Vgl. o.m. de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter (ECLI:NL:PHR:2015:971) vóór HR 30 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1763 (HR: art. 81.1 RO) en mijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2014:1203) vóór HR 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:2549 (HR: art. 81.1 RO). Anders, bijv.: HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:197 en HR 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:479. In voornoemde zaken waren de gegeven deelvrijspraken niet aan te merken als zelfstandig strafrechtelijk verwijten, zodat zij niet een toelaatbare beperking op de omvang van het cassatieberoep vormden.
HR, 13-09-2016, nr. 15/02279
ECLI:NL:HR:2016:2057
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-09-2016
- Zaaknummer
15/02279
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2057, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑09‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:732, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2015:3251, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2016:732, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑06‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2057, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0356
Uitspraak 13‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Medeplegen poging doodslag. Falende bewijsklacht opzet en medeplegen. Samenhang met 15/03182.
Partij(en)
13 september 2016
Strafkamer
nr. S 15/02279
SG/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 8 mei 2015, nummer 21/003750-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben S.F.W. van 't Hullenaar en S. Grilk, beiden advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman S.F.W. van 't Hullenaar heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van het bewezenverklaarde opzet en medeplegen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij in de periode van 21 tot en met 22 juli 2012, althans in of omstreeks de maand juli 2012, te Arnhem en/of Rheden en/of (elders) in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen met verdachtes mededader(s) opzettelijk, [slachtoffer] - conform te voren gemaakte afspraak - heeft uitgenodigd om naar haar woning aan de [a-straat 1] te Arnhem te komen en/of [slachtoffer] naar die woning heeft gelokt en/of [slachtoffer] aldaar heeft opgewacht, waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) - nadat [slachtoffer] was gearriveerd en in die woning was binnengelaten - meermalen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] hebben/heeft geschopt, geslagen en/of gestompt en (vervolgens) [slachtoffer] in de kofferbak van een auto hebben/heeft gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 184 e.v. van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [medeverdachte] :
Ik zal vanaf het begin beginnen.
Ik heb [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) met Koninginnedag (het hof begrijpt: 2012) ontmoet. Een week later kregen wij wat met elkaar. Ik was heel erg verliefd op haar.
Op zaterdag zat ik op de bank televisie te kijken. [verdachte] zat bij haar moeder. In één keer kwamen die twee vrouwen naar boven, helemaal hysterisch. Ik snapte niet wat er aan de hand was. Toen begon [verdachte] te huilen.
(Hof: pagina 2 en 3 van het verbatim uitgewerkte verhoor).
[verdachte] zei die dag dat ze last had van iemand. Dat ze er niet meer tegen kon. Ze kwam niet van het verleden af, zei ze. Toen zei ze: "Ik ken een jongen en door hem ben ik verkracht. En hij chanteert mij." Voordat ze mij tegenkwam, had ze nog contact met hem. Hij liet haar niet met rust.
(Hof: pagina 10 van het verbatim uitgewerkte verhoor).
V: Wat weet jij van de relatie tussen [slachtoffer] en [verdachte] ?
A: Dat ze verkracht was door hem.
V: Dat heeft [verdachte] jou verteld?
A: Dat heeft [verdachte] mij verteld. Dat zij verkracht is door hem. Dat hij haar lastigvalt.
(Hof: pagina 8 van het verbatim uitgewerkte verhoor).
Diezelfde dag heb ik hem (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) gebeld. Ik wou ook iets van hem horen. Ik zei: "Luister vriend. Ik weet niet wie je bent. Ik wil ook niet weten wie je bent, maar je kan [verdachte] beter met rust laten, want ze heeft een heel ander leven nu." Dat was het gesprek tussen hem en mij.
V: Wat zei hij toen?
A: Helemaal niks. Hij drukte weg.
(Hof: pagina 12 van het verbatim uitgewerkte verhoor).
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 270 van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
Ik woon nu drie jaar samen met [betrokkene 2] . Wij hebben samen vier kinderen.
V: Op de verjaardag van [betrokkene 3] van 21 op 22 juli 2012 is het één en ander gebeurd.
A: We waren met een hele groep, waaronder [betrokkene 2] , [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) en [betrokkene 4] : [betrokkene 2] broer. De verjaardag begon die middag om twee uur.
V: Hoe lang weet je al dat [verdachte] is verkracht?
A: Nou, [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) was samen met [verdachte] bij ons thuis in Veenendaal. Ik was samen met [verdachte] sigaretten halen bij de patatzaak en daar vroeg [verdachte] aan mij: "Als ik een probleem heb, zou mijn vader me dan helpen?" Ik zei: "Dat is logisch."
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 421 van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2] :
V: Wat was voor jou de aanleiding om [slachtoffer] een lesje te leren?
A: Mijn dochter [verdachte] kwam samen met haar vriend [medeverdachte] met een verhaal bij mij thuis. Dit speelde zich af een paar weken voordat mijn zoon jarig was. De dag dat mijn zoon jarig was, was de dag van de mishandeling. Een paar weken voor die dag kwamen [verdachte] en haar nieuwe vriend [medeverdachte] bij mij langs. [verdachte] kwam huilend met een verhaal. [verdachte] zei: "Papa, ik ben verkracht."
V: Heeft ze ook verteld door wie?
A: Ze heeft wel een naam genoemd. Later hoorde ik dat het [slachtoffer] was. [verdachte] zei toen: "Pappie, als je wat voor me kan betekenen, help me dan."
V: Wanneer zag je haar weer?
A: Een paar weken later ben ik met de trein bij haar geweest. Ik heb wat bij [verdachte] thuis gegeten en gedronken aan de [a-straat 1] (het hof begrijpt: de [a-straat 1] ) te Arnhem.
V: Je hebt het over de donderdag voor de mishandeling toch?
A: Ja.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 184 e.v. van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [medeverdachte] :
V: Je geeft aan dat de vader van [verdachte] er op een gegeven moment bij is gehaald.
A: Ja.
V: Dat moet op een donderdag zijn geweest.
A: Moeder heeft vader (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ) erbij gehaald. Donderdag kwam hij. Ze hebben een heel lang gesprek met elkaar gehad. Toen zei vader tegen mij: "Ik ben van plan om dit en dit te doen. Doe je daaraan mee?"
Moeder en [verdachte] hebben ook een gesprek met vader gehad. In het gesprek gaf [verdachte] aan dat zij door [slachtoffer] verkracht is.
(Hof: pagina 10 en 11 van het verbatim uitgewerkte verhoor).
V: Wat zei hij daarbij?
A: Hij (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ) zei tegen mij: "Ik wil dat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) een afspraak met hem maakt. Dan wil ik hem een lesje leren." Dat is het enige en toen ben ik daarmee akkoord gegaan.
V: Maar, met "een lesje leren"... werd dat verduidelijkt?
A: Ja, "lesje leren"... gewoon een beetje bang maken. Een klap geven.
V: Dat werd ook al gezegd? Of dacht jij dat zelf?
A: Nee, dat dacht ik zelf toen. Ik zei: "Ik doe mee."
(Hof: pagina 13 van het verbatim uitgewerkte verhoor).
De bedoeling was even bang maken. Een paar tikken geven.
(Hof: pagina 3 van het verbatim uitgewerkte verhoor).
De enige manier om met [slachtoffer] in contact te komen, was via Facebook.
[verdachte] wist dat [slachtoffer] Facebook had.
Zaterdag zouden wij naar een verjaardag gaan. Dat was de verjaardag van een broertje van [verdachte] . De verjaardag vond plaats bij vader thuis.
V: Op welk moment op die verjaardag wordt [betrokkene 4] erbij gehaald? De oom [betrokkene 4] ?
A: Dat was aan het begin, toen we bij de verjaardag kwamen. Vader had hem en mij apart genomen en de situatie aan [betrokkene 4] verteld. En [betrokkene 4] zei: "Ik doe mee." We hebben niet veel tegen [betrokkene 4] gezegd. Het enige wat gezegd werd, was dat iemand [verdachte] lastigvalt en dat we hem een lesje wilden leren. Met z'n vieren zijn wij met de auto teruggegaan naar Arnhem. [betrokkene 4] heeft gereden.
(Hof: pagina 14 t/m 16 van het verbatim uitgewerkte verhoor).
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 471 e.v. van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 4] :
Het was op een verjaardag van mijn neefje [betrokkene 3] . Ik meen dat het een zaterdag was. Ik ben daar met mijn auto, een Volkswagen Golf met kenteken [AA-00-BB] , naartoe gegaan.
Rond etenstijd ben ik naar huis gegaan om te gaan eten. Ik heb toen mijn dochters meegenomen. Voordat ik wegging, werd mij gevraagd of ik nog terug zou komen. In de auto op weg naar huis besloot ik om toch nog terug te komen om te gaan zuipen. Ik ben die avond alleen weer terug gegaan naar de woning van mijn broer [betrokkene 2] en [betrokkene 1] in Veenendaal.
V: Hoeveel mensen waren er toen op dat feest en wie waren er?
A: [verdachte] en [medeverdachte] waren er. Ook [betrokkene 2] en zijn vriendin [betrokkene 1] waren aanwezig.
V: En toen?
