.Bij de dagvaarding zijn uitsluitend de uittreksels van de merken met de nummers 002966505 en 014806061 overgelegd. Het in de dagvaarding genoemde woord- en beeldmerk “ P P 78”heeft de rechtbank niet aangetroffen in de database van het EUIPO-register en het daarbij genoemde nummer 014806061 betreft het beeldmerk
Rb. Den Haag, 19-12-2018, nr. C/09/536432 / HA ZA 17-776
ECLI:NL:RBDHA:2018:15133
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
19-12-2018
- Zaaknummer
C/09/536432 / HA ZA 17-776
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2018:15133, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 19‑12‑2018; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 19‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Philipp Plein stelt inbreuk; verweer dat sprake is van merkenrechtelijke uitputting slaagt grotendeels; feitelijke beoordeling paper trail; aansprakelijkheid bestuurder en aandeelhouder niet gesubstantieerd.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/536432 / HA ZA 17-776
Vonnis van 19 december 2018
in de zaak van
[eiser ] ,
te [plaats 1] ( [land] ),
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.C. Hulsebosch te Amsterdam,
tegen
1. RAFAELLO FASHION B.V.,
2. SARVARI HOLDING B.V.,
3. [gedaagde 3],
allen te [plaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.C. Duvekot te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Plein, Rafaello, Sarvari Holding en [gedaagde 3] genoemd worden. Rafaello, Sarvari Holding en [gedaagde 3] worden gezamenlijk “RSR” (mannelijk enkelvoud) genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 20 juni 2017 met producties 1-7;
- -
de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 30 augustus 2017 met producties 1-5;
- -
het tussenvonnis van 18 oktober 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- -
de brief zijdens RSR van 22 december 2017 met productie 6;
- -
de bij brief van 3 januari 2018 toegezonden conclusie van antwoord in reconventie met producties 8-12;
- -
de brief zijdens RSR van 12 januari 2018 met aanvullende productie 5 (proceskosten);
- -
de brief zijdens RSR van 24 januari 2018;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2018;
- -
de akte houdende producties tevens aanvulling van eis in reconventie zijdens RSR van 28 maart 2018, met niet doorgenummerde producties 1-6;
- -
de akte houdende reactie op zowel aanvullende producties als aanvulling eis zijdens Plein met producties 13-14;
- -
de akte houdende vermindering van eis in reconventie van 20 juni 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
Plein is een Duitse mode-ontwerper. Hij brengt onder zijn eigen naam onder meer kleding en schoeisel op de markt, veelal bewerkt met skulls, studs, exotische leersoorten en biker-elementen. Plein is houder van in ieder geval de volgende merken (hierna: de merken)1.:
- het Uniewoordmerk “ PHILIPP PLEIN ”, ingeschreven op 21 januari 2005 onder nummer 002966505 voor waren in de klassen 3, 14, 18, 20, 21, 24, 25 en 28;
- het Uniewoordmerk “PLEIN”, ingeschreven op 1 augustus 2012 onder nummer 010744837 voor waren in de klassen 3, 14, 18, 20, 21, 24, 25 en 28;
- Het Unie beeldmerk ingeschreven op 3 maart 2013 onder nummer 009869777 voor waren in de
klassen 3, 14, 18, 20, 21, 24, 25 en 28;
- het Uniewoordmerk “ PHILIPP PLEIN ”, ingeschreven op 16 juni 2016 onder nummer 014806046 voor waren in de klassen 3, 9, 14, 18, 20, 21, 24, 25, 26, 28, 35 en 41;
- het Unie beeldmerk
2.
ingeschreven op 16 juni 2016 onder nummer 014806061 voor waren in de klassen 3, 9, 14, 18, 20, 21, 24, 25, 26, 28, 35 en 41.
2.2.
Rafaello expoliteert een modezaak in Rotterdam aan de Lijnbaan 49, genaamd “Jacobs”. Sarvari Holding is bestuurder en enig aandeelhouder van Rafaello. [gedaagde 3] is bestuurder en enig aandeelhouder van Sarvari Holding.
2.3.
Op 8 december 2016 is door derden, op verzoek van Plein, bij Jacobs een proefaankoop gedaan van een zwart T-shirt dat werd aangeboden als afkomstig van Philipp Plein . Met betrekking tot dit T-shirt is door Plein een op 27 april 2017 gedateerde witness statement, getekend door Philipp Plein in persoon, overgelegd waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Philipp Plein verklaart vervolgens:
2.4.
Bij beschikking van 4 mei 2017 is op verzoek van Plein ten laste van Rafaello en Sarvari Holding door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verleend aan Plein tot het leggen van beslag tot afgifte, conservatoir bewijsbeslag alsmede conservatoir verhaalsbeslag, en is bepaald dat de in beslag tot afgifte en bewijsbeslag genomen zaken in gerechtelijke bewaring zullen worden gegeven. Het beslag tot afgifte ziet op zich onder controle van Rafaello en Sarvari Holding bevindende producten die worden aangeboden als zijnde afkomstig van Plein.
2.5.
Uit de daartoe opgemaakte processen-verbaal van deurwaarder [de deurwaarder] blijkt dat op 9 mei 2017 in de winkel van Rafaello 35 kledingstukken in conservatoir beslag tot afgifte3.zijn genomen; op (een deel van) de aan- en verkoopadministratie is conservatoir bewijsbeslag gelegd. De beslagen zaken en bescheiden zijn vervolgens in gerechtelijke bewaring gegeven. De deurwaarder heeft de in beslag genomen producten als volgt omschreven:
2.6.
Door Plein is een expertise uitgevoerd op de in beslag genomen producten. In dat kader is een tweede, op 5 juni 2017 gedateerde, witness statement overgelegd met de volgende inhoud:
Onder de verklaring is een lijst opgenomen met de inbeslaggenomen kleding en er achter zijn foto’s van de kleding en (een deel van de) aangetroffen labels gehecht.
2.7.
Ook zijdens RSR is een expertise op de in beslag genomen kleding uitgevoerd. In het verslag van [Recherchebureau] , gedateerd op 11 juni 2017 en opgemaakt door [A] , is onder meer het volgende opgenomen:
(afbeelding)
(afbeelding)
(afbeeldingen)
(…)
2.8.
