Hof 's-Gravenhage, 19-09-2003, nr. 2200069103
ECLI:NL:GHSGR:2003:AO5235
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
19-09-2003
- Zaaknummer
2200069103
- LJN
AO5235
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2003:AO5235, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 19‑09‑2003; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2004:AQ8466
Cassatie: ECLI:NL:HR:2004:AQ8466
Uitspraak 19‑09‑2003
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot 7 jaar en 6 maanden gevangenisstraf voor het plegen van doodslag en openlijk geweld in vereniging. De verdachte heeft, bewapend met knuppel en mes en vergezeld van twee broers het slachtoffer opgezocht. In de voorafgegane weken had de verdachte geweld gepleegd tegen onder andere de vrouw en dochter van het slachtoffer in het kader van een poging tot afpersing van een kennis van het slachtoffer. Verwerping van een beroep op noodweer.
Partij(en)
rolnummer 2200069103
parketnummer 0905114402
datum uitspraak 19 september 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor str[verdachte]en
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 24 december 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
- 1.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 september 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en betaling aan de Staat als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
De verdachte heeft verklaard dat zijn opzet niet was gericht op de dood van het slachtoffer, maar op het van zich af schudden van het slachtoffer om zijn gewonde broer te kunnen bereiken, maar heeft door heftig uit te halen met een mes naar kwetsbare lichaamsdelen gestoken op een wijze waarvan hij heeft moeten beseffen dat het dodelijk kon zijn. Aldus heeft hij gestoken met voorwaardelijk opzet om te doden.
Het hof neemt aan dat het slachtoffer door het mes van de verdachte is getroffen. Dat de wond dieper is dan de volgens de verdachte korte lengte van het mes is, als dat mes kort is, redelijkerwijs te verklaren doordat de verdachte al stekend een deuk in de kneedbare buik van het slachtoffer heeft geduwd, welke deuk het verschil kan verklaren in het licht van de meetmethode.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
- 1.
Doodslag.
- 2.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat "in vereniging" in het onder 2 tenlastegelegde feit niet feitelijk is uitgewerkt in de tenlastelegging en derhalve niet kwalificeerbaar is, hetgeen tot ontslag van alle rechtsvervolging dient te leiden. Het hof verwerpt dit verweer, omdat de wet een dergelijke uitwerking in de tenlastelegging of bewezenverklaring niet eist.
8. Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde een beroep gedaan op noodweer c.q. noodweerexces.
Het hof verwerpt dit verweer. De verdachte heeft, bewapend met knuppel en mes en vergezeld van twee broers het slachtoffer opgezocht. In de voorafgegane weken had de verdachte geweld gepleegd tegen onder andere de vrouw en dochter van het slachtoffer in het kader van een poging tot afpersing van een kennis van het slachtoffer. Ook was in die weken vaak over de telefoon zeer dreigende taal geuit, onder andere door de verdachte en het slachtoffer tegen elkaar. De verdachte kwam aanrijden in de auto van een broer. Naar zijn zeggen kwam hij niet in zijn eigen auto uit vrees dat deze meteen bij aankomst zou worden beschoten door de tegenpartij. Hieruit blijkt dat de verdachte heeft beseft dat zijn onaangekondigde bezoek kon uitmonden in zwaar geweld. Door desondanks getweeën en gewapend aan te bellen en na enig bekvechten te blijven staan ondanks het hem op boze toon toegevoegde "opdonderen" en zelfs nadat de belaagde een stok had gepakt om zich te verweren heeft de verdachte zich naar 's hofs oordeel schuldig gemaakt aan openbare geweldpleging en is hij opzettelijk het gevecht aangegaan, daar gelaten wie de eerste klap heeft gegeven.
De verdediging door het slachtoffer was te voorzien en was niet gevaarlijker voor de verdachte en zijn broer dan zij mochten verwachten. Onder deze omstandigheden komt de verdachte geen beroep op noodweer of noodweerexces toe.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Kaptein heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest, met betaling van de vordering van de benadeelde partij.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een man doodgestoken nadat hij deze onverwacht thuis had opgezocht, bewapend, en samen met een broer tegen het slachtoffer geweld had gepleegd.
