Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie
Artikel 28 (verdeling van geconfisqueerde voorwerpen)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
22-02-2017, Stb. 2017, 82 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Strafprocesrecht (V)
1.
Indien het geldbedrag dat uit de tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie wordt verkregen, hoger is dan € 10 000,‒, wordt van de totale opbrengst de helft aan de uitvaardigende lidstaat overgedragen. Indien het geldbedrag dat uit de tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie wordt verkregen, lager is dan of gelijk is aan € 10 000,‒, valt de gehele opbrengst toe aan de Staat. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de wijze waarop deze verdeling plaatsvindt.
2.
Onze Minister kan beslissen dat specifieke voorwerpen, verkregen door de tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie:
- a.
worden verkocht, waarna de opbrengst van de verkoop overeenkomstig het eerste lid wordt verdeeld;
- b.
aan de uitvaardigende lidstaat worden overgedragen;
- c.
worden vernietigd.
3.
De voorwerpen worden niet verkocht of teruggegeven, indien het cultuurgoederen zijn die deel uitmaken van het Nederlandse culturele erfgoed.
4.
Indien de voorwerpen met toepassing van artikel 6:4:3, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn verkregen, worden deze niet aan de uitvaardigende lidstaat overgedragen, dan nadat deze daarvoor toestemming heeft gegeven.
5.
Onze Minister kan met de uitvaardigende lidstaat overeenkomen dat de geconfisqueerde voorwerpen anders worden verdeeld dan volgens het eerste en tweede lid.