker is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 23 oktober 20121.- bij arrest van 11 maart 2013 door het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch wegens 1. primair “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” en 2. “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
2. Namens verzoeker heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld over het onder 2 tenlastegelegde feit.
4. Bij arrest van 7 september 2010 heeft het Hof verzoeker vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Tegen dit arrest is door verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 2012 houdt voor zover hier van belang het volgende in:
“1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 2 – is ingesteld door de verdachte.
(…)
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.”
5. Bij de bestreden uitspraak heeft het Hof zowel het onder 1 primair alsook – een niet geringe misser - het onder 2 tenlastegelegde bewezenverklaard en verzoeker ter zake veroordeeld tot de hiervoor onder 1 vermelde taakstraf.
6. Het Hof heeft aldus miskend dat de verwijzingsopdracht van de Hoge Raad enkel zag op het onder 1 tenlastegelegde feit. Dit betekent dat de bestreden uitspraak wat betreft de veroordeling voor feit 2 niet in stand kan blijven.
7. Het middel is terecht voorgesteld.
8. Het tweede middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, klaagt dat het onder 1 bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
9. In de toelichting op het middel wordt enkel aangevoerd dat het Hof het medeplegen heeft bewezenverklaard, terwijl het Hof bij arrest van 7 september 2010 op basis van exact hetzelfde dossier en materiaal van dat onderdeel heeft vrijgesproken. Ik stel voorop dat het het Hof vrij stond om na de terugwijzing door de Hoge Raad anders te oordelen. Dat het Hof, kennelijk op grond van een andere weging van het bewijsmateriaal, tot een ander bewijsoordeel is gekomen, is bovendien, gelet op de vernietiging in cassatie van ’s Hofs eerdere uitspraak, ook niet verwonderlijk. Het Hof heeft omtrent het medeplegen in de bestreden uitspraak het volgende overwogen:
“Anders dan de raadsman maar met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte het primair ten laste gelegde 'telen' met anderen heeft begaan.
Het hof stelt vast dat de verbalisanten op 5 december 2007 in de loods gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats], 798 bijna volgroeide hennepplanten in beslag hebben genomen. Verdachte heeft voornoemde loods gehuurd van [betrokkene 1] en heeft de sleutels van de loods op 24 augustus 2007 gekregen. [betrokkene 1] heeft op 5 december 2007 ten overstaan van de politie verklaard dat hij heeft waargenomen dat verdachte overdag vaak met iemand anders die hal naar binnen ging, althans dat hij het terrein opreed dat bij de loods ligt. Voorts heeft hij verklaard dat hij de laatste weken regelmatig activiteiten heeft waargenomen in de nabijheid van de loods. Er liepen dan mensen op en neer waar verdachte in het begin steeds bij aanwezig was. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 augustus 2010 verklaard hij daar twee Irakezen aan het werk heeft gezet en dat hij daar een paar keer is geweest. Onder die omstandigheden in onderling (tijds)verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen bezien, leidt het hof af dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die samen met anderen zich schuldig hebben gemaakt aan het telen van de bewezen verklaarde hennepplanten in voornoemde loods. Verdachte dient derhalve als medepleger van het telen van bedoelde hoeveelheid hennepplanten te worden aangemerkt.”
10. Anders dan in het middel wordt gesteld, heeft het Hof het bewezenverklaarde medeplegen uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden.
11. Het middel faalt.
12. Het eerste middel is terecht voorgesteld. Het tweede middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
13. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
14. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof wat betreft de strafoplegging en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑10‑2014