Het hof acht deze feiten des te ernstiger, omdat zij zijn begaan in het kader van een reeks pogingen van de verdachte om een kennis van het slachtoffer af te persen. Bij die pogingen betrok de verdachte een steeds wijdere kring van verwanten en kennissen van degene die hij probeerde af te persen. Hij mishandelde en bedreigde ook deze verwanten en kennissen waaronder (oude) vrouwen. Het doodsteken van het slachtoffer binnen dit door de verdachte begonnen en aangewakkerde geweld, verdient een extra zware straf. Daarbij komt dat de verdachte in het verleden al enige malen voor geweldsdelicten is veroordeeld. Het hof matigt de straf alleen wegens de omstandigheid dat kort voor het doodsteken van het slachtoffer is geschoten op de broer van de verdachte en de verdachte met een vuurwapen is bedreigd. Dit kan escalerend hebben gewerkt.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavi[slachto[slachtoffer]es heeft [naam], als erfgename [slachtoffer], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van € 5.668,59.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 5.668,59.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij slechts aangetoond dat tot een bedrag van € 4.002,54 rechtstreeks schade is geleden als gevolg van het ten laste van de verdachte onder 1 bewezenverklaarde. Het hof betrekt de posten "Aankoop recht tot begraven voor 2 overledenen voor 30 jaar" en "monument 9773 bestemd voor 2 opschriften" namelijk slechts voor 50% in de berekening van de schade. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding te worden verklaard.
Gelet op de beslissing terzake van de vordering van de benadeelde partij zal het hof bepalen, dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
11. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.002,54 ten behoeve van h[slachto[slachtoffer]toffer [naam].
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
13. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZEVEN JAREN EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam], als erfgename van [slachtoffer] tot een bedrag van VIERDUIZEND EN TWEE EURO EN VIERENVIJFTIG EUROCENT en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij en de verdachte ieder in hun eigen kosten.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.002,54 ten behoeve van het slachtoffer [naam], als erfgename van [slachtoffer], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van TACHTIG DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], als erfgename van [slachtoffer], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Koning, Van Rijnberk en Mos-Verstraten,
in bijzijn van de griffier Van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 september 2003.
Bijlage, inhoudende de bewijsmiddelen in de zaak met rolnummer 2200069103 tegen de verdachte, genaamd:
[naam]
Bewijsmiddelen
- 1.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, in eerste aanleg d.d. 10 december 2002 voorzover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 juni 2002 ben ik samen met mijn broers [naam] en [naam] met de auto van [naam] naar de woning van [sl[slachtoffer]offer] aan de [adres] gereden. Uit voorzorg heb ik een oude tafelpoot meegenomen. Ik had ook een mes bij mij. Het lemmet van dat mes was ongeveer 10 centimeter lang.
- 2.
Een als bijlage O1/V03/01 bij voormeld proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond gevoegd ambtsedig proces-verbaal nr. 43 d.d. 26 juni 2002 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door E.S. van Heelsbergen, agent van politie Rotterdam-Rijnmond en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, zakelijk weergeven inhoudend als de op 26 juni 2002 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [naam]:
Op 24 juni 2002 besloten we om naar de woning van [slachtoffer] te rijden. [verdachte] belde aan bij het pand in de [adres].
Ik zag dat er een worsteling ontstond tussen [slachtoffer] en [verdachte]. Ik heb hierop [slachtoffer] twee stompen in zijn zij en een schop tegen zijn reet gegeven.
- 3.
Een als bijlage O1/V04/O1 bij voormeld proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond gevoegd ambtsedig proces-verbaal nr. 42 d.d. 26 juni 2002 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door W.P. Verboom, hoofdagent van politie Rotterdam- Rijnmond en een andere bevoegde opsporingsambtenaar zakelijk weergegeven inhoudend als de op 25 juni 2002 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [naam]:
Maandag ben ik naar [slachtoffer] gegaan in de [adres]. Er werd beneden bij de voordeur gebeld. Ik zag dat beneden [verdachte] en zijn broers stonden. Ik zag dat [slachtoffer] naar beneden liep. Ik zag dat [slachtoffer] klappen kreeg van de broers. Ik ging toen naar beneden. Ik zag dat [slachtoffer] liep in de richting van de [adres]. Toen rende ik weg.
- 4.