A: Na een poosje vroeg [betrokkene 2] aan mij of ik [verdachte] en [medeverdachte] naar huis wilde brengen. [betrokkene 2] vertelde dat [verdachte] was aangerand of verkracht. Nee, het was aangerand.
V: Wat hebben [verdachte] en [medeverdachte] gezegd?
A: Ik kan mij niet alles meer herinneren, maar ik weet dat [slachtoffer] haar nog steeds lastig viel met sms'jes en via Facebook naar ik meen. Dat werd verteld door [verdachte] . In ieder geval vertelde [verdachte] dat zij nog steeds telefonisch lastig gevallen werd door [slachtoffer] . [medeverdachte] was toen het vriendje van [verdachte] en was een beetje pissig.
Onderweg in de auto nam [verdachte] telefonisch contact op met [slachtoffer] .
V: Wie zaten er in de auto?
A: Ik, als bestuurder. [betrokkene 2] zat naast mij. [verdachte] en [medeverdachte] zaten achterin.
V: En toen?
A: [verdachte] zocht contact met [slachtoffer] en het werd mij duidelijk dat zij [slachtoffer] naar haar huis wilde hebben.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 422 van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2] :
O: Dan rijden jullie met z'n vieren...
A: [verdachte] , [medeverdachte] , [betrokkene 4] en ik. We reden in de auto van [betrokkene 4] , een Volkswagen Golf. We rijden door naar Arnhem. We gaan naar de [a-straat 1] (het hof begrijpt: de [a-straat 1] ), naar het huis van [verdachte] .
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 239 e.v. van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
[medeverdachte] wilde [slachtoffer] duidelijk maken dat hij mij met rust moest laten. Ik zou hem onder valse voorwendselen naar mijn huis lokken. Ik heb [slachtoffer] uitgenodigd via Facebook.
Ik zei zoiets van: "Hoi, ik hoorde dat je mij wil spreken. Het is uit met mijn vriend. Zullen we een afspraak maken?"
V: Hapte hij?
A: Ja, hij kwam aanzetten met een koffer met kleding en verzorgingsspullen. Ik was op dat moment in mijn woning aan de [a-straat 1] te Arnhem.
Ik weet nog dat [slachtoffer] mij belde op de dag van die verjaardag. We hadden de afspraak gemaakt voor die avond bij mij thuis. Ik vertelde [slachtoffer] dat ik die dag een verjaardag had bij mijn vader in Veenendaal.
[medeverdachte] en ik zijn teruggebracht door mijn oom [betrokkene 4] en mijn vader. Wij gingen met de auto. Het was de auto van [betrokkene 4] .
Toen we bij mijn huis aankwamen, liep ik naar binnen. [medeverdachte] bleef nog even in de auto zitten bij [betrokkene 2] en [betrokkene 4] . [betrokkene 2] , [betrokkene 4] en [medeverdachte] kwamen vervolgens bij mij aan de deur. Ik liet ze binnen. Zij gingen naar mijn slaapkamer. De drie mannen gingen naar mijn slaapkamer en deden de deur dicht.
[slachtoffer] stond ineens voor mijn deur met zijn koffer. Ik opende de deur voor hem. Ik nam zijn jas aan. We gingen samen op de bank zitten.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 298 van het proces-verbaal, genummerd PL0789 2012081164) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Uit de uitgelezen gegevens blijkt dat er op zaterdag 21 juli 2012 een aantal keer telefonisch contact is geweest tussen het slachtoffer [slachtoffer] en het telefoonnummer [001] in gebruik bij verdachte [medeverdachte] .
Inkomende gesprekken van [slachtoffer] naar [medeverdachte] :
21-07-2012 13.10.52 (UTC +1) duur 00:02:26
21-07-2012 19.44.28 (UTC +1) duur 00:02:50
21-07-2012 20.00.36 (UTC +1) duur 00:01:58
21-07-2012 22.07.21 (UTC +1) duur 00:01:33.
Ook werd er een instant message aangetroffen op:
21-07-2012 21.18.24 (UTC + 1) from 2952A675 [medeverdachte] to: 2885612B [verdachte] waarin staat: "Ik laat hem niet uitpraten."
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 473 e.v. van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 4] :
Wij kwamen aan in de buurt van [verdachte] . Ik parkeerde mijn auto in een zijstraat van de woning van [verdachte] . [verdachte] stapte uit en zei tegen mij: "Ik ga eerst naar boven. Ik bel je wel om te laten weten wanneer ik thuis ben." Toen begreep ik dat er boven, bij [verdachte] thuis, iets zou gaan gebeuren.
[verdachte] ging naar boven en belde mij op en zei dat zij thuis was. [betrokkene 2] , [medeverdachte] en ik zijn toen de woning van [verdachte] binnen gegaan.
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 184 e.v. van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [medeverdachte] :
V: Jullie zijn naar Arnhem gegaan en komen in Arnhem aan. [verdachte] gaat als eerste naar binnen. Maar jullie wisten niet of hij (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) er al was.
A: Klopt.
V: Nou blijven jullie in de auto zitten.
A: Ja.
Wij wisten niet of [slachtoffer] er al was. [verdachte] zei dat [slachtoffer] er nog niet was. Daarna zijn we naar binnen gegaan.
Om onherkenbaar te zijn, hebben wij maskers opgezet. Ik had zelf een panty op mijn hoofd gedaan. We waren ook vermomd.
V: Jullie zijn naar de slaapkamer gegaan?
A: Ja.
V: Was er één slaapkamer?
A: Er was één slaapkamer in de woning.
V: Kon je dan de woning inkijken? Of aan de deur luisteren?
A: Nee, de deur was dicht en we moesten gewoon luisteren.
V: Op een gegeven moment komt hij binnen, neem ik aan.
A: Ja. Hij komt binnen en dan gaan ze praten.
[slachtoffer] ging zijn excuses aanbieden. Dat was een bevestiging voor ons dat hij gedaan had wat [verdachte] had verteld.
V: En dat was ook het teken?
A: Ja, vader kon niet meer. Vader wilde de eerste klap geven. "Het is mijn plicht," zei hij. Hij stond voor de deur om deze open te maken. [betrokkene 4] stond bij mij. Ik ben de kleinste en ik stond achter hem.
V: Toen jullie de woonkamer in gingen, waar was [slachtoffer] toen?
A: Hij zat op de bank.
V: Hij zat op de bank. En dan zie je dat vader boven op hem vliegt?
A: Ja, hij gaf de eerste klap. Hij trok [slachtoffer] van de bank af. [slachtoffer] probeerde op te staan. Toen gaf ik [slachtoffer] een klap en toen ging hij zitten.
V: Waar sloeg jij hem?
A: Op zijn hoofd. [slachtoffer] ging toen op zijn knieën.
V: Hij was knock-out?
A: Ja, hij was knock-out.
V: Op het moment dat hij naar de grond gaat, wat doet [betrokkene 4] dan?
A: Hij gaf [slachtoffer] een trap op zijn kop en hij begon aan hem te trekken. [slachtoffer] probeerde zich af te weren. Hij stond ook op. Toen hij op stond, trokken [betrokkene 4] en [betrokkene 2] zich terug. Toen greep ik [slachtoffer] en gaf ik hem nog een stoot. [slachtoffer] lag toen plat. Toen ging vader tekeer. Dat was op het moment dat [slachtoffer] op de grond lag. [verdachte] en ik stonden bij de slaapkamer, zeg maar.
V: Op het moment dat het geweld losbarst, wordt er dan nog wat gezegd of geroepen?
A: Nee. Tijdens het slaan werd niks geroepen. Daarna wel. Daarna kwam [verdachte] uit de slaapkamer en zij spuugde naar [slachtoffer] en zei: "Dat is je verdiende loon."
V: Op het moment dat daar gevochten wordt?
A: Ja. [verdachte] stond te kijken.
V: Eigenlijk heeft zij alles wel gezien?
A: Ja, tuurlijk heeft zij alles gezien.
V: Jij zegt dat jij [slachtoffer] twee klappen hebt gegeven. De eerste keer ging hij naar de grond toe, maar hij kwam later weer overeind.
A: Ja. Toen was hij eventjes weg.
V: Dan zeg je dat vader er bovenop vliegt en helemaal tekeer gaat.
A: Ja, tekeer. En [betrokkene 4] had [slachtoffer] ook een paar trappen op zijn kop gegeven.
V: Dan ligt hij daar. En dan?
A: Er was overal bloed. Hij was aan het bloeden. [slachtoffer] zag er niet uit.
V: Hoe lang heeft [slachtoffer] in de woning gewond op de grond gelegen?
A: Ik denk iets van een half uur. Op de één of andere manier moest hij naar buiten.
V: Op een gegeven moment wordt er besloten dat [slachtoffer] de woning uit moet. Hij moet naar de auto toe.
A: Ja.
V: Dan zeg jij dat [verdachte] als eerste gaat kijken.
A: Ja. Ze ging eerst vanaf het balkon kijken, voor de woning. Ze zag dat er niemand was. [betrokkene 4] ging er achteraan. Hij ging naar beneden. Hij hield de autodeur open. [betrokkene 4] had vuilniszakken in de auto gelegd. De leuning van de achterbank had hij naar voren geklapt. De achterbank was plat gelegd.
