NJ 2020/264
Cassatie in het belang der wet. Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Uitzondering op afname celmateriaal in geval van minderjarigheid?
HR 07-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:626, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 april 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/03282
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS212923:1
- Vakgebied(en)
Jeugdstrafrecht (V)
Penitentiair recht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:626, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:162, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2020
- Wetingang
Art. 2 lid 1 sub b Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden
Essentie
Cassatie in het belang der wet. Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Uitzondering op afname celmateriaal als bedoeld in art. 2 lid 1 sub b van die wet in geval van minderjarigheid?
Samenvatting
Cassatie in het belang der wet. Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna: de Wet). In de kern stelt het cassatiemiddel de vraag aan de orde of de minderjarigheid van de veroordeelde ten tijde van het plegen van het misdrijf moet worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van de uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 2 lid 1, onder b, van die Wet. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.