Een als bijlage O1/GO1/O1 bij voormeld proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond gevoegd ambtsedig proces-verbaal nr. 02 d.d. 24 juni 2002 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door J.D.A. van den Dool, hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond en een andere bevoegde opsporingsambtenaar zakelijk weergegeven inhoudend als de op 24 juni 2002 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [naam]:
Vandaag omstreeks 21:00 uur zat ik in mijn woonkamer welke gelegen is aan de straatzijde. Ik bewoon de benedenwoning. In de woning boven mij wonen op het adres [a[slachtoffer][naam] met zijn vrouw [naam]. Ik hoorde roepen, gillen en schreeuwen. Ik hoorde dat er meerdere personen de trap naar beneden afliepen. Ik ben toen naar het raam van mijn woning gelopen. Ik zag dat er een man achteruit, op het trottoir voor mijn raam langs liep, in de richting van de [adres], met zijn armen gestrekt omhoog. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een stuk rond hout had. Na ongeveer een halve minuut zie ik dat mijn bovenbuurman [slachtoffer] voor mijn raam langs loopt ook in de richting van de [adres]. [slachtoffer] komt na enkele seconden alleen terug lopen. Vervolgens zie ik dat [slachtoffer] voor mijn woning op het trottoir in elkaar zakt. Ik zag dat [slachtoffer] een gapende wond had in zijn linker zij, tussen de heup en de borstkas.
- 5.
Een als bijlage O1/G10/01 bij voormeld proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond gevoegd ambtsedig proces-verbaal nr. 54 d.d. 01 juli 2002 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door E.S. van Heelsbergen, agent van politie Rotterdam-Rijnmond en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, zakelijk weergeven inhoudend als de op 1 juli 2002 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [naam]:
Op maandag 24 juni omstreeks 21.00 uur bevond ik mij in mijn woning aan de [adres]. Ik hoorde een hoop geschreeuw buiten. Ik besloot naar buiten te gaan. Ik zag dat [slachtoffer] ruzie aan het maken was met een jongen; er werd wild met armen gebaard. [slachtoffer] is een bekende van mij, die woont[adres]. Deze ruzie vond plaats tussen de pandnummers [nummer]. [slachtoffer] stond met zijn rug naar mij toe en de man met wie hij ruzie had, met zijn gezicht naar mij toe. Ik zag dat [slachtoffer] zich omdraaide en mij zag. [slachtoffer] zei op dat moment tegen mij "[naam] ik ben gestoken". De man met wie [slachtoffer] ruzie had, zag ik weglopen in de richting van de [adres]. Ik heb verder niemand bij [slachtoffer] en de man in de buurt gezien op het moment dat zij ruzie hadden. Ik zag dat [slachtoffer] erg wit werd, terugliep en in elkaar zakte.
- 6.
Een als bijlage 01/V05/02 bij voormeld proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond gevoegd ambtsedig proces-verbaal nr. 200219860-63 d.d. 3 juli 2002 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door J.D.A. van den Dool, hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond en een andere bevoegde opsporingsambtenaar zakelijk weergegeven inhoudend als de op 03 juli 2002 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [naam]:
Op maandag 24 juni 2002 zag ik, toen ik naar buiten keek, dat [slachtoffer] door 2 Turken werd aangevallen, [verdachte] en een andere man. Ik zag dat beide mannen stokken in hun handen hadden, waarmee ze [slachtoffer] sloegen. Ik zag later dat [slachtoffer] en [verdachte] op het trottoir stonden in de richting van de [adres], 3 of 4 huizen van ons huis vandaan. Ik zag dat [slachtoffer] zich omdraaide en in mijn richting kwam strompelen. Ik zag dat [slachtoffer] een stok in zijn handen had, dat [verdachte] een stok en een mes in zijn handen had en dat [slachtoffer] zijn T-shirt kapot was. Ik zag dat [slachtoffer] ter hoogte van de deur van mijn buurvrouw in elkaar was gezakt.
- 7.
Een als bijlage O1/VO1/O1 bij proces-verbaal nr. PL 17E0-2002192860 van politie Rotterdam-Rijnmond gevoegd ambtsedig proces-verbaal nr. 23 d.d. 25 juni 2002 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door E.S.van Heelsbergen, agent van politie RotterdamRijnmond en een andere daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven inhoudend als de op 25 juni 2002 tegenover verbalisanten, voornoemd afgelegde verklaring van de verdachte [naam]:
[slachtoffer] woont aan de [adres]. Ik ben met mijn broers naar genoemde locatie gereden. Ik heb aan de deur gebeld. De deur gaat open. Ik zag dat "[slachtoffer]" in de deuropening stond. Ik raak in een worsteling met [slachtoffer]. Ik zag dat [naam] de trap af kwam. Ik zag dat hij met het pistool op mij gericht naar mij toe kwam. Hierop loop ik achteruit. Ik zag dat [slachtoffer] met een op een fietspomp gelijkend metalen voorwerp op mij af liep. Ik stond toen nog ca 20 a 30 meter verwijderd van de woning alwaar [naam] voor de deur lag, met mijn rug in de richting van de [adres]. Ik heb toen in mijn kontzak gevoeld. Ik voelde dat ik daar nog het uitklapbaar zakmes had. Dit mes heb ik gepakt. Ik heb 1 haal met het mes gedaan, met mijn rechterhand in de richting van [slachtoffer].