V: Jij hebt samen met [betrokkene 2] [slachtoffer] naar beneden gebracht?
A: Ja.
V: Jullie lopen naar beneden en dan wordt [slachtoffer] in de auto gelegd?
A: Ja. [slachtoffer] werd in de kofferbak gelegd en de klep ging dicht. Toen ging [betrokkene 4] rijden.
(Hof: pagina 17 t/m 21 van het verbatim uitgewerkte verhoor).
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 123 e.v. van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [slachtoffer] :
V: Kan je ons vertellen wat er gisteren precies is gebeurd?
A: Even goed nadenken. Ik had eerst via Facebook contact met haar.
V: Met wie?
A: Met dat meisje.
V: Hoe heet ze?
A: [verdachte] .
V: Zij heeft jou gevraagd om te komen?
A: Ja, klopt.
V: Je komt daar aan en je loopt naar die woning toe. Wie doet de deur open?
A: Zij (het hof begrijpt: verdachte). Het ging zo snel ineens. Zij deed de deur open. [verdachte] stond met haar gezicht naar haar slaapkamer. Zij zag die mensen dus aankomen. [verdachte] stond met haar blikveld naar de slaapkamer, met haar rug richting de keuken. Ze stond heel strategisch.
V: En wat is dat voor een afscheiding tussen de woonkamer en de slaapkamer?
A: Dat is een soort deur. Ik zag de mensen achter die deur niet. Die deur ging ineens open. In een flits zag ik dat er mensen kwamen aanstormen. Ik stond met mijn rug richting de slaapkamer.
V: Je staat met je rug richting de slaapkamer. Zegt [verdachte] nog wat tegen jou?
A: Nou, dat is het vreemde. Ik had verwacht dat zij zou zeggen: "Jongens, stop ermee." Maar [verdachte] deed niks.
V: Heeft [verdachte] verder niets gedaan of gezegd tijdens dat jij...
A: Nee. Het viel me op dat zij ook niet voor mij opkwam.
V: Ze was wel al die tijd in de ruimte aanwezig? Heb je dat gezien?
A: Ja. Ze stond nog geen halve meter bij mij vandaan.
12. De verklaring van [betrokkene 2] afgelegd als getuige ter terechtzitting van het hof d.d. 9 april 2015 voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
Op enig moment was [slachtoffer] aanwezig in de woning van [verdachte] . Ik was de eerste die op [slachtoffer] afrende. Ik had hem ook als eerste te pakken. Ik ging voor de knock-out. [slachtoffer] klapte naar voren. Ik heb [slachtoffer] verschillende keren geslagen. Ook heb ik hem een knietje gegeven. Ik heb [slachtoffer] twee keer getrapt.
[verdachte] zei dat [slachtoffer] niet in haar woning kon blijven. [slachtoffer] lag bij [verdachte] in de woonkamer. Er zat bloed op zijn gezicht. [slachtoffer] werd in een laken gerold en weggesleept. Omdat er een plas bloed in de woning van [verdachte] lag, werd er schoongemaakt. Mijn broertje [betrokkene 4] liep naar de deur toe. Ik weet alleen dat we [slachtoffer] zouden wegbrengen. Op het moment dat wij [slachtoffer] versleepten, stond [verdachte] in de keuken. Zij was een sopje aan het maken in een bak met water. [verdachte] heeft buiten op de uitkijk gestaan. Er is aan [verdachte] gevraagd of zij op de uitkijk wilde staan. [verdachte] ging toen naar buiten tot aan de voordeur. Op dezelfde verdieping stond een deur open en er kwam ook een auto aanrijden. Vervolgens kwam er nog een auto aan, dus wij moesten wachten.
[slachtoffer] is vervolgens in de auto van [betrokkene 4] gelegd. De banken van de auto waren geklapt. [slachtoffer] lag schuin achter mij in de kattenbak van de auto.
13. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 426 e.v. van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2] :
We hebben [slachtoffer] in een laken gerold. We hebben het huis schoongemaakt met z'n allen. Dat hebben we eerst gedaan. Wij alle vier: [verdachte] , [medeverdachte] , [betrokkene 4] en ik. Met chloor. Dat lag bij [verdachte] in haar kastje.
[betrokkene 4] was de auto gaan halen. De auto werd voorgereden. [betrokkene 4] zat in de auto. Wij liepen met [slachtoffer] onder de arm naar beneden. [betrokkene 4] maakte de achterklep open. [medeverdachte] en ik gooiden hem erin. Wij zijn gaan rijden over een grote weg. [slachtoffer] leefde nog, al was hij meer dood dan levend.
14. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 476 e.v. van het proces-verbaal, genummerd BVH-2013126651) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 4] :
Ik zag [slachtoffer] op de grond liggen. Hij zag er vrij beroerd uit. Ook lag hij in een redelijk grote plas met bloed. Overal lagen bloedspetters op de grond.
Het gezicht van [slachtoffer] zat helemaal onder het bloed. Het bloed kwam uit zijn mond. Wij hadden samen besloten dat [slachtoffer] hier weg moest. [verdachte] ging een sopje maken. Zij moet dus wel gezien hebben dat er veel bloed lag. [verdachte] maakte een sopje in een grote emmer of een grote pan. [medeverdachte] liep naar de keuken om een plastic zak te halen, omdat het gezicht van [slachtoffer] nog aan het bloeden was.
[medeverdachte] trok [slachtoffer] weg in de richting van het midden van de woonkamer. [verdachte] is toen gaan schoonmaken op de plek waar [slachtoffer] had gelegen en waar veel bloed lag.
Op een gegeven moment ben ik naar buiten gelopen. Ik liep naar mijn auto. Voordat ik naar buiten liep, heeft [medeverdachte] een dekbedovertrek uit de slaapkamer van [verdachte] gehaald. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] in de opening van het dekbedovertrek getrokken tot aan zijn hoofd. [slachtoffer] zat helemaal in het dekbed. Ik heb mijn auto uit de zijstraat gehaald. Ik ben naar de parkeerplaats aan de voorzijde van de flat van [verdachte] gereden. Ik parkeerde mijn auto met de achterzijde naar de flat van [verdachte] , zodat ik gelijk weg zou kunnen rijden. Mijn auto stond zo ongeveer onder de flatwoning van [verdachte] .
Ik ben teruggelopen naar de woning van [verdachte] . In de woning zag ik dat [slachtoffer] helemaal ingepakt was. [verdachte] was nog steeds bezig met schoonmaken. [betrokkene 2] en [medeverdachte] stonden erbij.
Ik had de kofferbak van mijn auto al op een kiertje gezet. Ik zag [betrokkene 2] en [medeverdachte] achter mijn auto staan. Eén van hen hield [slachtoffer] vast onder zijn armen en de ander hield hem bij zijn benen vast. Ik opende de kofferbak en ik klapte de achterbank naar voren om ruimte te maken. Ik heb eerst vuilniszakken in de laadruimte van de auto gelegd. Dit deden wij om geen bloedsporen in de auto achter te hoeven laten. Daarop hebben [betrokkene 2] en [medeverdachte] [slachtoffer] in de achterbank van mijn auto gelegd.
[betrokkene 2] is achterin op de uitgeklapte bank van mijn auto gaan zitten. [medeverdachte] is naast mij op de bijrijdersstoel gaan zitten en ik nam plaats op de bestuurdersstoel.
[medeverdachte] heeft mij toen de weg gewezen. Wij reden in de richting van Rheden. Wij reden een hele donkere bosweg op. [medeverdachte] zei toen: "We brengen hem naar het bos."
[medeverdachte] en [betrokkene 2] stapten uit en deden de achterklep open en omhoog. Daarop hebben zij [slachtoffer] uit de auto gehaald en aan de linkerzijde van de weg neergelegd in een geultje. Wij zijn toen in mijn auto gestapt en weggereden. Wij reden in de richting van Arnhem. Wij hebben eerst [medeverdachte] ergens in Arnhem afgezet. Ik ben vervolgens de A-12 opgereden richting Ede. [medeverdachte] had mij de weg gewezen. Ik weet niet waar wij [medeverdachte] hebben afgezet. Ik ben niet bekend in Arnhem. [medeverdachte] is al joggend weggegaan. Ik ben omgedraaid en in dezelfde richting terug gegaan richting Veenendaal om [betrokkene 2] af te zetten. Ik heb [betrokkene 2] afgezet bij zijn woning en ben toen naar huis gereden. Ik heb toen mijn auto een paar straten verderop bij de Dubbelhof te Ede geparkeerd.
15. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 oktober 2012 opgemaakt door de rechter- commissaris in strafzaken in de rechtbank Arnhem, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik wist niet waar hij (hof: [slachtoffer] ) heen was gegaan. Ik heb niet gevraagd wat ze met [slachtoffer] gingen doen toen hij naar de auto werd gebracht.
16. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 118 van het proces-verbaal, genummerd PL0789 2012081164) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
Op zondag 22 juli 2012, omstreeks 08.15 uur, kregen wij de melding om te gaan naar de Snippendaalseweg te Rheden. Hier zou bij het voormalig asielzoekerscentrum een man liggen die tegen de melder: "Help, help!" zou hebben geroepen.
