V-N 2014/31.4
Omdat saldo niet ‘aanzienlijk’ is, is bewijsvermoeden onvoldoende als bewijs voor beboetbaar feit
HR 13-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1377, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 juni 2014
- Magistraten
Schaap, Groeneveld, Wortel
- Zaaknummer
13/01624
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- JCDI
JCDI:ADS918391:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Vermogensbelasting (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1377, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑06‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑05‑2013
- Wetingang
art. 67d AWR
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing van Hof Amsterdam, dat de inspecteur voor een aantal jaren het bewijs heeft geleverd van het beboetbare feit, in strijd is met de uitgangspunten uit HR 28 juni 2013, nr. 11/04152, V-N 2013/32.7.
Samenvatting
X gaat in beroep tegen de hem opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV en VB over diverse jaren, de daarbij toegepaste verhogingen respectievelijk gegeven boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente. In de eerste cassatieprocedure verwijst de Hoge Raad de zaak naar Hof Amsterdam voor de beoordeling of de inspecteur erin is geslaagd het bewijs van de beboetbare feiten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.