RAV 2009, 105
Procesrecht. Vormt de vordering van de belastingdienst tot nakoming van de in art. 47 AWR neergelegde opgaveverplichting een ongeoorloofde doorkruising van de publiekrechtelijke weg?
HR 18-09-2009, ECLI:NL:HR:2009:BI5906
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 september 2009
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
08/01490
- Conclusie
A-G Wattel
- LJN
BI5906
- JCDI
JCDI:ADS208214:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Fiscaal bestuursrecht / Informatieverplichting
Belastingen van rechtsverkeer (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Fiscaal strafrecht (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BI5906, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑09‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BI5906, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 15‑05‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑01‑2008
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Tweewegenleer.
Vormt de vordering van de belastingdienst tot nakoming van de in art. 47 AWR neergelegde opgaveverplichting een ongeoorloofde doorkruising van de publiekrechtelijke weg; is sprake van schending van het strafrechtelijk beginsel dat iemand zichzelf niet hoeft te incrimineren?
Samenvatting
Op enig moment heeft de belastingdienst aan eiser in cassatie (verder: de belastingplichtige) bericht dat de dienst uit onderzoek is gebleken dat hij houder is of is geweest van in het buitenland aangehouden rekeningen. Daarbij is de belastingplichtige op de voet van art. 47 lid 1 onder a van de Algemene Wet inzake ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.