De Snippendaalseweg loopt door een bosgebied, met aan beide kanten van de weg bomen, bosschages en paden.
De melder stapte bij ons in de dienstauto en gaf aan dat wij via de openbare weg verder richting de Posbank moesten rijden. Na enkele honderden meters zagen wij een manspersoon in elkaar gezakt zitten in de greppel aan de linkerzijde. De man lag ongeveer tien meter, vanaf het wegdek gezien, in de greppel. Hij zat tussen de bomen en de planten. Wij zagen dat de man bloed op zijn kleding had. Ik zag dat de man gewond was aan zijn gezicht. Ik vroeg de man wat zijn naam was. Ik hoorde de man zeggen: " [slachtoffer] ."
17. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een geneeskundige verklaring van arts F. Beije d.d. 11 september 2011, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1980.
Omschrijving van het letsel.
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Zéér forse kneuzingen gelaat, neus gebroken, enkele snijtanden afgebroken, onderkoeling. Oorschelp bloeduitstorting.
Buik: blauwe plekken.
Benen: blauwe plekken + schaafwonden knieën.
E. Overige van belang zijnde informatie.
Coiling ("verstopping") van miltslagader, waardoor verlies miltfunctie -> levenslang vaccinaties nodig.
18. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 114 van het proces-verbaal, genummerd PL0789 2012081164) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op zondag 22 juli 2012 bevond ik mij in het ziekenhuis Rijnstate te Arnhem naar aanleiding van de zware mishandeling van [slachtoffer] .
In het ziekenhuis sprak ik met de dienstdoende arts op de spoedeisende hulp, genaamd Femke Beije. Zij deelde mij mede dat als het slachtoffer [slachtoffer] een uur later was gevonden, hij was overleden ten gevolge van zijn inwendige bloedingen."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Het hof geeft hieronder eerst de gang van zaken weer zoals deze naar zijn oordeel is komen vast te staan. De vaststellingen zijn gebaseerd op de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Daarna beoordeelt het hof de feiten in het licht van de tenlastelegging, zoals deze door het hof wordt geïnterpreteerd.
Gang van zaken
Voor en ten tijde van het tenlastegelegde hebben verdachte en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) een relatie. Op enig moment vertelt verdachte aan [medeverdachte] dat zij last heeft van iemand en dat zij er niet meer tegen kan. Verdachte deelt [medeverdachte] mede: "Ik ken een jongen en door hem ben ik verkracht. En hij chanteert mij." Voorts laat verdachte aan [medeverdachte] weten dat zij niet met rust wordt gelaten door deze jongen. Vervolgens belt [medeverdachte] met de bewuste "jongen", genaamd [slachtoffer] . [medeverdachte] laat [slachtoffer] in een normaal verlopen telefoongesprek weten dat hij verdachte beter met rust kan laten.
In de periode voorafgaande aan het tenlastegelegde heeft verdachte aan [betrokkene 1] , de vriendin van [betrokkene 2] (de vader van verdachte), gevraagd of haar vader haar zou helpen als zij - verdachte - een probleem zou hebben. Hendriksen beantwoordt deze vraag bevestigend. Een paar weken vóór 21 juli 2012 - de pleegdatum - brengt verdachte met [medeverdachte] een bezoek aan [betrokkene 2] . Verdachte vertelt haar vader dat zij is verkracht dan wel dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met [slachtoffer] en dat deze [slachtoffer] haar nog steeds lastigvalt. Vervolgens vraagt verdachte haar vader om hulp.
Op donderdag 19 juli 2012 bevinden [medeverdachte] , verdachte en [betrokkene 2] zich in de woning van verdachte in Arnhem. Daar vraagt [betrokkene 2] aan [medeverdachte] : "Ik ben van plan om dit en dit te doen. Doe je daaraan mee?" Vervolgens zegt [betrokkene 2] tegen [medeverdachte] : "Ik wil dat [verdachte] een afspraak met hem maakt. Dan wil ik hem een lesje leren." [medeverdachte] geeft aan dat hij wil meedoen met het plan van [betrokkene 2] om [slachtoffer] een lesje te leren. De woorden "een lesje leren" worden door [medeverdachte] verduidelijkt als: gewoon een beetje bang maken, een klap geven. [medeverdachte] gaat er vóór de mishandeling van [slachtoffer] van uit dat ze [slachtoffer] een paar tikken zouden geven. Verdachte was aanwezig bij het maken van de afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren. Bij die gelegenheid is gesproken over de verkrachting of aanranding van verdachte. Daarin was immers de aanleiding voor de afspraak gelegen.
Op zaterdag 21 juli 2012 is de jongste zoon van [betrokkene 2] jarig en wordt zijn verjaardag gevierd in de woning van [betrokkene 2] te Veenendaal. Op deze verjaardag zijn [medeverdachte] , verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 4] (de broer van [betrokkene 2] en daarmee de oom van verdachte) aanwezig. [betrokkene 4] hoort die dag dat verdachte "verkracht" dan wel "aangerand" zou zijn door [slachtoffer] . Verdachte vertelde dat [slachtoffer] haar nog steeds lastig zou vallen met sms'jes dan wel via Facebook, in ieder geval telefonisch. Op enig moment rijden [medeverdachte] , verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 4] naar de woning van verdachte aan de [a-straat 1] te Arnhem. [betrokkene 4] bestuurt de auto. Vanuit de auto telefoneert verdachte met [slachtoffer] . Zij vraagt [slachtoffer] om naar haar woning te komen. Via Facebook heeft verdachte [slachtoffer] op de mouw gespeld dat het uit is met haar vriend.
Uit de telefoongegevens van het toestel van [medeverdachte] blijkt dat er op 21 juli 2012 verschillende keren contact is geweest tussen het telefoonnummer van [medeverdachte] en het nummer van [slachtoffer] . Ook is er diezelfde dag een instant message verstuurd met het toestel van [medeverdachte] naar ' [verdachte] ' (het hof begrijpt: verdachte) met de tekst: "Ik laat hem niet uitpraten."
Wanneer het viertal arriveert bij de woning van verdachte, gaat deze als eerste naar boven. [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] blijven beneden wachten. Vervolgens telefoneert verdachte met [betrokkene 4] . Het hof gaat er van uit dat verdachte heeft willen controleren of de kust veilig was en dat zij, toen zij zag dat [slachtoffer] nog niet was gearriveerd, [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] naar boven liet komen. Het hof acht niet aannemelijk dat de drie mannen om een andere reden niet meteen mee naar de woning van verdachte zijn gegaan.
De drie mannen gaan vervolgens de woning van verdachte binnen en gaan naar de slaapkamer. In de slaapkamer bevindt het drietal zich buiten het zicht van mensen die zich in de woonkamer zouden bevinden. [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] vermommen zich dan wel maken zich onherkenbaar.
Kort na de binnenkomst van [slachtoffer] stormen [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] de slaapkamer uit, de woonkamer in. Zij gaan gedrieën [slachtoffer] te lijf waarbij zij op [slachtoffer] inslaan en inschoppen. Daarbij wordt [slachtoffer] ook tegen zijn hoofd getrapt en geschopt.
Door één van de klappen van [medeverdachte] op het hoofd van [slachtoffer] , gaat [slachtoffer] door zijn knieën. Volgens [medeverdachte] is [slachtoffer] dan "knock-out". Uit de verklaring van [slachtoffer] en uit de door het hof op dit punt geloofwaardig geachte verklaring van [medeverdachte] leidt het hof af dat verdachte hierbij aanwezig is geweest en uit de verklaring van [medeverdachte] bovendien dat verdachte na afloop op [slachtoffer] heeft gespuugd en hem de woorden heeft toegevoegd: "Dat is je verdiende loon." Nadat [slachtoffer] is afgetuigd, is het slecht met hem gesteld. Hij zit onder het bloed. [medeverdachte] verklaart dat [slachtoffer] er niet uitzag. [slachtoffer] ligt uitgevloerd op de vloer. Nadat het geweld tegen [slachtoffer] is gestopt, maken [medeverdachte] , verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 4] eerst de woning gedurende geruime tijd schoon. [slachtoffer] wordt in een laken of dekbedhoes gewikkeld en naar beneden afgevoerd. Verdachte gaat op de uitkijk staan om te kijken of de kust veilig is. [slachtoffer] wordt in de kofferbak van de auto van [betrokkene 4] gelegd. Hij is dan als het ware meer dood dan levend. De auto staat geparkeerd voor de flat van verdachte. Er zijn plastic zakken in de auto van [betrokkene 4] gelegd. Het hof gaat ervan uit dat dit is gedaan om ervoor te zorgen dat er zo min mogelijk sporen in die auto achter zouden blijven. In de auto bevinden zich vier personen: [betrokkene 2] en [betrokkene 4] , [medeverdachte] en [slachtoffer] . Verdachte niet. Vervolgens rijdt de auto via de Pleyroute naar Rheden, waar de ernstig gewonde [slachtoffer] wordt gedumpt op een afgelegen plek in een bos bij de Snippendaalseweg, nabij de plaats waar in het verleden een asielzoekerscentrum was gevestigd. In de ochtend van 22 juli 2012 wordt [slachtoffer] gevonden door een toevallige voorbijganger. Bij [slachtoffer] zijn de volgende verwondingen geconstateerd:
- zeer forse kneuzingen in het gelaat;
- een gebroken neus;
- enkele afgebroken snijtanden;
- onderkoeling;
- een bloeduitstorting in de oorschelp;
- blauwe plekken op buik en benen;
- schaafwonden op de knieën;
- coiling (verstopping) van de miltslagader.