De in 2.6 genoemde witness statement van Philipp Plein met betrekking tot de in beslag genomen producten is aangevuld in een op 29 december 2017 gedateerde verklaring, wederom ondertekend door Philipp Plein . In deze verklaring geeft hij aan dat alle 35 producten fysiek zijn beoordeeld door [productmanager] , product manager bij Philipp Plein . In de verklaring zijn foto’s van de producten opgenomen met een toelichting waarom het betreffende product counterfeit is. Daarin wordt bij bepaalde producten aangegeven in hoeverre het afwijkt van het originele product.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
Plein vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair RSR ieder voor zich te bevelen, met ingang van de datum van betekening van dit vonnis, iedere handeling waardoor inbreuk wordt gemaakt op de aan Plein toekomende Uniemerken, of welke anderszins onrechtmatige handelingen jegens Plein zijn, te staken en gestaakt te houden;
subsidiair gedaagde sub 2 en gedaagde sub 3 ieder voor zich te bevelen, met ingang van de datum van betekening van dit vonnis, te staken en gestaakt te houden ieder onrechtmatig handelen jegens Plein waaronder begrepen betrokkenheid bij het bestellen, de aankoop, de distributie, het aanbieden, het verkopen, de opslag, het leveren en/of verhandelen, alles in de ruimste zin van het woord, van Philipp Plein producten welke niet door of vanwege Plein zijn geproduceerd, niet door of vanwege Plein in het verkeer zijn gebracht en/of op welke waren zonder toestemming van Plein zijn Uniemerken zijn aangebracht [hierna: Inbreukmakende Producten];
II. RSR ieder voor zich te bevelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, aan de raadsman van Plein een door een registeraccountant gecertificeerde opgave te doen van:
- het aantal door hen verhandelde Inbreukmakende Producten tot en met heden, een en ander onder overlegging van in- en verkoopfacturen, orderbevestigingen, bankafschriften en/of andere deugdelijke bewijsstukken;
- de namen en adressen van de personen en/of bedrijven van wie RSR deze Inbreukmakende Producten hebben afgenomen, een en ander onder overlegging van facturen en/of andere deugdelijke bewijsstukken;
III. RSR ieder voor zich te bevelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de bij hen aanwezige Inbreukmakende Producten aan de raadsman van Plein ter vernietiging af te geven;
IV. RSR ieder voor zich te bevelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de 35 inbeslaggenomen Inbreukmakende Producten, welke thans in gerechtelijke bewaring zijn afgegeven aan deurwaarderskantoor [X] , aan Plein op een door Plein te bepalen plaats om niet over te dragen ter vernietiging op kosten van RSR;
V. te bepalen dat Plein door afgifte de beschikking krijgt over, en aldus inzage krijgt in, alle administratie (zowel digitaal als schriftelijk) welke onder het onderhavige bewijsbeslag bij RSR in beslag is genomen, althans een zodanige (andere) beslissing neemt als zij in goede justitie geraden acht;
VI. RSR ieder voor zich te bevelen om binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door uw Rechtbank in goede justitie vast te stellen termijn, aan de raadsman van Plein rekening en verantwoording af te leggen van de winst die RSR ten gevolge van de in het lichaam van deze dagvaarding bedoelde merkinbreuk hebben genoten, welke rekening en verantwoording door een registeraccountant dient te zijn gecertificeerd, alsmede deze winst binnen dezelfde termijn af te dragen aan Plein;
VII. RSR ieder voor zich te bevelen om aan Plein ten titel van dwangsom te betalen een bedrag van € 5.000, althans een door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, per overtreding van één van de hiervoor onder sub I tot en met sub VI genoemde bevelen, voor wat betreft sub VI uitsluitend met betrekking tot de rekening en verantwoording, dan wel, naar keuze van Plein, voor iedere dag – een gedeelte van de dag daaronder begrepen – dat RSR in strijd met enig bovengenoemd bevel handelen, dan wel, eveneens naar keuze van Plein, voor ieder Inbreukmakende Product ten aanzien waarvan RSR in strijd handelen met het onder sub I bedoelde bevel;
VIII. RSR primair hoofdelijk te veroordelen om aan Plein te vergoeden alle schade die Plein heeft geleden, lijdt en nog zal lijden als gevolg van het in het lichaam van de dagvaarding omschreven onrechtmatig handelen van RSR (meer in het bijzonder merkinbreuk), nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet, vermeerderd met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag waarop Plein de schade heeft geleden en/ of lijdt en/of nog zal lijden, althans vanaf de dag der dagvaarding tot die hoofdelijk der algehele voldoening; des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten;
althans subsidiair RSR ieder voor zich te bevelen om aan Plein te vergoeden alle schade die Plein heeft geleden, lijdt en nog zal lijden als gevolg van het in het lichaam van de dagvaarding omschreven onrechtmatig handelen van die gedaagde, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet, vermeerderd met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag waarop Plein de schade heeft geleden en/ of lijdt en/of nog zal lijden, althans vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
IX. gedaagde te veroordelen om aan Plein te vergoeden alle schade die Plein heeft geleden, lijdt en nog zal lijden als gevolg van het in het lichaam van de dagvaarding omschreven onrechtmatig handelen van gedaagde (meer in het bijzonder de auteursrecht- en merkinbreuk), nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet, vermeerderd met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag waarop Plein de schade heeft geleden en/ of lijdt en/of nog zal lijden, althans vanaf de dag der dagvaarding tot die hoofdelijk der algehele voldoening;
VII. RSR hoofdelijk te veroordelen om aan Plein te vergoeden de door Plein in redelijkheid gemaakte en nog te maken gerechtelijke kosten en andere kosten die Plein heeft gemaakt en nog zal moeten maken, conform het bepaalde in artikel 1019h Rv4., te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die der algehele voldoening.
3.2.
Plein voert hiertoe aan dat door Rafaello zogenaamde counterfeit producten voorzien van de Plein-merken zijn aangeboden en verhandeld, zodat sprake is van merkinbreuk als bedoeld in artikel 9 lid 2 jo artikel 15 lid 1 UMVo5..
3.3.
RSR voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
RSR vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, (na vermindering van eis):
onvoorwaardelijk
- opheffing van het beslag op de producten van RSR, met een last tot teruggave van de goederen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis;
- veroordeling van Plein tot betaling van een schadevergoeding voor het verlies van verkoopwaarde van de in beslag genomen producten van € 17.940 en reputatieschade van € 10.000 met wettelijke rente sedert datum aankoop tot betaling;
- de proceskosten ex artikel 1019h Rv;
voorwaardelijk, indien aan RSR een bewijsopdracht wordt verstrekt:
- veroordeling van Plein om alle productnummers van de artikelen die in beslag zijn genomen in te brengen.
3.6.
RSR voert daartoe aan dat de in beslag genomen kleding geen counterfeit is maar door Plein zelf binnen de EER op de markt is gebracht en dat de (wijze van) beslaglegging schadelijk is voor haar bedrijfsvoering.
3.7.
Plein voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
Bevoegdheid
4.1.
De bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van dit geschil volgt uit artikel 123 lid 1, artikel 124 aanhef en onder a en artikel 125 lid 1 van de UMVo in verbinding met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk, nu Plein aan haar vorderingen inbreuk op haar Uniemerken ten grondslag heeft gelegd en RSR hun vestigingsplaats in Nederland hebben. De bevoegdheid in reconventie vloeit voort uit artikel 8 lid 3 Brussel I-bis Vo6.jo 122 lid 1 UMVo.
in conventie voorts
Met betrekking tot Sarvari Holding en [gedaagde 3]
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat Plein onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht om te komen tot enige vorm van aansprakelijkheid aan de zijde van Sarvari Holding en [gedaagde 3] . De enkele omstandigheid dat [gedaagde 3] indirect (namelijk via Sarvari Holding) en Sarvari Holding direct de enige bestuurder (en aandeelhouder) van Rafaello is, is daarvoor in ieder geval onvoldoende. De enkele stelling dat zij “opzettelijk betrokken”7.zijn bij de gestelde merkinbreuk, is niet op enige wijze geconcretiseerd. De vorderingen tegen Sarvari Holding en [gedaagde 3] worden derhalve afgewezen.
4.3.
Hieruit vloeit voort dat Sarvari Holding en [gedaagde 3] als zijnde de in het gelijk gestelde partij in aanmerking komen voor vergoeding van hun redelijke en evenredige advocaatkosten. Die worden begroot op grond van artikel 1019h Rv aangezien de vordering van Plein is gegrond op merkinbreuk en derhalve een vordering betreft tot handhaving van IE-rechten. Gelet op de samenhang met de procedure tegen Rafaello oordeelt de rechtbank over de hoogte van die kosten hierna (sub 4.20).
Met betrekking tot Rafaello
4.4.
Plein stelt dat elk van de 35 stuks inbeslaggenomen producten om diverse redenen zijn aan te merken als namaak. Voor zover geen sprake zou zijn van namaak, stelt Plein dat de producten niet door hem of met zijn toestemming in de EER in het verkeer zijn gebracht.
4.5.
Rafaello heeft betwist dat sprake is van namaak en als meest verstrekkend verweer
aangevoerd dat sprake is van uitgeputte waar. Zij heeft in dat kader stukken overgelegd waaruit de paper trail moet worden afgeleid die loopt vanaf Philipp Plein International AG (hierna: PP AG). PP AG zou de gesteld inbreukmakende producten hebben verkocht aan de Italiaanse rechtspersoon DIVO srl (hierna: Divo) die de producten op haar beurt zou hebben verkocht aan de inkoper van Rafaello, de Nederlandse vennootschap Casa Italia “Fashion & Design” B.V. (hierna: Casa Italia).
4.6.
Op grond van artikel 9 lid 2 sub a UMVo is de merkhouder gerechtigd iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van een teken in het economische verkeer voor waren en diensten te verbieden wanneer het teken gelijk is aan het merk en wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk zijn aan die waarvoor het merk is ingeschreven. Het is in beginsel aan de partij die zich beroept op de in artikel 15 lid 1 UMVo bedoelde merkenrechtelijke uitputting, in dit geval Rafaello, om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de merkartikelen voor het eerst door of met toestemming van de merkhouder in de EER in het verkeer zijn gebracht8..
4.7.
Rafaello heeft aangevoerd dat een uitzondering op voormeld uitgangspunt moet worden aangenomen omdat er een reëel gevaar bestaat van afscherming van nationale markten in strijd met de in de artikelen 34 en 36 van het VWEU9.verankerde bescherming van het vrije verkeer van goederen wanneer hij de uitputting zelf dient te bewijzen. Plein heeft echter bestreden dat sprake is van afscherming van nationale markten en in dat kader aangevoerd dat ieder bedrijf dat aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet, naar de showroom in Milaan kan komen om daar de producten te bestellen. Rafaello heeft daar verder niets tegen in gebracht en ook verder geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit afscherming van nationale markten zou moeten blijken. Voor omkering van de bewijslast als bedoeld in 4.6 is dan ook geen plaats.
4.8.
Het voorgaande betekent dat het aan Rafaello is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de gesteld inbreukmakende producten met toestemming van Plein in de EER in het verkeer zijn gebracht. In de uitspraak van het Hof van Justitie EG Sebago/GB10.is voorts bepaald dat daartoe is vereist dat voor elk product afzonderlijk wordt gesteld en zo nodig bewezen dat sprake is van uitputting. In die zaak ging het om schoenen (waarvan de authenticiteit niet in geschil was) waarvan reeds eerder een partij met toestemming van de merkhouder was geïmporteerd. De vraag was aan de orde of daarmee ook ten aanzien van een andere partij uitputting moest worden aangenomen. Het Hof van Justitie overwoog dat dat niet het geval was: “Deze bescherming [lees: de bescherming van artikel 7 van de Merkenrichtlijn11., vergelijkbaar met het huidige artikel 15 UMVo] zou evenwel worden uitgehold, indien het recht van de merkhouder zou zijn uitgeput in de zin van artikel 7 zodra[,] hij heeft ingestemd met het op de markt brengen op dit grondgebied van producten die identiek zijn met of soortgelijk aan die waarvoor de uitputting wordt aangevoerd.”
4.9.
Alvorens te beoordelen of Rafaello het op haar rustende bewijs heeft geleverd, overweegt de rechtbank als volgt. Tussen partijen is niet langer in geschil dat in de sub 2.5 genoemde beschrijving van de deurwaarder in het proces-verbaal niet alle artikelnummers juist zijn genoemd (deels zijn de barcodes opgenomen) en dat juist deze artikelnummers noodzakelijk zijn voor de identificatie van de producten. Door Plein is in dat verband alsnog een overzicht van de artikelcodes overgelegd (opgenomen achter de sub 2.6 genoemde witness statement). Rafaelo heeft als productie 1 bij haar akte van 28 maart 2018 ook nog foto’s van de producten met labels overgelegd. Een combinatie van deze gegevens leidt tot het hierna opgenomen overzicht, waarbij de rechtbank tot uitgangspunt heeft genomen de afbeeldingen van de producten en de labels zoals opgenomen in de door Plein overgelegde witness statement. De foto’s die Rafaello nog bij akte heeft overgelegd, wijken daarvan met betrekking tot enkele artikelen af (nr. 22, 24, 25, 27); voor zover van belang zal de rechtbank hierna bespreken wat dat voor haar oordeel betekent.
4.9.1.
