NJ 2019/336
Zaak Heringa. Hulp bij zelfdoding van (stief)moeder door niet-arts. 1. Geen overmacht in de zin van noodtoestand. 2. Toepassing van art. 294 lid 2 Sr in dit geval niet in strijd met art. 8 EVRM.
HR 16-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:598, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 april 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.T. Boerlage, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/00573
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS78519:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:598, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1385, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑08‑2018
- Wetingang
Essentie
Zaak Heringa. Vervolg op NJ 2017/269. Hulp bij zelfdoding van (stief)moeder door niet-arts. 1. Geen overmacht in de zin van noodtoestand. 2. Toepassing van art. 294 lid 2 Sr in dit geval niet in strijd met art. 8 EVRM.
Samenvatting
1. Bij de beoordeling van het gedane beroep op overmacht heeft het hof tot uitgangspunt genomen dat de wetgever met betrekking tot het verlenen van hulp bij zelfdoding en het toepassen van euthanasie heeft voorzien in een bijzondere en specifieke rechtvaardigingsgrond die zich beperkt tot het handelen van artsen, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.