Als [slachtoffer] een uur later gevonden zou zijn, zou hij zijn overleden ten gevolge van inwendige bloedingen.
Beoordeling tenlastelegging
Naar het oordeel van het hof is sprake van medeplegen van poging tot doodslag. Het hof acht niet bewezen dat er sprake was van voorbedachte raad op de dood.
Dat verdachte en haar medeverdachten opzet op de dood van [slachtoffer] hadden, leidt het hof in het bijzonder af uit de volgende feiten en omstandigheden.
De tevoren gemaakte afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren, hield volgens de verklaring van [medeverdachte] niet meer in dan (mede) het geven van enkele klappen. Het hof acht bewezen dat verdachte datzelfde opzet had, omdat zij aanwezig was bij het maken van de afspraak en die afspraak werd gemaakt nadat zij haar vader had verteld dat zij verkracht was - zoals haar vader dat had begrepen - en dat zij zijn hulp nodig had. Gelet op alle hiervoor vermelde omstandigheden acht het hof niet aannemelijk dat verdachte meende dat er alleen maar met [slachtoffer] gepraat zou worden en dat zij niet wist of zich niet realiseerde dat [slachtoffer] klappen zou krijgen. Het hof is van oordeel dat niet bewezen is dat het opzet van verdachte op dat moment verder ging dan het geven van enkele klappen aan [slachtoffer] .
Maar in ieder geval bij de uitvoering van de afspraak in de woning van verdachte en de gang van zaken daarna volgt dat verdachten - verdachte niet uitgezonderd - minst genomen bewust de aanmerkelijk kans hebben aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. In de woning hebben [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] [slachtoffer] immers op zeer gewelddadige wijze geschopt en geslagen, onder meer tegen zijn hoofd. Bij het krachtdadig meermalen schoppen tegen iemands hoofd bestaat - naar van algemene bekendheid is - de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer komt te overlijden. Van die kans moeten verdachten zich bewust zijn geweest. Dat geldt ook voor verdachte, die bij het in elkaar slaan en schoppen van [slachtoffer] aanwezig was. Verdachte heeft niets gedaan om te voorkomen dat [slachtoffer] gedurende enige tijd werd toegetakeld, terwijl zij het is geweest die door haar eerdere gedrag - vertellen over een verkrachting, het maken van een afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren, het arrangeren van de ontmoeting met [slachtoffer] in haar woning en het toelaten van de mannen in haar woning en haar slaapkamer - de situatie in het leven heeft geroepen. Dat zij het eerder beschreven ernstig toetakelen van [slachtoffer] en daarmee de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in dit stadium bewust heeft aanvaard, leidt het hof ook af uit het feit dat zij na afloop van het geweld op [slachtoffer] heeft gespuugd en hem de woorden heeft toegevoegd: "Dat is je verdiende loon".
Hoewel [slachtoffer] zwaar gewond en hulpeloos was, heeft geen van de aanwezigen - onder wie verdachte, door wier optreden de situatie, zoals gezegd, in het leven was geroepen - hem de nodige zorg verschaft. In plaats daarvan hebben zij de tijd genomen om de sporen van hun gedragingen eerst uit te wissen en vervolgens [slachtoffer] in de kofferbak van de auto gelegd en afgevoerd, waarbij verdachte op de uitkijk heeft gestaan. Het hof acht niet aannemelijk dat er bij één van de aanwezigen het voornemen of de gedachte bestond om [slachtoffer] naar een ziekenhuis te brengen. In plaats daarvan hebben drie van hen het slachtoffer midden in de nacht naar een afgelegen plek in een bos gebracht en hem daar aan zijn lot overgelaten. Het hof acht weliswaar niet bewezen dat verdachte wist dat [slachtoffer] op die plaats zou worden gedumpt, maar uit haar verklaring bij de rechter-commissaris van 2 oktober 2012 leidt het hof af dat het haar - hoewel zij zich bewust was van het feit dat [slachtoffer] ernstig gewond was - geen biet interesseerde wat er met [slachtoffer] zou gebeuren.
Hoewel verdachte aan bepaalde uitvoeringshandelingen een minder groot fysiek aandeel heeft gehad dan haar medeverdachten (in elkaar slaan, het dumpen van het slachtoffer in het bos) is het hof van oordeel dat er ook ten aanzien van verdachte sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met de anderen en dat haar bijdrage van voldoende gewicht was om van medeplegen te spreken. Zij is degene geweest die [medeverdachte] en haar vader erover heeft verteld dat ze verkracht zou zijn door [slachtoffer] en dat ze nog door hem zou worden lastig gevallen en haar vader om hulp heeft gevraagd, die aanwezig is geweest bij de in haar woning gemaakte afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren, [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar haar woning heeft gelokt waar deze op bijzonder gewelddadige wijze is mishandeld, die de mannen in haar woning binnen heeft gelaten en zich in haar slaapkamer voor [slachtoffer] liet verstoppen, die bij het in elkaar slaan aanwezig is geweest en [slachtoffer] zelfs heeft bespuugd en hem de woorden heeft toegevoegd: "Dat is je verdiende loon", die de ernstig gewonde [slachtoffer] gedurende enige tijd in haar woning liet liggen in plaats van hulp te halen of vragen en die heeft meegewerkt aan het doen verdwijnen van het slachtoffer uit haar woning zonder zich erom te bekommeren wat er met hem zou gebeuren. Voor het geval voor één of meer gedragingen (handelen en nalaten) van verdachte geldt dat zij met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, is met de beschrijving van het totaal van de gedragingen van verdachte naar het oordeel van het hof voldoende nauwkeurig gemotiveerd dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
(...)
Conclusie
Het hof verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer] (het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit)."
2.3.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte van het begin af aan betrokken is geweest bij het plan om [slachtoffer] "een lesje te leren". Met betrekking tot de uitvoering van het plan heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer] naar haar woning heeft gelokt, dat zij aanwezig was bij het door de aldaar aanwezige mededaders op zeer gewelddadige wijze schoppen en slaan tegen het lichaam en het hoofd van [slachtoffer] en dat zij niets heeft gedaan om te voorkomen dat [slachtoffer] gedurende enige tijd werd toegetakeld, terwijl zij na de geweldpleging [slachtoffer] heeft bespuugd en hem de woorden "Dat is je verdiende loon" heeft toegevoegd. Voorts heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte en de mededaders vervolgens gezamenlijk het plan hebben bedacht hoe [slachtoffer] de woning moest verlaten en dat de verdachte, nadat zij en haar mededaders gedurende enige tijd de woning hadden schoongemaakt, op de uitkijk heeft gestaan toen de ernstig gewonde [slachtoffer] - waaraan door de verdachte noch de mededaders enige zorg was verleend en die op dat moment meer dood dan levend was - door de mededaders in de kofferbak van een auto werd gelegd en werd weggevoerd. Daarbij heeft het Hof mede in aanmerking genomen dat niet aannemelijk is dat bij de verdachte het voornemen of de gedachte bestond om [slachtoffer] naar een ziekenhuis te brengen en dat uit de verklaring van de verdachte bij de Rechter-Commissaris van 2 oktober 2012 blijkt dat het de verdachte geen biet interesseerde wat er met de ernstig gewonde [slachtoffer] zou gebeuren. Aldus beschouwd heeft het Hof uit een en ander kunnen afleiden dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] zoals is bewezenverklaard en dat de bijdrage van de verdachte aan het bewezenverklaarde delict van voldoende gewicht is dat van medeplegen mag worden gesproken. Die oordelen zijn toereikend gemotiveerd.
2.4.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2016.
Conclusie 07‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Medeplegen poging doodslag. Falende bewijsklacht opzet en medeplegen. Samenhang met 15/03182.
Nr. 15/02279 Zitting: 7 juni 2016 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 8 mei 2015 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “medeplegen van poging tot doodslag”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 60.253,51 hoofdelijk toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander zoals in het arrest is vermeld.
Er bestaat samenhang met de zaak 15/03182. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte heeft Mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, één middel van cassatie voorgesteld.
Het op 11 mei 2015 onbeperkt ingestelde cassatieberoep is op 11 juli 2015 tijdig partieel ingetrokken ten aanzien van het primair tenlastegelegde, waarvan het hof de verdachte vrijsprak. Gelet op HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1610, is de door de raadsman aangebrachte beperking van de omvang van het cassatieberoep toelaatbaar1.zodat het cassatieberoep zich niet uitstrekt tot de vrijspraak van de primair tenlastegelegde poging tot moord.
5. Het middel
5.1. Het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen van en/of opzet op de poging tot doodslag ontoereikend heeft gemotiveerd.