Ter zitting is door Plein uitgelegd wat het systeem is van de artikelnummers. Als voorbeeld kan worden genomen het eerste in beslag genomen product, een blauwe jeans-broek: S17C staat voor het seizoen, MDT0104 geeft aan welk product het betreft, PDE013N heeft betrekking op het materiaal, 36 WA colorado ziet op de kleur en 30 ziet op de maat.
nummer p-v | seizoen | productcode | materiaal | Kleur + nadere omschrijving | maat | omschrijving pv |
1. | S17C | MDT0104 | PDE013N | 36 WA colorado | 30 | Jeans blauw |
2. | FW16 | HD112536 | 14XM | legacy blue | 31 | Jeans blauw |
3. | S17C | MDT0085 | PDE013N | 34WA arizona | 29 | Jeans zwart |
4. | S17C | MDT0091 | PDE013N | 34WA arizona | 29 | Jeans zwart |
5. | S17C | MDT0104 | PDE013N | 36WA colorado | 29 | Jeans blauw |
6. | FW16 | HD112536 | 14XM | legacy blue | 30 | Jeans blauw |
7. | FW16 | HD102540 | 08JK | jolly blue | 30 | Jeans blauw |
8. | S17C | MDT0085 | PDE013N | 38WA hampton | 31 | Jeans zwart |
9. | S17C | MDT0088 | PDE013N | 38WA hampton | 29 | Jeans zwart |
10. | F016 | HM684662 | 02 black | S | Jogging trouser zwart | |
11. | S17C | MTK0034 | PJY002N | 0201 black/ white | S | Shirt zwart |
12. | S17C | MTK0135 | PJY002N | 02 black | M | Shirt zwart |
13. | S17C | MTK0135 | PJY002N | 02 black | S | Shirt zwart |
14. | FW16 | HM342787 | 02 black | S | Shirt zwart | |
15. | FW16 | HM342775 | 02 black | S | Shirt zwart | |
16. | S17A | MVA0018 | PLE037N | R5K Rosso/Nickel Belt Chelsea | 90 | Riem oranje/rood met doos |
17. | S17A | MVA0018 | PLE037N | 02K Black/Nickel Belt Chelsea | 95 | Riem zwart zonder doos |
18. | FW16 | AM773174 | 0216 Black/Gold Belt Golden Boy | 100 | Riem zwart met doos | |
19. | S17A | MVA0018 | PLE037N | 02K Black/Nickel Belt Chelsea | 95 | Riem zwart zonder doos |
20. | S17A | MVA0018 | PLE037N | R5K Rosso/Nickel Belt Chelsea | 100 | Riem rood/oranje met doos |
21. | FW15 | AM826817 | 02 Black/White | 0 | Cap zwart | |
22. | Label ontbreekt | 0 | Cap groen | |||
23. | FW15 | AM826811 | 02 Black | 0 | Cap zwart | |
24. | Label ontbreekt | Schoenen zwart zonder doos | ||||
25. | S17S | MSC0020 | PLE008N | S5 grey | 43 | Schoenen “Runner” grijs met doos |
26. | FW16 | SM150485 | 02 Black “Sudbury” | 39 | Low sneakers ‘Sudbury’ met doos zonder deksel | |
27. | S17S | MSC0020 | PLE008N | S5 grey | 40 | Runner ‘Hainan’ met doos |
28. | S17S | MSC0053 | PLE006N | 01K white/nickel | 40,5 | Top platforms schoenen met doos |
29. | FW16 | SM150499 | 02 black “Portland” | 43 | Sneakers ‘Portland’zwart met doos | |
30. | FW16 | SM152635 | 01 white | 40,5 | Low sneakers ‘Tusk’ wit met doos | |
31. | S17S | MSC0032 | PLE006N | B5 blue “Kelaa” | 40,5 | Mid top platforms schoen blauw met doos |
32. | S17S | MSC0032 | PLE006N | 02 black “Kelaa” | 41 | Mid top platforms schoen ‘Kelaa’ met doos |
33. | S17C | MJO0022 | PJO002N | 02 “Reliable” | L | Sweatshirt zwart |
34. | FW16 | HM342775 | 02 black “a big trouble” | XL | T-shirt zwart | |
35. | FW16 | HM342787 | 02 black “cryptic” | XL | T-shirt zwart |
4.9.2.
Rafaello heeft bij akte van 23 maart 2018 facturen overgelegd ter onderbouwing van de door haar gestelde paper trail die zou lopen vanaf PP AG, via Divo en Casa Italia tot haar. Productie 2 bij deze akte bevat facturen van Casa Italia aan Rafaello, productie 3 facturen van Divo aan Casa Italia en productie 4 facturen van PP AG aan Divo. Met handmatig erbij geschreven nummers geeft Rafaello aan op welke van de in beslag genomen producten de facturen betrekking hebben. Overigens is niet in geschil dat met eventuele toestemming van PP AG, toestemming door Plein gegeven is. Plein heeft wel bestreden dat uit de overgelegde facturen een volledige overgang van rechten (de zogenaamde chain of title) van Plein naar Rafaello volgt. In een schematisch overzicht (productie 13) geeft Plein aan waar per product de chain of title stokt.
4.10.
De rechtbank gaat eerst in algemene zin in op enkele terugkerende bezwaren van Plein.
4.10.1.
Plein merkt op dat op de facturen van Casa Italia geen maten staan vermeld en verbindt daaraan de conclusie dat, ook als de rest van de paper trail wel zou kloppen, de volledige chain of title niet kan worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat als de aantallen die voorkomen op de facturen van Casa Italia niet hoger zijn dan die op de facturen van Divo en de aantallen op de facturen van Divo op hun beurt weer niet hoger zijn dan die op de facturen van PP AG, en bovendien de maten in de factuur van PP AG overeenkomen met die in de facturen van Divo, de enkele omstandigheid dat de maten in de factuur van Casa Italia niet zijn vermeld onvoldoende is om de juistheid van de chain of title te betwisten.
4.10.2.
Plein wijst er voorts op dat het voorkomt dat op de facturen van Divo voor sommige kledingstukken andere maataanduidingen staan dan op de facturen van PP AG en dat reeds daarom de volledige chain of title niet kan worden vastgesteld. De rechtbank gaat aan dat bezwaar voorbij. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de kledingbranche verschillende maataanduidingen worden gebruikt, zoals “gewone” confectiematen (verschillend voor dames- en herenkleding), jeans-maten en aanduidingen als XS en L. Het lijkt er op dat Divo confectiematen en aanduidingen als XS en L gebruikt en Plein jeans-maten. Deze kunnen niet één op één worden omgezet, maar heren confectiemaat 46 en dames confectiemaat 38 komen grofweg overeen met jeansmaat 30 en die maat zit over het algemeen tussen S en M in. Voor zover de rechtbank hierna met betrekking tot de maataanduidingen niet anders overweegt, wordt in het navolgende dan ook aan de opmerkingen van Plein over de verschillende maataanduidingen voorbijgegaan.
4.10.3.
Plein wijst er tenslotte op dat een deel van de overgelegde facturen van PP AG zijn geanonimiseerd in die zin dat de gegevens van de koper en de datum niet zichtbaar zijn. Zij stelt dat dit in de weg staat aan het reconstrueren van een sluitende chain of title. De rechtbank gaat ook aan dat bezwaar voorbij. Plein stelt immers niet dat de betreffende facturen vervalst zijn of zijn uitgebracht aan een ander dan Divo. Daartoe is ook geen aanleiding. Één van de geanonimiseerde facturen blijkt ook in niet-geanonimiseerde vorm te zijn overgelegd en uit die niet-geanonimiseerde factuur (de factuur van 17 januari 2017 met nummer 120128521) blijkt dat deze ook is gericht aan Divo. Bovendien staan op alle geanonimiseerde facturen dezelfde – kennelijk door de ontvanger aangebrachte – stempels als op de niet-geanonimiseerde facturen, en daarin zijn handmatig gegevens aangebracht in een handschrift dat ook steeds hetzelfde lijkt te zijn. De rechtbank is derhalve van oordeel dat Plein onvoldoende naar voren heeft gebracht om bij de beoordeling van de vraag of sprake is van uitgeputte waar de geanonimiseerde facturen buiten beschouwing te laten.
