Tegenwoordig geheten het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, Rijkswet van 7 juli 2010 tot aanpassing van rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen, Stb. 2010, 339.
HR, 26-04-2011, nr. 10/01009 A
ECLI:NL:HR:2011:BP1286
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26-04-2011
- Zaaknummer
10/01009 A
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BP1286
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP1286, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑04‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP1286
ECLI:NL:PHR:2011:BP1286, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP1286
- Wetingang
art. 289 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
VA 2012/11 met annotatie van M.L.C.C. de Bruijn-Lückers
Uitspraak 26‑04‑2011
Inhoudsindicatie
1. Denaturering. 2. Unus testis, nullus testis. 3. Voorbedachte raad. Ad 1) Blijkens de nadere bewijsoverweging van het Hof heeft het de door de verdachte in hoger beroep afgelegde, en tot het bewijs gebezigde verklaring mede redengevend geacht voor het bewijs van de voorbedachte raad. De gevolgtrekking van het Hof "dat de verdachte welbewust op zoek was naar [slachtoffer]" is kennelijk op die verklaring gebaseerd. Blijkens de weergave van die verklaring in het bestreden arrest heeft het Hof wat betreft die verklaring en de daarop gebaseerde gevolgtrekking kennelijk en niet onbegrijpelijk beslissend geacht dat de verdachte die nacht in een auto langzaam langs het desbetreffende restaurant is gereden en heeft het daarbij geen gewicht toegekend aan de omstandigheid dat volgens die verklaring de verdachte niet zelf de auto bestuurde. Daarom kan niet worden gezegd dat het Hof bij de weergave van die verklaring in het bestreden arrest - waarin ook naar de letter bezien niet valt te lezen dat de verdachte zelf de auto bestuurde - in dat opzicht aan die verklaring een andere betekenis heeft gegeven. Dat geldt ook wat betreft het gebruik in die weergave van het woord "stapvoets". Ad 2 en 3) HR verwijst naar conclusie AG.
26 april 2011
Strafkamer
nr. 10/01009 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 4 februari 2010, nummer H 88/07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte] geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring "Bon Futuro" op Curaçao.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. J. Goudswaard en mr. I. van Straalen, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden strafvonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De raadslieden hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het Hof, heeft gedenatureerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
"dat hij omstreeks 9 oktober 2006 op het eiland Curaçao opzettelijk met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, toen en daar opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg schoten met een vuurwapen op en/of in de richting van [slachtoffer] afgevuurd, waardoor [slachtoffer] schotverwondingen aan het hoofd bekwam, tengevolge van welke schotverwondingen [slachtoffer] is overleden."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2010, voor zover inhoudende:
"In de nacht van zondag op maandag 9 oktober 2006 ben ik op Curaçao stapvoets langs de Bandera Grill in de wijk Rio Canario gereden."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"In de nacht van 8 op 9 oktober 2006 vond er een schietpartij plaats bij de Bandera Grill. In verband daarmee werd een nader onderzoek bij de Centrale Meldkamer ingesteld naar het binnengekomen meldingstijdstip. Via het actpol systeem werd het meldingsblad verschaft en op het eerste blad is vermeld dat de eerste meldingstijd die bij de Centrale Meldkamer is binnengekomen, 22.58.47 uur was."
c. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1]:
"Ik zag [verdachte] op de avond van de schietpartij bij de Bandera Grill toen ik daar ook was met een meisje genaamd '[betrokkene 1]'. Op een gegeven moment hoorde ik een schot. Ik zag [slachtoffer] op de grond liggen, met zijn borst omhoog. Ik zag toen dat [verdachte] hem nog vier keer in zijn gezicht schoot."
d. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2]:
"Ik stond de avond dat [slachtoffer] werd neergeschoten vlak naast hem. Op een gegeven moment hoorde ik schoten van dichtbij. Ik heb niet gemerkt dat iemand [slachtoffer] en mij benaderd heeft. De persoon die geschoten heeft, moet bij de kofferbak van de auto gestaan hebben. Het geluid klonk alsof het een meter of twee achter mij vandaan kwam. Ik weet hoe een schot klinkt omdat ik dat vaker heb gehoord."
e. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 3]:
"Ik was de avond van 8 op 9 oktober 2006 bij de Bandera grill. Ik heb daar een auto zien langsrijden met onder andere [verdachte] daarin. De auto kwam na ongeveer drie minuten weer terug. Enkele minuten later liepen wij naar de auto om te gaan en hoorde ik een aantal schoten."
