NJ 2009, 222
Antillenzaak. Auteursrecht. Bewijsregel art. 8 Auteursrechtverordening 1913; strekking.
HR 08-05-2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2956
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 mei 2009
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A. Hammerstein, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
07/13358
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
BH2956
- JCDI
JCDI:ADS154679:1
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Auteursrecht
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BH2956, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑05‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BH2956, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑02‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑11‑2007
- Wetingang
Auteursverordening 1913 art. 8
Essentie
Antillenzaak. Auteursrecht. Bewijsregel art. 8 Auteursrechtverordening 1913; strekking.
Van een onjuiste rechtsopvatting van art. 8van de Auteursrechtverordening 1913 getuigt het oordeel van het hof dat het beroep van thans eiseres tot cassatie op het auteursrecht niet slaagt, reeds omdat onvoldoende gedocumenteerd is gesteld dat eiseres als rechthebbende op het werk kan worden aangemerkt. Uit die bepaling volgt immers dat eiseres reeds op grond van de door haar gestelde openbaarmaking, waarbij zij niet een natuurlijk persoon heeft genoemd, zonder dat zij nadere documentatie behoefde over te leggen, behoudens tegenbewijs, als maker van haar logo dient ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.