4.11.
Met inachtneming van het vorengaande, bespreekt de rechtbank aan de hand van de door Rafaello overgelegde facturen per product de chain of title.
Nummers 1 en 5
Op de factuur van Casa Italia van 6 februari 2017 staan 4 stuks “Denim Philipp Plein ” met de zelfde product- en kleurcode. Op de factuur van Divo van 31 januari 2017 komen 4 artikelen met dezelfde product- en kleurcode voor in de maten 46 tot en met 52. Op een geanonimiseerde factuur van PP AG komen ook 4 broeken voor met deze product- en kleurcode in de maten 29 tot en met 32. Plein voert aan dat op de betreffende facturen van Casa Italia en Divo de materiaalcode afwijkt: vermeld wordt PDE010N in plaats van PDE013N zodat geen sprake is van een sluitende chain of title. De rechtbank stelt vast dat veel jeans broeken de materiaalcode PDE013N hebben en dat de materiaalcode PDE010N verder niet voorkomt. Nu de productcodes, kleurcodes, aantallen en maatvoering overeenkomen (zie hiervoor sub 4.10.2), gaat de rechtbank er dan ook van uit dat sprake is van een typefout bij de vermelding van de materiaalcode op de factuur van Divo die vervolgens is overgenomen door Casa Italia. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
Nummers 2 en 6
Op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017 staan 7 stuks “Jeans Phillip Plein” met deze productcode. Op de factuur van Divo van 3 november 2016 staan 7 paar jeans vermeld met het zelfde productnummer. Op de factuur van PP AG van 24 juni 2016 komen 7 producten voor met dit nummer. De opmerking van Plein dat PP AG maar 2 stuks heeft verkocht aan Divo en dat Divo dezelfde hoeveelheid verkoopt aan Casa Italia terwijl die 7 stuks levert aan Rafaello, kan de rechtbank niet plaatsen zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
Nummers 3 en 8
Op de factuur van Casa Italia van 6 februari 2017 staan 3 stuks “Denim Philipp Plein ” met dit productnummer. Op de factuur van Divo van 31 januari 2017 staan 3 paar jeans vermeld met het zelfde productnummer. Op een geanonimiseerde factuur van PP AG komen ook 3 producten voor met dit nummer. De maten op de factuur van PP AG zijn 29, 30 en 32; op die van Divo worden 46, 48 en 50 vermeldt. Gelet op hetgeen hiervoor sub 4.10.2 is overwogen ontloopt dat elkaar niet. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 4
Uit het schema dat Plein heeft overgelegd als productie 13 blijkt geen ander commentaar op de paper trail van deze jeans dan dat sprake is van een geanonimiseerde factuur van PP AG, aan welk verweer de rechtbank met een verwijzing naar 4.10.3 voorbij gaat. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van dit product sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 7
Op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017 staan 7 stuks “Jeans Phillip Plein” met het betreffende productnummer vermeld. Dat geldt ook voor de factuur van Divo van 3 november 2016 en de factuur van PP AG van 7 september 2016. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van dit product sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 9
Uit het schema dat Plein heeft overgelegd als productie 13 blijkt dat deze jeans volgens hem ontbreekt op de facturen van Casa Italia. De rechtbank volgt dat niet. Op de factuur van Casa Italia van 6 februari 2017 staan 4 stuks “Denim Philipp Plein ” met het betreffende productnummer vermeld. Dat geldt ook voor de factuur van Divo van 31 januari 2017. Op een geanonimiseerde factuur van PP AG komen ook 4 producten voor met dit nummer. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van dit product sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 10
Op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017 staan 3 stuks “Jogging trouser Philip Plein” met het betreffende productnummer vermeld. Dat geldt ook voor de factuur van Divo van 3 november 2016 en op de factuur van PP AG van 24 juni 2016 staan 6 stuks hiervan vermeld. De opmerking in het schema van Plein dat PP AG slechts 2 stuks verkoopt aan Divo, kan de rechtbank niet plaatsen. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van dit product sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 11
Op de factuur van Casa Italia van 6 februari 2017 staan 3 stuks “T-shirt Philipp Plein ” met dezelfde productcode vermeld. De kleurcode komt ook overeen, maar PP merkt terecht op dat de materiaalcode afwijkt. Op de factuur van Divo van 31 januari 2017 staan 3 producten met dezelfde productcode, materiaalcode en kleurcode als op voormelde factuur van Casa Italia. Op een ongedateerde en geanonimiseerde factuur van PP AG komen drie producten voor met dezelfde productcode, kleurcode én materiaalcode als vermeld bij nr. 11. De omschrijving van dat artikel komt ook overeen met omschrijving op het label: T-shirt Round Neck SS “Efficient”. De rechtbank gaat er gelet op die overeenkomsten vanuit dat sprake is van een onjuiste vermelding van de materiaalcode op de factuur van Divo, die is overgenomen door Casa Italia. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van dit product sprake is van een volledige chain of title.