f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"In de nacht dat [slachtoffer] werd doodgeschoten zijn wij naar de plaats delict gegaan. Een groep personen liep daar in onze richting en een van de vrouwen uit die groep zei "ma mira kla kla kiko a pasa, mi primu a hasi bon di tire" (hetgeen het Hof leest als "ik heb heel duidelijk gezien wat er is gebeurd, mijn neef heeft er goed aan gedaan op hem te schieten"). Later is uit de verklaring van [getuige 1] gebleken dat deze vrouw [betrokkene 1] is."
g. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"[slachtoffer] is bijgenaamd "[slachtoffer]".
h. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 9 oktober 2006 begaven wij ons naar Bandera Grill. Daar troffen wij een man aan die op zijn rug in een plas bloed lag. Hij vertoonde verschillende schotverwondingen aan zijn hoofd. Door dokter Moses werd de dood geconstateerd. Ter plaatse kwamen een man genaamd [betrokkene 2] die verklaarde dat het slachtoffer zijn zwager was, en een vrouw genaamd [betrokkene 3] die verklaarde dat zij de concubine van [slachtoffer] is. Zij herkenden het lijk als het lijk van [slachtoffer]."
i. een rapport van J.A. van Raalte, arts en patholoog, voor zover inhoudende:
"Bij de obductie van het lijk van [slachtoffer] is het navolgende gebleken. Vier inschoten aan de rechterzijde van het hoofd. Een van deze inschoten had als uitschot de linkerwang net naast de linker neusvleugel, de andere drie inschoten gingen uit in het gebied van het voorhoofd links ter hoogte van de haargrens. Het vijfde inschot was gelegen in de nek op de overgang schedel hals en had als uitschot de kaak rechts. De in- en uitschoten door het hoofd hebben geleid tot een ernstige beschadiging van het hersenweefsel waarbij de dood direct is ingetreden."
2.2.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte stapvoets bij de Bandera Grill is langs gereden en kort daarna nogmaals langs die Grill is gereden. Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] wordt afgeleid dat het rustig was bij de Bandera Grill totdat er werd geschoten terwijl de schoten dichtbij hem werden gelost. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte na het eerste schot, het slachtoffer nogmaals vier maal in het gezicht schoot. Uit deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien leidt het Hof af dat de verdachte welbewust op zoek was naar [slachtoffer], met een vuurwapen uit de auto is gestapt en naar de Bandera Grill is gelopen om aldaar [slachtoffer] dood te schieten. Het voorgaande brengt het Hof tot de conclusie dat de verdachte heeft gehandeld uit een tevoren genomen besluit en voorafgaande aan de uitvoering van dat besluit voldoende gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Het bestanddeel voorbedachte raad is daarmee bewezen."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2010 houdt in dat de verdachte aldaar het volgende heeft verklaard:
"Ik kan mij nog herinneren wat ik gedaan heb in de nachtelijke uren van zondag 8 oktober op maandag 9 oktober 2006. Ik ben toen met mijn vrienden [betrokkene 4 en 5] naar het straatfeest "Dia di Marchena" gegaan. Daar heeft de band Gio opgetreden. Toen een van de zangers van Gio gemeld had dat zij hun laatste nummer gingen zingen zijn wij in de auto, een Toyota Scion, gestapt en zijn wij weggereden. Wij zijn onderweg naar huis via de wijken Palu Blanku en Buena Vista naar de wijk Rio Canario gereden. Mijn vriend [betrokkene 4] zat achter het stuur. In Rio Canario reden wij langs het restaurant Bandera Grill, waar er een tambúfeest was. Het was druk in de straat vóór het restaurant, zodat wij langzaam moesten rijden."
2.4. Het middel betoogt dat het Hof door de weergave in het bestreden arrest van de door de verdachte in hoger beroep afgelegde verklaring, aan die verklaring een andere betekenis heeft gegeven omdat in die weergave tot uitdrukking zou zijn gebracht dat de verdachte zelf heeft gereden "en aldus zelf de rijrichting van de auto heeft bepaald", terwijl die verklaring blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep inhoudt dat een ander dan de verdachte de auto bestuurde. Voorts zou, aldus het middel, het gebruik in die weergave van het woord "stapvoets" niet stroken met de afgelegde verklaring, nu die inhoudt dat de auto "langzaam" heeft gereden. Het middel faalt.