5.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“zij in de periode van 21 tot en met 22 juli 2012, althans in of omstreeks de maand juli 2012, te Arnhem en/of te Rheden en/of (elders) in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen met verdachtes mededader(s), opzettelijk, [slachtoffer] -conform te voren gemaakte afspraak- heeft uitgenodigd om naar haar woning aan de [a-straat 1] te Arnhem te komen en/of [slachtoffer] naar die woning heeft gelokt en/of [slachtoffer] aldaar heeft opgewacht, waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) -nadat [slachtoffer] was gearriveerd en in die woning was binnengelaten- meermalen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam van [slachtoffer] hebben/heeft geschopt, geslagen en/of gestompt en (vervolgens) [slachtoffer] in de kofferbak van een auto hebben/heeft gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
5.3. De bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de aanvulling op het arrest. Voor het bewijs zijn gebezigd: de verklaringen van de verdachte afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris (bewijsmiddel 7 en 15), de verklaring van de getuige [betrokkene 1] (bewijsmiddel 2), de verklaringen van de medeverdachten [betrokkene 2] afgelegd bij de politie en het hof (bewijsmiddel 3, 6, 12 en 13), [betrokkene 4] afgelegd bij de politie (bewijsmiddel 5, 9 en 14), [medeverdachte] bij de politie (bewijsmiddel 1, 4 en 10), de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten (bewijsmiddel 8, 16 en 18), de verklaring van aangever [slachtoffer] (bewijsmiddel 11) en een geschrift zijnde de geneeskundige verklaring van arts F. Beije (bewijsmiddel 17).
5.4. Het Hof heeft in een nadere bewijsoverweging ten aanzien van het medeplegen en het voorwaardelijk opzet van de verdachte het volgende overwogen:
“Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft in de eerste plaats gerekwireerd tot bewezenverklaring van medeplichtigheid aan de poging tot moord op [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). In dit verband heeft de advocaat-generaal -kort gezegd- betoogd dat het opzet van verdachte gericht was op het laten verdwijnen van de zwaargewonde [slachtoffer] en op het bevorderen en vergemakkelijken van deze handelingen. Verdachte kan als medeplichtige aan de poging tot moord op [slachtoffer] worden aangemerkt, nu zij daartoe gelegenheid heeft geboden, op de uitkijk heeft gestaan en nu verdachte opzettelijk heeft nagelaten om in te grijpen terwijl handelen was geboden.
De advocaat-generaal heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad. Daartoe heeft de advocaat-generaal -kort gezegd- aan gevoerd dat verdachte voorafgaande aan het delict intensief heeft samengewerkt met de medeverdachten en dat zij een wezenlijke en onmisbare rol heeft vervuld. Direct na de geweldshandelingen heeft verdachte een belangrijke rol gespeeld bij de afhandeling van het delict. Zo is zij op alle belangrijke momenten in de woning aanwezig geweest en trok zij zich niet terug toen daartoe de mogelijkheid bestond.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde varianten van medeplegen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het opzet van verdachte in de fase voorafgaand aan de mishandeling niet was gericht op welke vorm van mishandeling dan ook. Nu het opzet van verdachte niet was gericht op de feiten die haar worden verweten, mogen de handelingen die verdachte voorafgaand aan de mishandeling heeft verricht niet worden meegenomen bij de achteraf door verdachte gepleegde handelingen. De achteraf door verdachte gepleegde handelingen maken de bijdrage van verdachte niet dusdanig significant dat zij als medepleger kan worden aangemerkt.
De raadsman heeft verder opgemerkt dat de omstandigheid dat verdachte niet zou hebben verhinderd dat [slachtoffer] in hulpeloze toestand is achtergelaten, niet kan worden meegenomen bij de beoordeling of verdachte als medepleger aangemerkt zou kunnen worden. Op het moment dat [slachtoffer] uit de woning werd weggevoerd, wist verdachte namelijk niet wat er met hem zou gaan gebeuren.
De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte van alle tenlastegelegde medeplichtigheidsvarianten moet worden vrijgesproken omdat haar (voorwaardelijk) opzet nimmer gericht is geweest op het gronddelict, te weten de mishandeling van [slachtoffer] . Verdachte heeft van tevoren niet geweten dat er geweld jegens [slachtoffer] zou worden gebruikt. Bovendien heeft zij nadrukkelijk aangegeven dat zij in haar woning geen ellende wilde.
Indien het hof van oordeel is dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat met de door haar gearrangeerde ontmoeting in haar woning een vorm van geweld zou volgen, heeft de raadsman naar voren gebracht dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte niet verder reikt dan een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Oordeel hof
Het hof geeft hieronder eerst de gang van zaken weer zoals deze naar zijn oordeel is komen vast te staan. De vaststellingen zijn gebaseerd op de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Daarna beoordeelt het hof de feiten in het licht van de tenlastelegging, zoals deze door het hof wordt geïnterpreteerd.
Gang van zaken
Voor en ten tijde van het tenlastegelegde hebben verdachte en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) een relatie. Op enig moment vertelt verdachte aan [medeverdachte] dat zij last heeft van iemand en dat zij er niet meer tegen kan. Verdachte deelt [medeverdachte] mede: “Ik ken een jongen en door hem ben ik verkracht. En hij chanteert mij.” Voorts laat verdachte aan [medeverdachte] weten dat zij niet met rust wordt gelaten door deze jongen. Vervolgens belt [medeverdachte] met de bewuste “jongen”, genaamd [slachtoffer] . [medeverdachte] laat [slachtoffer] in een normaal verlopen telefoongesprek weten dat hij verdachte beter met rust kan laten.
In de periode voorafgaande aan het tenlastegelegde heeft verdachte aan [betrokkene 1] , de vriendin van [betrokkene 2] (de vader van verdachte), gevraagd of haar vader haar zou helpen als zij -verdachte- een probleem zou hebben. [betrokkene 1] beantwoordt deze vraag bevestigend. Een paar weken vóór 21 juli 2012 -de pleegdatum- brengt verdachte met [medeverdachte] een bezoek aan [betrokkene 2] . Verdachte vertelt haar vader dat zij is verkracht dan wel dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met [slachtoffer] en dat deze [slachtoffer] haar nog steeds lastigvalt. Vervolgens vraagt verdachte haar vader om hulp.
Op donderdag 19 juli 2012 bevinden [medeverdachte] , verdachte en [betrokkene 2] zich in de woning van verdachte in Arnhem. Daar vraagt [betrokkene 2] aan [medeverdachte] : “Ik ben van plan om dit en dit te doen. Doe je daaraan mee?” Vervolgens zegt [betrokkene 2] tegen [medeverdachte] : “Ik wil dat [verdachte] een afspraak met hem maakt. Dan wil ik hem een lesje leren.” [medeverdachte] geeft aan dat hij wil meedoen met het plan van [betrokkene 2] om [slachtoffer] een lesje te leren. De woorden “een lesje leren” worden door [medeverdachte] verduidelijkt als: gewoon een beetje bang maken, een klap geven. [medeverdachte] gaat er vóór de mishandeling van [slachtoffer] van uit dat ze [slachtoffer] een paar tikken zouden geven. Verdachte was aanwezig bij het maken van de afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren. Bij die gelegenheid is gesproken over de verkrachting of aanranding van verdachte. Daarin was immers de aanleiding voor de afspraak gelegen.
Op zaterdag 21 juli 2012 is de jongste zoon van [betrokkene 2] jarig en wordt zijn verjaardag gevierd in de woning van [betrokkene 2] te Veenendaal. Op deze verjaardag zijn [medeverdachte] , verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 4] (de broer van [betrokkene 2] en daarmee-de oom van verdachte) aanwezig. [betrokkene 4] hoort die dag dat verdachte “verkracht” dan wel “aangerand” zou zijn door [slachtoffer] . Verdachte vertelde dat [slachtoffer] haar nog steeds lastig zou vallen met sms’jes dan wel via Facebook, in ieder geval telefonisch. Op enig moment rijden [medeverdachte] , verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 4] naar de woning van verdachte aan de [a-straat 1] te Arnhem. [betrokkene 4] bestuurt de auto. Vanuit de auto telefoneert verdachte met [slachtoffer] . Zij vraagt [slachtoffer] om naar haar woning te komen. Via Facebook heeft verdachte [slachtoffer] op de mouw gespeld dat het uit is met haar vriend.
Uit de telefoongegevens van het toestel van [medeverdachte] blijkt dat er op 21 juli 2012 verschillende keren contact is geweest tussen het telefoonnummer van [medeverdachte] en het nummer van [slachtoffer] . Ook is er diezelfde dag een instant message verstuurd met het toestel van [medeverdachte] naar ‘ [verdachte] ’ (het hof begrijpt: verdachte) met de tekst: “Ik laat hem niet uitpraten.”
Wanneer het viertal arriveert bij de woning van verdachte, gaat deze als eerste naar boven. [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] blijven beneden wachten. Vervolgens telefoneert verdachte met [betrokkene 4] . Het hof gaat er van uit dat verdachte heeft willen controleren of de kust veilig was en dat zij, toen zij zag dat [slachtoffer] nog niet was gearriveerd, [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] naar boven liet komen. Het hof acht niet aannemelijk dat de drie mannen om een andere reden niet meteen mee naar de woning van verdachte zijn gegaan.
