NJ 2000, 348
Gebruik voor bewijs proces-verhaal inhoudende verklaring verdachte op eerdere zitting.
HR 01-02-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AD4667, m.nt. G. Knigge
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 februari 2000
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Koster, Corstens, Van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
112117E
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
G. Knigge
- LJN
AD4667
- JCDI
JCDI:ADS145648:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AD4667, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑02‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AD4667, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2000
- Wetingang
Sv art. 322 lid 2 (oud); Sv art. 322 lid 3; Sv art. 341 lid 2; Sv art. 440 lid 3; Sv art. 441 lid 3 (oud)
Essentie
Het hof mocht de verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting in hoger beroep vóór verwijzing door de Hoge Raad, zoals opgenomen in het proces-verbaal van die eerdere zitting, waarvan de korte inhoud op de latere zitting is meegedeeld, voor het bewijs bezigen. Art. 441 derde lid (oud) Sv, dat betrekking heeft op getuigen en deskundigen, staat daaraan niet in de weg.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 11 september 1998 in de strafzaak tegen S. v.o.f., te Soest, adv. mr. J.M. Sjöcrona te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.