Blijkens de nadere bewijsoverweging van het Hof heeft het de door de verdachte in hoger beroep afgelegde, en tot het bewijs gebezigde verklaring mede redengevend geacht voor het bewijs van de voorbedachte raad. De gevolgtrekking van het Hof "dat de verdachte welbewust op zoek was naar [slachtoffer]" is kennelijk op die verklaring gebaseerd. Blijkens de weergave van die verklaring in het bestreden arrest heeft het Hof wat betreft die verklaring en de daarop gebaseerde gevolgtrekking kennelijk en niet onbegrijpelijk beslissend geacht dat de verdachte die nacht in een auto langzaam langs het desbetreffende restaurant is gereden en heeft het daarbij geen gewicht toegekend aan de omstandigheid dat volgens die verklaring de verdachte niet zelf de auto bestuurde. Daarom kan niet worden gezegd dat het Hof bij de weergave van die verklaring in het bestreden arrest - waarin ook naar de letter bezien niet valt te lezen dat de verdachte zelf de auto bestuurde - in dat opzicht aan die verklaring een andere betekenis heeft gegeven. Dat geldt ook wat betreft het gebruik in die weergave van het woord "stapvoets".
2.5. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede en het derde middel
3.1. Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring uitsluitend is aangenomen op de verklaring van één getuige. Het derde middel klaagt dat de bewezenverklaring van de voorbedachte raad ontoereikend is gemotiveerd.
3.2. De middelen falen op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.2 en 4.3, respectievelijk 5.2.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 26 april 2011.
Conclusie 11‑01‑2011
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[verdachte]
1.
Na terugwijzing door de Hoge Raad bij arrest van 7 juli 2009, heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba1. verdachte op 4 februari 2010 voor moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 jaar.
2.
Verdachte heeft cassatie ingesteld. Mrs. J. Goudswaard en I. van Straalen, advocaten te 's‑Gravenhage, hebben een schriftuur ingezonden houdende drie middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel klaagt dat het hof een verklaring van verdachte heeft gedenatureerd. Het betreft bewijsmiddel 1, de verklaring door verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof van 14 januari 2010. De denaturering van deze verklaring zou er in zijn gelegen dat het hof het doet voorkomen alsof verdachte zelf heeft gereden en wel stapvoets.
3.2.
Het gedeelte van de verklaring van verdachte dat door het hof zakelijk is weergegeven heeft de volgende inhoud:
‘In de nacht van zondag op maandag 9 oktober 2006 ben ik op Curaçao stapvoets langs de Bandera Grill in de wijk Rio Canario gereden.’
3.3.
Maar de verklaring zoals verdachte die ter terechtzitting van 14 januari 2010 heeft afgelegd houdt in dat verdachte niet zelf heeft gereden maar zijn vriend [betrokkene 4]. Toen zij langs de Bandera Grill reden was het druk op straat, zodat zij langzaam moesten rijden.
Waarom deze versie van belang is voor de veroordeling van verdachte blijkt uit de nadere bewijsoverweging:
‘Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte stapvoets bij de Bandera Grill is langsgereden en kort daarna nogmaals langs die Grill is gereden. Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] wordt afgeleid dat het rustig was bij de Bandera Grill totdat er werd geschoten terwijl de schoten dichtbij hem werden gelost. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte na het eerste schot, het slachtoffer nogmaals vier maal in het gezicht schoot. Uit deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien leidt het Hof af dat de verdachte welbewust op zoek was naar [slachtoffer], met een vuurvapen uit de auto is gestapt en naar de Bandera Grill is gelopen om aldaar [slachtoffer] dood te schieten. Het voorgaande brengt het Hof tot de conclusie dat de verdachte heeft gehandeld uit een tevoren genomen besluit en voorafgaande aan de uitvoering van dat besluit voldoende gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Het bestanddeel voorbedachte raad is daarmee bewezen.’
De wijze van rijden, de route die is gekozen en de omstandigheid dat verdachte volgens het hof daarvoor verantwoordelijk moet zijn geweest omdat hij achter het stuur zat, hebben het hof tot de conclusie geleid dat verdachte op zoek was naar het slachtoffer, en hebben bijgedragen tot het oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Als het hof van mening zou zijn geweest dat verdachte niet zelf heeft gereden valt niet in te zien aan welke bron het hof ontleent dat verdachte koers en tempo van de auto waarin hij was gezeten heeft bepaald omdat hij iemand zocht.2.
Het hof heeft de verklaring van verdachte, zoals weergegeven in de bewijsconstructie, redengevend geacht voor het bewijs van de voorbedachte raad. Door het te doen voorkomen alsof verdachte zelf heeft gereden heeft het hof aan de verklaring van verdachte een andere betekenis gegeven dan die verdachte daaraan kennelijk zelf heeft willen toekennen. Het hof heeft ook niet de ter terechtzitting van 14 januari 2010 door verdachte afgelegde verklaring als leugenachtig aangemerkt, in zoverre verdachte daarin heeft verklaard dat hij niet zelf heeft gereden.
