Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/7.5
7.5 Conclusie
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210106:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Er is hier sprake van overkreditering als de kredietgever een, voor de consument, onverantwoorde kredietaanvraag heeft geaccepteerd en de consument het betreffende krediet heeft opgenomen. Er is dan een goede kans dat er een problematische terugbetaalsituatie ontstaat voor de consument.
Er is hier sprake van overkreditering als de kredietgever een, voor de kredietgever, onverantwoorde kredietaanvraag heeft geaccepteerd en de consument het betreffende krediet heeft opgenomen. Er is dan een goede kans dat er een problematische terugbetaalsituatie ontstaat voor de kredietgever. Vergelijk de vorige voetnoot.
Voor zover de kredietgever besluit helemaal geen onderscheid te maken, loopt hij het risico steeds meer krediet te verlenen aan slechte consumenten. Dit zal de kredietgever uiteindelijk dwingen tot rantsoenering van krediet.
De rationele consument zal immers geen, voor hem, onverantwoorde kredietaanvraag indienen.
Immers, dezelfde kredietaanvraag kan verantwoord zijn voor de kredietgever en onverantwoord voor de consument.
In dit hoofdstuk zijn globaal twee verhoudingen besproken. Enerzijds is ingegaan op de verhouding tussen de rationele consument en de rationele kredietgever. Anderzijds is de verhouding tussen de gedragsmatig stuurbare consument en de rationele kredietgever besproken. Duidelijk is geworden dat in een wereld met alleen gedragsmatig stuurbare consumenten de kans op en de omvang van overkreditering groter is dan in een wereld met alleen rationele consumenten. In een rationele wereld is de consument in staat een, voor hem, verantwoorde kredietaanvraag in te dienen en loopt de kredietgever vervolgens het risico op zijn variant van overkreditering. In een niet-rationele wereld is de gedragsmatig stuurbare consument niet altijd in staat een, voor hem, verantwoorde kredietaanvraag in te dienen en loopt vooral de consument, en dus niet de kredietgever, het risico op zijn variant van overkreditering. Van alle besproken partijen is de laatstgenoemde consument bovendien het minst bij machte om de overkreditering te voorkomen.
De rationele consument is in staat een, voor hem, verantwoorde kredietbeslissing te nemen. Zijn kredietaanvraag kan daarbij steunen op de verwachting dat hij wel, deels of niet terugbetaalt. Het kan dus rationeel zijn om een kredietaanvraag in te dienen, terwijl de betreffende consument weet dat hij waarschijnlijk niet volledig zal terugbetalen. Hoewel de kredietgever zulke aanvragen doorgaans niet zal willen accepteren, is deze aanvraag, vanuit een kosten-batenanalyse, verantwoord voor de consument. Anders dan de rationele consument, heeft de gedragsmatig stuurbare consument meer moeite om te komen tot een, voor hem, verantwoorde kredietaanvraag. Deze consument kan bijvoorbeeld te optimistisch denken over zijn verdiencapaciteit of ten onrechte verwachten dat de kosten van het krediet zullen meevallen. Om die reden kan hij zichzelf overkrediteren.1 Er is dan een goede kans dat hij in een problematische terugbetaalsituatie belandt waarin hij te maken krijgt met terugbetaaloffers, of andersoortige gevolgen van het krediet, die hij niet in verhouding vindt staat tot de baten van het krediet.
De kredietgever zal op zijn beurt een kredietaanvraag van een slechte consument niet willen accepteren. Dit is de consument bij wie de kans, volgens de kredietgever, te groot is dat hij niet volledig zal terugbetalen. De kredietverlening zal dan resulteren in een verlies voor de kredietgever. Kortom, de kredietgever zal zichzelf willen beschermen tegen de overkreditering die ontstaat uit de kredietverlening aan slechte consumenten.2 In dit verband zijn er twee manieren om een onderscheid te maken tussen de goede en slechte consumenten. Enerzijds kan de kredietgever een actief onderzoek doen naar het kredietrisico van de kredietvragende consument. In dat geval wordt de kredietwaardigheid gekoppeld aan bijvoorbeeld de statistische terugbetaalkans of de waarde van een onderpand. Anderzijds kan de kredietgever gebruikmaken van een passieve selectiemethode waarbij een kredietvragende consument moeten kiezen tussen verschillende contracten. De gedachte hierachter is dat de goede en slechte consumenten zullen kiezen voor andere contracten. In een niet-rationele wereld ligt het echter minder voor de hand dat de kredietgever kiest voor die passieve selectiemethode. Een gedragsmatig stuurbare consument kan immers ten onrechte denken dat hij volledig zal terugbetalen en kan dus kiezen voor het contract dat is bedoeld voor de goede consumenten.3
De kredietgever zal een, voor hem, verantwoorde kredietaanvraag accepteren. Er is dan een goede kans dat er volledig wordt terugbetaald. Omdat dezelfde kredietaanvraag verantwoord kan zijn voor de kredietgever en onverantwoord kan zijn voor de consument, loopt de gedragsmatig stuurbare consument het risico op zijn variant van overkreditering.4 De kredietgever zal een kredietaanvraag immers niet weigeren alleen omdat deze onverantwoord is voor de consument. Opmerkelijk is dat de consument mogelijk nog slechter af is als hij de kredietgever (ook) om advies vraagt over de voorgenomen transactie. In dit scenario wordt de kredietgever door de consument ingehuurd om, in het belang van de consument, een consumentgerichte kredietwaardigheidstoets uit te voeren. Hoewel de kredietgever dus wordt ingeschakeld om de consument te helpen naar de beste kredietbeslissing die laatstgenoemde kan nemen, is het mogelijk dat de kredietgever zijn eigen belang te sterk laat doorklinken in het advies. Er is immers geen sprake van een onafhankelijk advies. De kredietgever kan dus adviseren de kredietaanvraag in te dienen zelfs als dit niet in het beste belang is van de consument.5 Overigens loopt ook in deze situatie de gedragsmatig stuurbare consument het grootste risico op (zijn variant van) overkreditering. Deze consument heeft, vergeleken met zijn rationele evenknie, meer moeite om de kwaliteit van het advies op waarde te schatten en kan zelfs door de kredietgever worden geprikkeld om een, voor de consument, onverantwoord advies te volgen.