Einde inhoudsopgave
Rechtsbescherming van ondernemers in aanbestedingsprocedures (R&P nr. VG7) 2013/2.3.4.2
2.3.4.2 De opschortings- en vervaltermijnen
mr. A.J. van Heeswijck, datum 28-11-2013
- Datum
28-11-2013
- Auteur
mr. A.J. van Heeswijck
- JCDI
JCDI:ADS576091:1
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Europees aanbestedingsrecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Aanbestedingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Art. 2 bis lid 2 Rechtsbeschermingsrichtlijnen. Wanneer het besluit per faxbericht of langs elektronische weg wordt verzonden, bedraagt de minimumtermijn tien dagen, bij verzending op andere wijze vijftien dagen.
HvJ EG 28 oktober 1999, C-81/98 (Alcatel); HvJ EG 24 juni 2004, C-212/02 (Alcatel II). Zie ook Bel 2008, p. 108-109; Golding & Henty 2008, p. 147.
De facultatieve vervaltermijn kan worden gecombineerd met de verplichte opschortingstermijn.
HvJ EU 28 januari 2010, C-456/08 (Commissie/Ierland), r.o. 75.
HvJ EG 12 december 2002, C-470/99 (Universale-Bau); HvJ EG 27 februari 2003, C-327/00 (Santex), r.o. 51-55; HvJ EG 11 januari 2005, C-26/03 (Stadt Halle); HvJ EG 11 oktober 2007, C-241/06 (Lämmerzahl), r.o. 50.
Art. 2 bis lid 2 Rechtsbeschermingsrichtlijnen; art. 2 quater Rechtsbeschermingsrichtlijnen.
Punt 6 van de considerans van de Wijzigingsrichtlijn.
HvJ EU 28 januari 2010, C-406/08 (Uniplex), r.o. 30-34; HvJ EU 28 januari 2010, C-456/08 (Commissie/Ierland), r.o. 30-33.
Art. 2 bis lid 2 Rechtsbeschermingsrichtlijnen.
HvJ EU 28 januari 2010, C-456/08 (Commissie/Ierland), r.o. 63.
HvJ EG 27 februari 2003, C-327/00 (Santex), r.o. 57-59; HvJ EG 11 oktober 2007, C-241/06 (Lämmerzahl), r.o. 55-56. Zie over het eerstgenoemde arrest ook Arrowsmith 2005, p. 1409.
Art. 2 ter sub b Rechtsbeschermingsrichtlijnen. Zie voor de definities van ‘betrokken inschrijver’ en ‘betrokken gegadigden’ art. 2 bis lid 2 Rechtsbeschermingsrichtlijnen.
Art. 2 ter sub a en sub c Rechtsbeschermingsrichtlijnen. Zie voor de uitzonderingsgrond voor opdrachten die zijn gegund op basis van een raamovereenkomst of een dynamisch aankoopsysteem voorts de tekst naast de gedachtestreepjes aan het slot van art. 2 ter Rechtsbeschermingsrichtlijnen.