Het eerste middel slaagt.
4.1.
Het tweede middel betoogt dan het hof het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan uitsluitend heeft aangenomen op de verklaring van één getuige. Alleen in bewijsmiddel 3 wordt verdachte als schutter aangewezen.
4.2.
Bewijsmiddel 3 bevat een verklaring van een getuige die heeft gezien dat verdachte een aantal malen op [slachtoffer] heeft geschoten. Bewijsmiddel 5 laat de conclusie toe dat verdachte op het moment dat er geschoten werd in de buurt moet zijn geweest. Uit bewijsmiddel 6 valt op te maken dat [betrokkene 1] zich in de nacht waarin [slachtoffer] is doodgeschoten heeft laten ontvallen dat haar neef er goed aan heeft gedaan op hem te schieten. De stellers van het middel merken terecht op dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan blijken wie die neef is geweest. Bewijsmiddel 8 houdt in dat het slachtoffer inderdaad is overleden aan schotwonden.
4.3.
Het derde lid van artikel 385 SvNA houdt in dat het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van slechts één getuige. Maar de stellers van het middel zien er aan voorbij dat dit voorschrift evenals artikel 342 lid 2 Sv de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan. In de onderhavige zaak is duidelijk dat het slachtoffer is doodgeschoten en dat verdachte daar in de buurt was ten tijde van de schietpartij. De verklaring van de getuige [getuige 1], die heeft gezien dat verdachte meermalen op het slachtoffer heeft geschoten, staat dus niet op zichzelf maar vindt voldoende steun in ander bewijsmateriaal.3.
Het middel faalt.
5.1.
Het derde middel klaagt over de bewezenverklaring van de voorbedachte raad. Het hof baseert zich volgens de stellers van het middel slechts op veronderstellingen en speculatie. Uit geen enkel bewijsmiddel blijkt wat zich exact voor de schietpartij heeft voorgedaan.
5.2.
Uit bewijsmiddel 9 is af te leiden dat het slachtoffer vier keer door zijn hoofd is geschoten en een keer door de hals. De schoten door het hoofd hebben de dood vrijwel onmiddellijk veroorzaakt. De getuige [getuige 2] heeft blijkens bewijsmiddel 4 zich in de onmiddellijke nabijheid van het slachtoffer bevonden en heeft niet bemerkt dat iemand het slachtoffer heeft benaderd. Het hof heeft hieruit klaarblijkelijk afgeleid dat de schutter kennelijk onopgemerkt in de nabijheid van het slachtoffer is weten te komen en toen heeft geschoten. Klaarblijkelijk is er geen ruzie aan het schieten voorafgegaan, zodat het neerschieten van het slachtoffer naar uiterlijke verschijningsvorm een koelbloedige liquidatie was. Het hof heeft voorts vastgesteld dat verdachte twee keer langzaam langs de Bandera Grill is komen rijden en heeft daaruit opgemaakt dat verdachte kennelijk op zoek was naar iemand.
Dat verdachte niet in een opwelling heeft gehandeld maar ter uitvoering van een —wellicht slechts korte tijd daarvoor — genomen besluit4. heeft het hof mijns inziens uit deze bewijsmiddelen kunnen afleiden.
Het middel faalt.
6.
Het eerste middel lijkt mij gegrond te zijn. Het tweede en derde middel niet. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
7.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden strafvonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑01‑2011
Verdachte heeft ook in eerste aanleg ter terechtzitting van 18 april 2007 gezegd dat hij als passagier in de auto heeft gezeten en niet uit de auto is geweest. Ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2008 heeft verdachte overigens wel verklaard dat hij in de nacht van zondag op maandag 9 oktober 2006 op Curaçao stapvoets langs de Bandera Grill is gereden toen het feest gaande was. Deze verklaring heeft het hof in zijn door de HR vernietigde vonnis van 22 april 2008 voor het bewijs gebezigd. Ik wijs in dit verband op HR 1 februari 2000, NJ 2000, 348 m.nt. Knigge.Men zou kunnen zeggen dat een tekstuele uitleg in de zin dat verdachte ‘door een ander is gereden’ ook nog past in de zakelijke weergave die het hof heeft gegeven, maar dan zou toch een nadere verklaring gegeven dienen te worden hoe daaruit zou kunnen blijken dat verdachte op zoek was naar het latere slachtoffer.
HR 5 oktober 2010, LJN BN1728, NJ 2010, 612 m.nt. Borgers.
HR 6 mei 1975, NJ 1975, 416 m.nt. Van Veen.