De drie mannen gaan vervolgens de woning van verdachte binnen en gaan naar de slaapkamer. In de slaapkamer bevindt het drietal zich buiten het zicht van mensen die zich in de woonkamer zouden bevinden. [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] vermommen zich dan wel maken zich onherkenbaar.
Kort na de binnenkomst van [slachtoffer] stormen [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] de slaapkamer uit, de woonkamer in. Zij gaan gedrieën [slachtoffer] te lijf waarbij zij op [slachtoffer] inslaan en inschoppen. Daarbij wordt [slachtoffer] ook tegen zijn hoofd getrapt en geschopt.
Door één van de klappen van [medeverdachte] op het hoofd van [slachtoffer] , gaat [slachtoffer] door zijn knieën. Volgens [medeverdachte] is [slachtoffer] dan “knock-out”. Uit de verklaring van [slachtoffer] en uit de door het hof op dit punt geloofwaardig geachte verklaring van [medeverdachte] leidt het hof af dat verdachte hierbij aanwezig is geweest en uit de verklaring van [medeverdachte] bovendien dat verdachte na afloop op [slachtoffer] heeft gespuugd en hem de woorden heeft toegevoegd: “Dat is je verdiende loon.” Nadat [slachtoffer] is afgetuigd, is het slecht met hem gesteld. Hij zit onder het bloed. [medeverdachte] verklaart dat [slachtoffer] er niet uitzag. [slachtoffer] ligt uitgevloerd op de vloer. Nadat het geweld tegen [slachtoffer] is gestopt, maken [medeverdachte] , verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 4] eerst de woning gedurende geruime tijd schoon. [slachtoffer] wordt in een laken of dekbedhoes gewikkeld en naar beneden afgevoerd. Verdachte gaat op de uitkijk staan om te kijken of de kust veilig is. [slachtoffer] wordt in de kofferbak van de auto van [betrokkene 4] gelegd. Hij is dan als het ware meer dood dan levend. De auto staat geparkeerd voor de flat van verdachte. Er zijn plastic zakken in de auto van [betrokkene 4] gelegd. Het hof gaat ervan uit dat dit is gedaan om ervoor te zorgen dat er zo min mogelijk sporen in die auto achter zouden blijven. In de auto bevinden zich vier personen: [betrokkene 2] en [betrokkene 4] , [medeverdachte] en [slachtoffer] . Verdachte niet. Vervolgens rijdt de auto via de Pleyroute naar Rheden, waar de ernstig gewonde [slachtoffer] wordt gedumpt op een afgelegen plek in een bos bij de Snippendaalseweg, nabij de plaats waar in het verleden een asielzoekerscentrum was gevestigd. In de ochtend van 22 juli 2012 wordt [slachtoffer] gevonden door een toevallige voorbijganger. Bij [slachtoffer] zijn de volgende verwondingen geconstateerd:
- zeer forse kneuzingen in het gelaat;
- een gebroken neus;
- enkele afgebroken snijtanden;
- onderkoeling;
- een bloeduitstorting in de oorschelp;
- blauwe plekken op buik en benen;
- schaafwonden op de knieën;
- coiling (verstopping) van de miltslagader.
Als [slachtoffer] een uur later gevonden zou zijn, zou hij zijn overleden ten gevolge van inwendige bloedingen.
Beoordeling tenlastelegging
Naar het oordeel van het hof is sprake van medeplegen van poging tot doodslag. Het hof acht niét bewezen dat er sprake was van voorbedachte raad op de dood.
Dat verdachte en haar medeverdachten opzet op de dood van [slachtoffer] hadden, leidt het hof in het bijzonder af uit de volgende feiten en omstandigheden.
De tevoren gemaakte afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren, hield volgens de verklaring van [medeverdachte] niet meer in dan (mede) het geven van enkele klappen. Het hof acht bewezen dat verdachte datzelfde opzet had, omdat zij aanwezig was bij het maken van de afspraak en die afspraak werd gemaakt nadat zij haar vader had verteld dat zij verkracht was -zoals haar vader dat had begrepen- en dat zij zijn hulp nodig had. Gelet op alle hiervoor vermelde omstandigheden acht het hof niet aannemelijk dat verdachte meende dat er alleen maar met [slachtoffer] gepraat zou worden en dat zij niet wist of zich niet realiseerde dat [slachtoffer] klappen zou krijgen. Het hof is van oordeel dat niet bewezen is dat het opzet van verdachte op dat moment verder ging dan het geven van enkele klappen aan [slachtoffer] .
Maar in ieder geval bij de uitvoering van de afspraak in de woning van verdachte en de gang van zaken daarna volgt dat verdachten -verdachte niet uitgezonderd- minst genomen bewust de aanmerkelijk kans hebben aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. In de woning hebben [medeverdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] [slachtoffer] immers op zeer gewelddadige wijze geschopt en geslagen, onder meer tegen zijn hoofd. Bij het krachtdadig meermalen schoppen tegen iemands hoofd bestaat -naar van algemene bekendheid is- de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer komt te overlijden. Van die kans moeten verdachten zich bewust zijn geweest. Dat geldt ook voor verdachte, die bij het in elkaar slaan en schoppen van [slachtoffer] aanwezig was. Verdachte heeft niets gedaan om te voorkomen dat [slachtoffer] gedurende enige tijd werd toegetakeld, terwijl zij het is geweest die door haar eerdere gedrag -vertellen over een verkrachting, het maken van een afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren, het arrangeren van de ontmoeting met [slachtoffer] in haar woning en het toelaten van de mannen in haar woning en haar slaapkamer- de situatie in het leven heeft geroepen. Dat zij het eerder beschreven ernstig toetakelen van [slachtoffer] en daarmee de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in dit stadium bewust heeft aanvaard, leidt het hof ook af uit het feit dat zij na afloop van het geweld op [slachtoffer] heeft gespuugd en hem de woorden heeft toegevoegd: “Dat is je verdiende loon”.
Hoewel [slachtoffer] zwaar gewond en hulpeloos was, heeft geen van de aanwezigen -onder wie verdachte, door wier optreden de situatie, zoals gezegd, in het leven was geroepen- hem de nodige zorg verschaft. In plaats daarvan hebben zij de tijd genomen om de sporen van hun gedragingen eerst uit te wissen en vervolgens [slachtoffer] in de kofferbak van de auto gelegd en afgevoerd, waarbij verdachte op de uitkijk heeft gestaan.1 Het hof acht niet aannemelijk dat er bij één van de aanwezigen het voornemen of de gedachte bestond om [slachtoffer] naar een ziekenhuis te brengen. In plaats daarvan hebben drie van hen het slachtoffer midden in de nacht naar een afgelegen plek in een bos gebracht en hem daar aan zijn lot overgelaten. Het hof acht weliswaar niet bewezen dat verdachte wist dat [slachtoffer] op die plaats zou worden gedumpt, maar uit haar verklaring bij de rechter-commissaris van 2 oktober 20122 leidt het hof af dat het haar -hoewel zij zich bewust was van het feit dat [slachtoffer] ernstig gewond was geen biet interesseerde wat er met [slachtoffer] zou gebeuren.
Hoewel verdachte aan bepaalde uitvoeringshandelingen een minder groot fysiek aandeel heeft gehad dan haar medeverdachten (in elkaar slaan, het dumpen van het slachtoffer in het bos) is het hof van oordeel dat er ook ten aanzien van verdachte sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met de anderen en dat haar bijdrage van voldoende gewicht was om van medeplegen te spreken.3 Zij is degene geweest die [medeverdachte] en haar vader erover heeft verteld dat ze verkracht zou zijn door [slachtoffer] en dat ze nog door hem zou worden lastig gevallen en haar vader om hulp heeft gevraagd, die aanwezig is geweest bij de in haar woning gemaakte afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren, [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar haar woning heeft gelokt waar deze op bijzonder gewelddadige wijze is mishandeld, die de mannen in haar woning binnen heeft gelaten en zich in haar slaapkamer voor [slachtoffer] liet verstoppen, die bij het in elkaar slaan aanwezig is geweest en [slachtoffer] zelfs heeft bespuugd en hem de woorden heeft toegevoegd: “Dat is je verdiende loon”, die de ernstig gewonde [slachtoffer] gedurende enige tijd in haar woning liet liggen in plaats van hulp te halen of vragen en die heeft meegewerkt aan het doen verdwijnen van het slachtoffer uit haar woning zonder zich erom te bekommeren wat er met hem zou gebeuren. Voor het geval voor één of meer gedragingen (handelen en nalaten) van verdachte geldt dat zij met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, is met de beschrijving van het totaal van de gedragingen van verdachte naar het oordeel van het hof voldoende nauwkeurig gemotiveerd dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Het hof acht niet bewezen dat sprake is van voorbedachte raad om [slachtoffer] om het leven te brengen. Uit de verklaringen van verdachte en haar medeverdachten maakt het hof niet op of en zo ja, op welk moment door verdachten een besluit is genomen om [slachtoffer] van het leven te beroven en gedurende welke tijd verdachte zich heeft kunnen beraden op dit besluit. Ook uit de door verdachte en haar medeverdachten verrichte gedragingen leidt het hof niet met de voor een bewezenverklaring vereiste overtuiging af dat van voorbedachte raad sprake is. Het hof spreekt verdachte daarom vrij van de tenlastegelegde poging tot moord.