Ingevolge artikel 2 bis lid 1 van de Rechtsbeschermingsrichtlijnen moeten lidstaten ervoor zorgen dat ondernemers over voldoende tijd beschikken om op doeltreffende wijze beroep in te stellen tegen het besluit tot gunning van een opdracht. Afhankelijk van het gebruikte communicatiemiddel moet tussen het besluit tot gunning en het sluiten van de overeenkomst een opschortingstermijn van ten minste tien of vijftien dagen in acht worden genomen.1 Artikel 2 bis van de Rechtsbeschermingsrichtlijnen kan worden gezien als een codificatie en precisering van Alcatelen Alcatel II.2
Het staat lidstaten op grond van artikel 2 quater van de Rechtsbeschermingsrichtlijnen vrij om tevens termijnen vast te stellen waarbinnen beroep moet worden ingesteld tegen besluiten van aanbestedende diensten.3 Om aan de vereisten van effectiviteit en rechtszekerheid te voldoen moeten dergelijke vervaltermijnen duidelijk zijn.4 Vervaltermijnen moeten, net als de hiervoor genoemde opschortingstermijn, afhankelijk van het communicatiemiddel ten minste tien of vijftien dagen bedragen. Artikel 2 quater van de Rechtsbeschermingsrichtlijnen kan worden beschouwd als een codificatie van de jurisprudentie van het HvJ over nationale vervaltermijnen.5
Zowel de kennisgeving van het besluit tot gunning van een opdracht, die de in artikel 2 bis lid 1 van de Rechtsbeschermingsrichtlijnen bedoelde opschortingstermijn doet aanvangen, als kennisgevingen van besluiten die nationale vervaltermijnen in werking stellen, moeten een samenvattende beschrijving bevatten van de ‘relevante redenen’.6 Met de ‘relevante redenen’ is de motivering van het besluit in de zin van artikel 41 lid 2 van de Aanbestedingsrichtlijn klassieke sectoren respectievelijk artikel 49 lid 2 van de Aanbestedingsrichtlijn nutssectoren bedoeld. Een motivering stelt de inschrijver in staat de rechtmatigheid van een besluit te beoordelen en een afweging te maken omtrent het instellen van een rechtsmiddel.7 Een nationale opschorting- of vervaltermijn begint pas te lopen, wanneer de inschrijver een motivering van het besluit heeft ontvangen, op basis waarvan hij kan bepalen of het instellen van een rechtsmiddel zinvol is.8
De kennisgeving van het besluit tot gunning van een opdracht moet tot slot een nauwkeurige omschrijving bevatten van de opschortingstermijn.9 Deze verplichting kent geen pendant voor de facultatieve vervaltermijnen van artikel 2 quater van de Rechtsbeschermingsrichtlijnen. In Commissie/ Ierland overwoog het HvJ dat ondernemers moeten worden ingelicht over de toepasselijkheid van vervaltermijnen voor het instellen van beroep tegen tussentijdse besluiten.10 Een wettelijke regeling volstaat daartoe in beginsel, mits de vervaltermijnen voldoende duidelijk zijn. Wanneer inschrijvers aanvullend in de kennisgeving van het besluit zelf op de toepasselijke vervaltermijn worden gewezen, wordt de effectiviteit en rechtszekerheid vergroot. Commissie/Ierland betrof nog de uitleg van de oorspronkelijke Rechtsbeschermingsrichtlijn klassieke sectoren. Niet ondenkbaar is dat het HvJ in de toekomst op basis van het effectiviteitsvereiste strengere eisen zal gaan stellen aan de informatieplicht van aanbestedende diensten die zich op vervaltermijnen willen beroepen. Analoog aan artikel 2 bis lid 2 van de Rechtsbeschermingsrichtlijnen zou het HvJ een verplichting kunnen aannemen voor aanbestedende diensten om de toepasselijke vervaltermijn in de kennisgeving van het besluit te vermelden. Er bestaat geen goede reden om ten aanzien van de informatieplicht van aanbestedende diensten onderscheid te maken tussen de opschortingstermijn en vervaltermijnen. De jurisprudentie van het HvJ over vervaltermijnen behoudt in ieder geval haar betekenis. Zo komt een aanbestedende dienst bijvoorbeeld geen beroep toe op een vervaltermijn, wanneer hij de inschrijver hindert bij het instellen van een rechtsmiddel, bijvoorbeeld door gebrekkige informatieverstrekking. 11
Wanneer binnen de opschortingstermijn beroep wordt ingesteld tegen het besluit tot gunning van een opdracht, moet het besluit ingevolge artikel 2 lid 3 van de Rechtsbeschermingsrichtlijnen worden opgeschort, totdat de bevoegde beroepsinstantie heeft beslist op het verzoek tot het nemen van voorlopige maatregelen.
Lidstaten mogen bepalen dat geen opschortingstermijn in acht hoeft te worden genomen, wanneer er geen andere ‘betrokken’ gegadigden of inschrijvers zijn.12 Lidstaten mogen voorts bepalen dat de opschortingstermijn niet van toepassing is, wanneer geen voorafgaande bekendmaking van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie is vereist of wanneer het gaat om de gunning van een opdracht op basis van een raamovereenkomst of een dynamisch aankoopsysteem.13