NJ 2016/72
Oplegging ontzegging rijbevoegdheid na ongeldigverklaring rijbewijs (mede) naar aanleiding van hetzelfde feit is niet strijd met ne bis in idem-beginsel.
HR 03-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3205, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 november 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
14/04924
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110718:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3205, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑11‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2115, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑09‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑12‑2014
- Wetingang
Essentie
Het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid aan een verdachte wiens rijbewijs (mede) naar aanleiding van het aan hem tenlastegelegde feit door het CBR ongeldig is verklaard, is niet in strijd met het aan art. 14 lid 7 IVBPR en art. 68 Sr ten grondslag liggende ne bis in idem-beginsel. Er kan tot de maatregel van ongeldigverklaring van het rijbewijs worden besloten als uit onderzoek blijkt dat de houder niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de geschiktheid om motorrijtuigen te besturen. Die maatregel wordt dus niet — direct of indirect — ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.