Nummers 12 en 13
Op de factuur van Casa Italia van 6 februari 2017 staan 3 stuks “T-shirt Philipp Plein ” met dezelfde productcode vermeld. De kleurcode komt ook overeen, maar PP merkt terecht op dat de materiaalcode afwijkt. Op de factuur van Divo van 31 januari 2017 staan 3 producten met dezelfde productcode, materiaalcode en kleurcode als op voormelde factuur van Casa Italia. Op een ongedateerde en geanonimiseerde factuur van PP AG komen drie producten voor met dezelfde productcode, kleurcode én materiaalcode als vermeld bij nr. 12 en 13. De omschrijving van dat artikel komt ook overeen met omschrijving op het label: T-shirt Round Neck SS “Animals skull”. De rechtbank gaat er gelet op die overeenkomsten vanuit dat sprake is van een onjuiste vermelding van de materiaalcode op de factuur van Divo, die is overgenomen door Casa Italia. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
Nummers 14 en 35
Op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017 staan 4 stuks “T-shirt Philipp Plein ” met dezelfde productcode vermeld. Deze 4 komen terug op de factuur van Divo van 3 november 2016. Op de factuur van PP AG van 7 september 2016 staan 8 producten met deze code vermeld. De opmerking in het schema van Plein dat PP AG slechts 2 stuks verkoopt aan Divo, die er 1 verkoopt aan Casa Italia en er vervolgens 4 verkoopt aan Rafaello kan de rechtbank niet plaatsen, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
Nummers 15 en 34
Op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017 staan 4 stuks “T-shirt Philipp Plein ” met dezelfde productcode vermeld. Deze komen terug op de factuur van Divo van 3 november 2016 en in hetzelfde aantal op de factuur van PP AG van 7 september 2016. De opmerking van Plein over niet-corresponderende aantallen kan de rechtbank niet volgen, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
Nummers 16, 17, 19 en 20
Uit het schema dat Plein heeft overgelegd als productie 13 blijkt geen ander commentaar op de paper trail dan dat de matenindicatie ontbreekt, in het bijzonder voor nr. 20. Dat laatste volgt de rechtbank niet. Op de factuur van Divo staan twee riemen genoemd in de categorie rechts naast 90 en 95, wat naar de rechtbank aanneemt 100 of hoger is. Op een geanonimiseerde factuur van PP AG staan eveneens twee riemen genoemd met maat 100. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 18
Op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017 staan 4 riemen met dit productnummer genoemd. Deze 4 komen terug op de factuur van Divo van 3 november 2016 en de factuur van PP AG van 24 juni 2016 waar er ook 4 zijn opgenomen. De opmerking van Plein over niet-corresponderende aantallen kan de rechtbank niet volgen, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van dit product sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 21, 22 en 23
Rafaello heeft zelf niet aangegeven waar deze artikelen op de facturen van Casa Italia zijn terug te vinden. De rechtbank heeft wel gezien dat op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017 4 artikelen staan vermeld met de omschrijving “CAPS DSQUARED”. Het daarbij opgenomen productnummer lijkt echter in het geheel niet op de nummers die bij de hier besproken petten behoren. Op de factuur van Divo van 3 november 2011 staan wel 4 artikelen met hetzelfde productnummer als op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017, maar met als kleur “Beige”. Twee van de drie petten waar het om gaat zijn echter blijkens de kleurcode op het label zwart. Op de overgelegde facturen van PP AG kan de rechtbank geen petten terugvinden. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten géén sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 24 en 29
Plein merkt terecht op dat uit de overgelegde facturen blijkt dat slechts één paar van deze schoenen met maat 43 is geleverd, en niet twee paar. Echter, van nummer 24 is de maat onbekend. Van deze schoenen blijkt uit het proces-verbaal van de deurwaarder geen andere informatie dan dat het om sneakers gaat en dat de doos ontbreekt. Uit de door Plein aan de als productie 10 overgelegde witness statement gehechte foto met toelichting, blijkt dat de verpakking en het label ontbreken; een maat wordt niet vermeld. Op de door Rafaello overgelegde foto met label staat een doos met maat 43 vermeld, maar dat is in tegenstelling tot de constatering van de deurwaarder dat tijdens het beslag van nummer 24 geen doos met label is aangetroffen. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de doos op deze foto die is overgelegd door Rafaello, de doos is die bij nr. 29 hoort en dat Plein ten onrechte ervan uitgaat dat ook de schoenen met nr. 24 maat 43 hebben. Op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017 staan 8 paar sneakers met dit productnummer vermeld. Op de factuur van Divo van 3 november 2016 staan 8 paar genoteerd, waarvan één paar in maat 43 en één paar met een onbekende maataanduiding, maar genoteerd in het vakje + naast 43, mogelijk maat 43,5. Op de factuur van PP AG van 24 juni 2016 staan 8 paar van deze schoenen genoteerd, waaronder een paar in maat 43 en een paar in maat 43,5. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 25 en 27
Sneakers met deze productcode treft de rechtbank niet aan op de overgelegde facturen. Volgens de foto’s die Rafaello van de productlabels heeft overgelegd, gaat het om andere sneakers, namelijk de “Kelaa” sneakers, waarvan ook twee paar (nummer 31 en 32) in beslag zijn genomen. Ook Plein gaat daar van uit. Als daarvan wordt uitgegaan, heeft Plein een punt: het zou dan gaan om 3 paar schoenen in maat 40,5 (25, 27 en 31). Op de factuur van Casa Italia van 6 februari 2017 staan 4 paar schoenen met het bij de Kelaa behorende productnummer vermeld. Dat geldt ook voor de factuur van Divo van 31 januari 2017 en de factuur van PP AG van 17 januari 2017. Uit deze facturen blijkt inderdaad niet dat drie maal maat 40,5 is geleverd. Hoe dit dan ook precies zij, tot het oordeel dat ook ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title kan de rechtbank niet komen.
Nummer 28
Uit het schema van Plein blijkt geen ander commentaar op de paper trail van deze schoenen dan de opmerking dat de factuur van Casa Italia geen matenindicatie geeft, aan welk verweer de rechtbank met een verwijzing naar 4.10.1 voorbij gaat. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van dit product sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 30
Op de factuur van Casa Italia van 20 juli 2017 staan 4 paar sneakers met de betreffende productcode. Dit zelfde aantal komt terug op de factuur van Divo van 3 november 2016 en op de factuur van PP AG van 27 juli 2016. De opmerking van Plein dat de aantallen niet overeenkomen, kan de rechtbank dan ook niet plaatsen zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van dit product sprake is van een volledige chain of title.
Nummers 31 en 32
Deze sneakers komen voor op de factuur van Casa Italia van 6 februari 2017, de factuur van Divo van 31 januari 2017 en de factuur van PP AG van 17 januari 2017, steeds 4 stuks. Het is de rechtbank niet duidelijk waarom Plein op haar schema heeft aangegeven dat deze schoenen niet voorkomen op de facturen van Casa Italia, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
Nummer 33
Drie sweatshirts met deze productcode komen voor op de factuur van Casa Italia van 6 februari 2017. De materiaalcode wijkt inderdaad af: PDE010N 02 ipv PJO002N. Op de factuur van Divo staan 3 artikelen met dezelfde hier genoemde product- en kleurcode als op de factuur van Casa Italia. Op een geanonimiseerde factuur van PP AG staan juist 3 shirts vermeld met dezelfde product- en kleurcode als op het label van nr. 33. De rechtbank gaat er gelet op die overeenkomsten vanuit dat sprake is van een onjuiste vermelding van de materiaalcode op de factuur van Divo, die is overgenomen door Casa Italia. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van deze producten sprake is van een volledige chain of title.
4.12.
Op basis van het vorengaande is de rechtbank van oordeel dat van 30 van de 35 in beslag genomen producten is komen vast te staan dat dit producten zijn die met toestemming van Plein in de EER in het verkeer zijn gebracht. Ten aanzien van vijf producten (de petten 21, 22 en 23 en de sneakers 25 en 27) is dat niet het geval. Gelet op het hiervoor sub 4.8 genoemde arrest Sebago/GB kan uit de toestemming ten aanzien van soortgelijke producten niet worden afgeleid dat die toestemming er ook is ten aanzien van andere producten ten aanzien waarvan die toestemming niet gebleken is, zodat de rechtbank ten aanzien van de producten 21, 22, 23, 25 en 27 aanneemt dat sprake is van inbreuk op de merkrechten van Plein. Voor de vorderingen van Plein betekent dat het volgende.