- 8.
Een als bijlage O1/AH/01 bij voormeld proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond gevoegd ambtsedig proces-verbaal nr. 9 d.d. 25 juni 2002 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door W. Zandberg, brigadier van politie Rotterdam-Rijnmond en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, voorzover inhoudend als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisanten:
Op maandag 24 juni 2002 gingen wij naar de [adres]. Ter plaatse aangekomen, zagen wij dat er een man ruggelings op de grond voor pand [nummer] lag. Wij za[datum] een buikwond had. Deze man bleek later genaamd: [naam].
Het slachtoffer werd middels een ambulance overgebracht naar het Academisch Ziekenhuis Rotterdam.
- 9.
Een als bijlage 0l/AH/05 bij voormeld proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond gevoegd ambtsedig proces-verbaal nr.10 d.d. 25 juni 2002 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door M.M.J. Janssen, brigadier van politie Rotterdam-Rijnmond en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, voorzover inhoudend als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisanten:
Op maandag 24 juni 2002 omstreeks 21:15 gingen wij naar de [adres]. Wij vernamen dat een gewonde persoon per spoedtransport naar het Academisch Ziekenhuis Dijkzigt werd vervoerd. Later bleek deze gewonde persoon in leven volledig te zijn genaamd: [naam], geboren [datum] te Rotterdam. Omstreeks 21:45 uur op maandag 24 juni 2002 vernamen wij van de dienstdoende arts, J.P.C.M. Oomen, chirurg, dat [slachtoffer] was overleden.
- 10.
Een als bijlage O1/AH/09 bij voormeld proces-verbaal van politie Rotterdam-Rijnmond gevoegd ambtsedig proces-verbaal nr.18 d.d. 27 juni 2002 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door G. van Groenigen, verbalisant van politie Rotterdam-Rijnmond, voor zover inhoudend als relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisant:
Het stoffelijk overschot werd op maandag 24 juni 2002 te 21.46 uur inbeslaggenomen. Op 24/06/2002 te 22.15 uur werd de doodschouw verricht door gemeentelijke lijkschouwer E.J. Verbaas te Rotterdam. Identificatie door de echtgenote van overledene [naam] en de dochter van overledene [naam]. Op 25/06/2002 te 15.00 uur is het stoffelijk overschot overgebracht naar het sectielokaal alwaar door de patholoog-anatoom Dr. R. Visser sectie is verricht.
- 11.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie Van Justitie te Rijswijk nummer 02-322/R073 d.d. 17 juli 2002, opgemaakt door dr. R. Visser, Patholoog beëdigd deskundige, inhoudend voorzover van belang:
op 25 juni 2002 heeft ondergetekende de in- en uitwendige schouwing verricht van het lijk van [naam], geboren [datum].
Bij onderzoek van het lijk van [slachtoffer] is het navolgende gebleken:
Het was het lijk van een man met:
..
- D.
Steekwond in het linker bovenbuikgebied (ter hoogte van de ribbenboog) met een steekkanaal naar rechts schuin rugwaarts verlopend (met een lengte, gemeten aan het lijk in gestrekte houding van circa 18 centimeter) en met perforatie van de buikwand, buikholte, buikvlies (van de achterzijde van de buikholte), voorlangs de linker nier met perforatie van de nierwortel en verder de lichaamsslagader en onderste holle ader.
- E.
In de omgeving van steekkanaal D zeer veel bloeduitstorting; in de buikholte circa 1000 cc bloed.
Conclusie:
Bij [naam], oud 42 jaren, werd een steekwond in de buik geconstateerd onder meer met perforatie van lichaamsslagader en onderste holle ader. Het oplopen van dit steekletsel, in combinatie met massaal bloedverlies en weefselschade verklaart het intreden van de dood zonder meer. De bewijsmiddelen zijn -ook in hun onderdelen- slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Het geschrift is in samenhang met de overige bewijsmiddelen gebruikt.
Deze bijlage is ondertekend door de mr. Koning op