Het hof acht overigens -met dezelfde motivering als hiervoor- ook niet bewezen dat sprake is van voorbedachte raad om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.”
5.5.
Ik begin met de klacht over het medeplegen. In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering.2.Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Aan het zich niet distantiëren komt op zichzelf geen grote betekenis toe. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.3.
5.6.
Het hof heeft vastgesteld dat niet is gebleken dat de verdachte het slachtoffer zelf heeft geschopt en/of geslagen. Desondanks heeft het hof – uitgebreid gemotiveerd4.- geoordeeld dat tussen de verdachte en haar medeverdachten sprake was van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking dat zij de bewezenverklaarde poging tot doodslag tezamen en in vereniging hebben gepleegd. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte en zijn medeverdachten voorafgaand, gedurende en na het plegen van het feit gezamenlijk zijn opgetreden en dat het totaal van de gedragingen van verdachte medeplegen oplevert. Dit heeft het hof afgeleid uit de omstandigheid dat de verdachte degene is geweest die:- medeverdachte [medeverdachte] en haar vader heeft verteld dat ze door het slachtoffer zou zijn verkracht en nog door hem zou worden lastig gevallen;- haar vader om hulp heeft gevraagd;- aanwezig is geweest bij de in haar woning gemaakte afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren;- [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar haar woning heeft gelokt alwaar hij op gewelddadige wijze is mishandeld;- haar medeverdachten in haar woning heeft binnengelaten en in haar slaapkamer heeft laten verstoppen voor [slachtoffer] ;- aanwezig is geweest bij het in elkaar slaan en [slachtoffer] heeft bespuugd en hem de woorden heeft toegevoegd: “Dat is je verdiende loon”;- de ernstig gewonde [slachtoffer] gedurende enige tijd in haar woning heeft laten liggen in plaats van hulp te halen of vragen;- heeft meegewerkt aan het doen verdwijnen van het slachtoffer uit haar woning zonder zich erom te bekommeren wat er met hem zou gebeuren.
5.7.
Het middel is met name gebaseerd op het feit dat de verdachte zelf geen fysiek geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer en dat de handelingen van verdachte geen nauwe en bewuste samenwerking opleveren bij het schoppen en slaan tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer. Zoals hiervoor reeds uiteengezet lees ik de overwegingen van het hof aldus dat het hof heeft vastgesteld dat niet is gebleken dat de verdachte het slachtoffer zelf heeft geschopt en/of geslagen. Evenwel, voor het aannemen van medeplegen is ook niet vereist dat verdachte zelf heeft geslagen of geschopt.5.Het gaat om de vraag of de bijdrage van de verdachte van wezenlijk intellectueel en/of materieel belang was bij de verwezenlijking van het delict, in casu de poging tot moord.
5.8.
Die vraag dient naar mijn mening bevestigend beantwoord te worden. De wezenlijke bijdrage van de verdachte heeft het hof niet alleen ontleend aan de fysieke aanwezigheid van de verdachte in de woning tijdens het gebruik van het geweld tegen het slachtoffer maar ook aan andere handelingen van de verdachte, zoals hiervoor onder 4.5 uiteengezet. Niet alleen heeft verdachte het zogeheten “vuur aangewakkerd” en om hulp gevraagd bij haar medeverdachten, maar ook wist zij van de gemaakte afspraak om [slachtoffer] een lesje te leren. De verdachte heeft het slachtoffer naar haar woning gelokt nadat zij de drie medeverdachten toegang tot haar woning had verschaft en in haar slaapkamer had verborgen. Bij het uitgeoefende geweld heeft verdachte zich niet gedistantieerd en na afloop heeft zij het slachtoffer bespuugd en hem de zinsnede toegevoegd: “Dat is je verdiende loon”. Evenmin heeft de verdachte zich in de fase die ik aanduid als tweede fase6.gedistantieerd; sterker nog, verdachte heeft eerst zelf meegeholpen bij het schoonmaken van haar woning en daarna op de uitkijk gestaan om te zien of de kust veilig was om het slachtoffer naar beneden af te voeren en in de kofferbak van de auto van medeverdachte [betrokkene 4] te leggen. Dat het hof dit samenstel van gedragingen heeft gezien als een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de poging tot doodslag en heeft geoordeeld dat de verdachte als medepleger van die poging tot doodslag kan worden aangemerkt, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De bewezenverklaring van het tenlastegelegde 'medeplegen' is derhalve naar de eis der wet voldoende met redenen omkleed.7.In zoverre kan het middel niet tot cassatie leiden.
5.9.
Voorts klaagt het middel nog dat de bewezenverklaarde poging tot doodslag onvoldoende met redenen is omkleed omdat het bewezenverklaarde opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Het middel berust met name op de grond dat de verdachte niets wist van de tevoren gemaakte afspraak dat [slachtoffer] een lesje moest worden geleerd en dat daarbij klappen zouden vallen en voorts dat het voorwaardelijk opzet niet kan worden afgeleid uit het niet ingrijpen van de verdachte.
5.10.
Bij de beoordeling van de klacht moet het volgende worden vooropgesteld. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer] – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Voorts dient het voor medeplegen van poging tot doodslag vereiste opzet van een verdachte niet alleen te zijn gericht op de samenwerking met zijn medeverdachte(n), maar ook op het gevolg van het delict, te weten de dood van het slachtoffer. Daartoe moet hij met de medeverdachte(n) hebben samengewerkt. De medepleger hoeft niet op de hoogte te zijn van de ‘precieze gedragingen van zijn mededader’.8.
5.11.
In de hiervoor onder 4.3 weergegeven overwegingen heeft het hof geoordeeld dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden door het tegen hem gerichte geweld, waaraan zij in de vorm van medeplegen deelnam. Het hof heeft daartoe overwogen dat [slachtoffer] mede op instigatie van verdachte na een voorafgaande afspraak door meerdere personen op zeer gewelddadige wijze is geslagen en geschopt, onder meer tegen zijn hoofd (een vitaal onderdeel van het lichaam) en het een feit van algemene bekendheid is dat het meermalen krachtig schoppen tegen iemands hoofd tot de dood van die persoon kan leiden. Voorts heeft het hof overwogen dat het welbewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden ook blijkt uit het feit dat de verdachte niets heeft gedaan om te voorkomen dat [slachtoffer] gedurende enige tijd werd toegetakeld, dat zij hem na de mishandeling heeft bespuugd en hem de woorden heeft toegevoegd: “Dat is je verdiende loon” en voorts heeft geholpen met het uitwissen van de sporen en het behulpzaam zijn bij het afvoeren van het zwaargewonde slachtoffer zonder zich erom te bekommeren wat er met hem zou gebeuren.
5.12.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.9 is vooropgesteld en tegen de achtergrond van de hiervoor onder 4.3 genoemde vaststellingen, geeft het oordeel van het hof dat verdachte aldus en onder die omstandigheden handelend zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] mede door haar toedoen zou overlijden en dat derhalve het opzet van verdachte in de zin van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] was gericht, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. Anders dan in de schriftuur wordt aangevoerd, heeft het hof uit de bewijsvoering kunnen afleiden dat sprake was van een gezamenlijk optreden waaraan een van te voren gemaakte afspraak ten grondslag lag. Dat die afspraak enkel inhield dat ze het slachtoffer een “lesje zouden leren” doet daaraan niet af.
5.13.
Het middel faalt in al zijn onderdelen.
6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑06‑2016
Mijn ambtgenoten Hofstee en Spronken hebben onlangs in hun conclusies in zeven zaken een zeer uitvoerige beschouwing gewijd aan het medeplegen en een door hen samengesteld beslisschema opgenomen, zie o.a. ECLI:NL:PHR:2016:233 en ECLI:NL:HR:PHR:2016:234. Om die reden zal ik in deze conclusie volstaan met een korte uiteenzetting van de jurisprudentie van de Hoge Raad en verwijs ik voorts graag naar hun conclusies.
Zie hierover nader A. Postma, Facetten van medeplegen, DD 2015/14.
Daarin onderscheidt zich de onderhavige zaak in gunstige zin van HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2886, inzake de kofferbakmoord/rioolputmoord. In die zaak achtte de Hoge Raad het medeplegen van doodslag ontoereikend gemotiveerd.
HR 15 april 1986, LJN AC4107, NJ 1986, 740.
De fase die een aanvang neemt nadat het geweld op het slachtoffer is uitgeoefend en waarbij de woning wordt schoongemaakt.
Een vergelijkbaar geval deed zich voor in HR 8 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:382 waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het langdurig fysiek aanwezig zijn bij de door de medeverdachte gepleegde mishandeling en het niet ingrijpen onvoldoende waren om te kunnen aannemen dat de verdachte een ‘wezenlijke’ bijdrage had geleverd aan de tenlastegelegde poging tot moord. Een belangrijk verschil is evenwel dat in die zaak het hof – anders dan in casu – had vastgesteld dat niet was gebleken dat de verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Het hof verweet de verdachte enkel dat hij geen enkele poging had ondernomen om het geweld te stoppen.
Vgl. HR 10 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5713, NJ 2007/224. Zie ook A. Postma, Facetten van medeplegen, DD 2015/14.