Vorderingen
4.13.
Nu sprake is van merkinbreuk wordt het gevorderde bevel tot staking toegewezen. Aangezien van het grootste deel van de beslagen producten (85%) is gebleken dat die niet inbreukmakend zijn en ook geen andere omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit moet worden afgeleid dat Rafaello nog andere inbreukmakende producten heeft aangeboden/verhandeld dan de vijf hiervoor sub 4.12 bedoelde producten, ziet de rechtbank aanleiding de sub II gevorderde opgave slechts toe te wijzen met betrekking tot de herkomst van die vijf producten en andere producten met dezelfde productcodes (die mogelijk reeds zijn verhandeld). De vordering deze opgave te doen met een door een registeraccountant gecertificeerde opgave, wordt afgewezen. De rechtbank gaat er vanuit dat de op te leggen dwangsom voldoende is om Rafaello, die in het kader van deze procedure openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot haar inkoopkanalen, te bewegen ook met betrekking tot de overige inbreukmakende producten een juiste opgave te doen. Bovendien kan de gevorderde certificering, voor zover hiermee wordt bedoeld dat de accountant een assurance dient te geven dat de opgave een getrouwe weergave van de werkelijkheid is, niet worden toegewezen; een accountant kan op grond van zijn gedragsregels in een situatie als deze slechts bevestigen dat de opgave overeenkomt met de betreffende administratie.
4.14.
De sub III gevorderde afgifte wordt afgewezen op dezelfde grond als hiervoor sub 4.13 is overwogen.
4.15.
De sub IV gevorderde overdracht ter vernietiging kan niet worden toegewezen als gevorderd, nu de rechtbank niet tot het oordeel komt dat Rafaello meer dan de vijf gespecificeerde inbreukmakende producten heeft aangeboden/verhandeld en deze zich bevinden onder de bewaarder zodat Rafaello het niet in haar macht heeft deze producten over te dragen. De rechtbank zal de vordering in zoverre toewijzen dat Rafaello dient te gedogen dat deze vijf producten door de bewaarder ter vernietiging worden overgedragen. De kosten van vernietiging dienen naar het oordeel van de rechtbank te worden gesteld op nihil aangezien drie petten en twee paar sneakers met behulp van een goede schaar snel, efficiënt en zonder noemenswaardige kosten waardeloos kunnen worden gemaakt. Derhalve wordt afgewezen de vordering dat de vernietiging dient plaats te vinden op kosten van Rafaello.
4.16.
Rafaello heeft tegen de sub V gevorderde inzage in alle onder het bewijsbeslag vallende administratie geen verweer gevoerd anders dan dat is betwist dat sprake is van verhandeling van inbreukmakende producten. Nu ten aanzien van een – weliswaar klein – deel wel sprake is van inbreukmakend handelen, wordt de vordering toegewezen met inachtneming van het volgende. Rafaello heeft over de in beslag genomen administratie geen macht aangezien deze zich bevindt onder de bewaarder. Gelijk hetgeen hiervoor sub 4.15 is overwogen met betrekking tot de in beslag genomen producten, wordt dan ook bepaald dat Rafaello afgifte aan en inzage door Plein dient te gedogen.
4.17.
De rechtbank begrijpt het tegen de sub VI gevorderde winstafdracht gevoerde verweer aldus, dat als al sprake zou zijn van ten gevolge van merkinbreuk genoten winst, de vordering moet worden afgewezen omdat de merkinbreuk niet te kwader trouw heeft plaatsgevonden (artikel 122 UMVo jo. 2:21 lid 4 BVIE12.). De rechtbank volgt dat verweer nu is gebleken dat het aanbieden van het grootste deel van de in beslag genomen zaken geen merkinbreuk is geweest. Omstandigheden waaruit wel kwade trouw kan worden afgeleid zijn gesteld noch gebleken.
4.18.
Toegewezen wordt de sub VII gevorderde versterking met een dwangsom van het inbreukverbod en de opgave, met dien verstande dat de hoogte ervan wordt gematigd tot € 1.000 per dag dan wel per inbreukmakend product en gemaximeerd als na te melden.
4.19.
Nu in deze procedure vast staat dat Rafaello merkinbreuk heeft gepleegd, dient zij de daardoor door Plein geleden schade te vergoeden. De vastgestelde inbreuk is echter beperkt tot de vijf inbreukmakende producten die in beslag zijn genomen en in gerechtelijke bewaring zijn gegeven en derhalve de eindconsument niet hebben bereikt. Mogelijk zijn door Rafaello wel andere inbreukmakende producten met dezelfde productcodes als de vijf sub 4.12 bedoelde inbreukmakende producten verhandeld. Nu partijen zich over de hoogte van de schade niet verder hebben kunne uitlaten, ziet de rechtbank aanleiding partijen in dit verband te verwijzen naar de schadestaatprocedure.
Proceskosten
4.20.
Alle partijen hebben proceskosten gevorderd op de voet van artikel 1019h. Zoals hiervoor reeds overwogen komen Sarvari Holding en [gedaagde 3] in aanmerking voor vergoeding van hun redelijke en evenredige advocaatkosten. RSR heeft gezamenlijk een bedrag ad € 25.072,86 gevorderd. Plein heeft daar geen verweer tegen gevoerd, maar de rechtbank ziet aanleiding dit bedrag te matigen tot het maximale indicatietarief voor een gewone bodemzaak, derhalve € 20.000 (gelet op de aanvullende aktewisseling na comparitie). Het door RSR betaalde griffierecht bedraagt € 1.924. RSR heeft zich niet uitgelaten over de verdeling van de kosten, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat ieder één derde daarvan voor zijn rekening neemt. De rechtbank veroordeelt derhalve in conventie Plein in de kosten van Sarvari Holding en [gedaagde 3] , te begroten op € 7.308 per partij.
4.21.
In conventie zijn in de procedure tussen Plein en Rafaello beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, zodat de rechtbank aanleiding ziet de kosten te compenseren in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
in reconventie voorts
4.22.
RSR vordert in reconventie opheffing van het beslag op de producten. Deze vordering kan worden toegewezen voor zover die betrekking heeft op de 30 producten die naar het oordeel in conventie niet onrechtmatig door Rafaello zijn verhandeld. Dat zelfde geldt voor de last tot teruggave, in die zin dat de rechtbank een termijn van 24 uur te kort voorkomt zodat deze wordt gesteld op drie dagen.
4.23.
RSR vordert schadevergoeding voor een verlies van de verkoopwaarde van de in beslag genomen goederen van € 17.940. RSR voert daartoe aan dat de goederen buiten het seizoen onverkoopbaar zijn geworden. Voorts vordert RSR reputatieschade van € 10.000 omdat bij de beslaglegging politie is betrokken hetgeen het imago van de winkel Jacobs heeft aangetast. Plein heeft verweer gevoerd tegen het aanvankelijk gevorderde bedrag aan schadevergoeding ad € 131.521,59 dat uiteindelijk gematigd is tot het hier genoemde bedrag.
4.24.
De gevorderde schadevergoeding voor verlies van verkoopwaarde kan slechts worden toegewezen voor zover deze ziet op de niet-inbreukmakende producten. De rechtbank volgt RSR in haar betoog dat deze producten, die volgens Plein dateren uit 2015 en 2016 (hetgeen door RSR niet is weersproken), op dit moment niet meer tegen de in mei 2017 geldende prijzen kunnen worden verkocht. De rechtbank volgt RSR echter niet als zij wil betogen dat deze in het geheel niet meer kunnen worden verkocht. De rechtbank acht het redelijk uit te gaan van een gehalveerde winstmarge van de 30 producten die met toestemming van Plein binnen de EER zijn gebracht.
4.25.
Volgens RSR bedraagt de netto winstmarge van alle 35 artikelen € 17.940. Dat komt de rechtbank te hoog voor, want dat betekent dat de winstmarge gemiddeld per product € 512,57 bedraagt. Als de rechtbank een paar willekeurige producten bekijkt aan de hand van de prijslabels zoals die zichtbaar zijn in productie 1 bij akte van 23 maart 2018 zijdens RSR en de inkoopprijs zoals die blijkt uit de facturen van Casa Italia, dan ziet de rechtbank het volgende:
Product 1 (jeans): verkoopprijs € 650; inkoopprijs € 240; bruto winstmarge: € 410
Product 9 (jeans): € 595; inkoopprijs € 230; bruto winstmarge: € 365
Product 34 (zwart t-shirt): € 495; inkoopprijs € 185; bruto winstmarge: € 310
Van de schoenen is geen verkoopprijs zichtbaar, maar de inkoopprijs ligt rond € 240-€ 270, dus de bruto winstmarge ligt mogelijk wat hoger dan die van de jeans. Ook van bijvoorbeeld de riemen is geen verkoopprijs zichtbaar, maar de inkoopprijs ligt rond de € 130-150, dus de bruto winstmarge daarvan zal juist lager zijn dan die van jeans.
Op grond hiervan gaat de rechtbank er vanuit dat de gemiddelde bruto winstmarge van de 30 niet-inbreukmakende producten rond de € 300 per product ligt. Dat bedrag dient naar het oordeel van de rechtbank echter te worden gecorrigeerd nu het aannemelijk is dat de producten ook in mei 2017 al niet daadwerkelijk voor de op de prijslabels vermelde prijzen konden worden verkocht, aangezien het producten betreft uit de jaren 2015 en 2016. De rechtbank gaat uit van een bruto winstmarge in 2017 van € 200 per product zodat de totale winstmarge vóór BTW destijds ongeveer € 4.740 zou hebben bedragen. Zoals hiervoor is overwogen dient de schade naar het oordeel van de rechtbank te worden bepaald op de helft van dit bedrag zodat de rechtbank de door RSR geleden schade ex aequo et bono bepaalt op € 2.370. De wettelijke rente wordt toegewezen met ingang van de datum beslaglegging.
4.26.
De gevorderde reputatieschade wordt als zijnde betwist en niet nader onderbouwd afgewezen.
4.27.
Nu geen bewijsopdracht aan RSR wordt verstrekt is de voorwaarde voor de voorwaardelijke vordering niet ingetreden zodat aan beoordeling van die vordering niet wordt toegekomen.
4.28.
Ook in reconventie zijn alle partijen gedeeltelijk in het gelijk gesteld, zodat de rechtbank ook daar aanleiding ziet de kosten te compenseren in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie in de procedure tegen Sarvari Holding en [gedaagde 3]
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Plein in de kosten van Sarvari Holding en [gedaagde 3] en begroot deze kosten per partij op € 7.308 per partij;
in conventie in de procedure tegen Rafaello
5.3.
beveelt Rafaello, met ingang van de datum van betekening van dit vonnis, iedere handeling waardoor inbreuk wordt gemaakt op de merken te staken en gestaakt te houden;
5.4.
veroordeelt Rafaello om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan de raadsman van Plein opgave te doen van de namen en adressen van de personen en/of bedrijven van wie Rafaello de in dit vonnis sub 4.9 omschreven producten met de nummers 21, 22, 23, 25 en 27 en eventuele andere producten met dezelfde productcodes heeft afgenomen, een en ander onder overlegging van facturen en/of andere deugdelijke bewijsstukken;
5.5.
bepaalt dat Rafaello voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 5.4 bepaalde, aan Plein een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag dan wel, naar keuze van Plein, per inbreukmakend product, met een maximum van € 25.000;
5.6.
bepaalt dat Rafaello dient te gedogen dat de in dit vonnis sub 4.9 omschreven producten met de nummers 21, 22, 23, 25 en 27, die thans in gerechtelijke bewaring worden gehouden door deurwaarderskantoor [X] , binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan Plein om niet worden overgedragen ter vernietiging;
5.7.
bepaalt dat Rafaello dient te gedogen dat Plein door afgifte de beschikking krijgt over, en aldus inzage krijgt in, alle administratie (zowel digitaal als schriftelijk) die thans in gerechtelijke bewaring wordt gehouden door deurwaarderskantoor [X] ;
5.8.
veroordeelt Rafaello tot het betalen van schadevergoeding aan Plein, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.9.
compenseert de kosten in die zin dat Plein en Rafaello ieder de eigen kosten draagt;
in reconventie
5.10.
heft op het beslag op de in beslag tot afgifte genomen producten als omschreven sub 4.8 met de nummers 1-20, 24, 26 en 28-35;
5.11.
gelast Plein de in beslag tot afgifte genomen producten als omschreven sub 4.8 met de nummers 1-20, 24, 26 en 28-35 binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis af te geven aan RSR;
5.12.
veroordeelt Plein tot betaling aan RSR van een bedrag van € 2.370 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag per 9 mei 2017 tot aan de dag van volledige vergoeding;
5.13.
compenseert de kosten in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
in conventie tussen alle partijen en in reconventie
5.14.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.15.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.13.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑12‑2018
Raadpleging van de database van het EUIPO-register leert dat het uitsluitend een beeldmerk betreft.
Productie 7 zijdens Plein
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Verordening (EU) nr. 2017/1001 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk
Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, inwerkingtreding: 9-1-2013, PB EU 2012, L 351/1 (de herschikte EEX-Vo).
Dagvaarding randnummer 11
Hof van Justitie EG 8 april 2003, C-244/00, ECLI:EU:C:2003:204 (Van Doren/Lifestyle) en HR 18 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7429 (Lancaster)
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (geconsolideerde versie 2016), Rome, 25 maart 1957
Hof van Justitie EG 1 juli 1999, C-173/98, ECLI:EU:C:1999:347 (Sebago Inc ea/G-B Unic)
Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten
Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), inwerkingtreding: 1-9-2006, laatstelijk gewijzigd bij Trb. 2018, 35
type:coll: