Hof 's-Hertogenbosch, 16-06-2021, nr. 20-003078-18
ECLI:NL:GHSHE:2021:3573
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
16-06-2021
- Zaaknummer
20-003078-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2021:3573, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 16‑06‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:395
Uitspraak 16‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep.
Parketnummer : 20-003078-18
Uitspraak : 16 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 12 september 2018, in de strafzaak met parketnummer 01-820202-17 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 HVB te Vught.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Van de zijde van de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit en is subsidiair een verweer met betrekking tot de strafoplegging gevoerd. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstippen, in de periode van 1 maart 2016 tot en met 19 maart 2016, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, te Deurne, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens)
- [benadeelde 2] en/of
- [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 1] en/of
- één of meer onbekende perso(o)n(en),
heeft bewogen tot de afgifte van een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voor te doen als [alias 1] en/of [alias 2] van [naam bedrijf] en/of
- ( vervolgens) met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten via de website www.marktplaats.nl contact te zoeken met voornoemde [benadeelde 1] , waarbij een of meer Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) werden aangeboden en/of
- met een of meer van voornoemde personen telefonisch een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) en/of
- daarbij toe te zeggen dat deze Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) na ontvangst van (contante) betaling zouden worden geleverd/overhandigd en/of
- daarbij zich voor te doen als eigenaar(s)/bezitter(s) en/of als bonafide/betrouwbare verkoper(s) van die Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou/zouden leveren/overhandigen;
2.hij op een of meer tijdstippen, in de periode van 1 maart 2016 tot en met 19 maart 2016, te Deurne, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens)
- [benadeelde 5] en/of
- één of meer onbekende perso(o)n(en),
te bewegen tot de afgifte van een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voor te doen als [alias 1] en/of [alias 2] van [naam bedrijf] en/of
- ( vervolgens) met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten via de website www.marktplaats.nl contact te zoeken met voornoemde personen, waarbij een of meer Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) werden aangeboden en/of
- met voornoemde personen telefonisch contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) en/of
- daarbij toe te zeggen dat deze Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) na ontvangst van (contante) betaling zouden worden geleverd/overhandigd en/of
- daarbij zich voor te doen als eigenaar(s)/bezitter(s) en/of als bonafide/betrouwbare verkoper(s) van die Playstation(s) en/of televisie(s) en/of telefoon(s) en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou/zouden leveren/overhandigen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 tezamen en in vereniging met anderen te Deurne, in elk geval in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 2] en
- [benadeelde 3] en
- [benadeelde 1]
heeft bewogen tot de afgifte van een groot geldbedrag, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voor te doen als [alias 1] en/of [alias 2] van [naam bedrijf] en
- met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten via de website www.marktplaats.nl contact te zoeken met voornoemde [benadeelde 1] , waarbij televisies werden aangeboden en
- met een of meer van voornoemde personen telefonisch contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van de aangeboden Playstations en/of televisies en
- daarbij toe te zeggen dat deze Playstations en/of televisies na ontvangst van contante betaling zouden worden geleverd/overhandigd en
- daarbij zich voor te doen als eigenaar(s)/bezitter(s) en als bonafide/betrouwbare verkoper(s) van die Playstations en televisies en
- de indruk en het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte en zijn medeverdachten de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zouden leveren/overhandigen;
2.hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 te Deurne, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 5] en
- één of meer onbekende perso(o)n(en),
te bewegen tot de afgifte van een (groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, door met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- met voornoemde personen telefonisch contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Playstations en televisies en telefoons en
- daarbij toe te zeggen dat deze Playstations en televisies en telefoons na ontvangst van contante betaling zouden worden geleverd/overhandigd en
- daarbij zich voor te doen als eigenaar(s)/bezitter(s) en als bonafide/betrouwbare verkoper(s) van die Playstations en televisies en telefoons en
- de indruk en het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte en zijn medeverdachten de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zouden leveren/overhandigen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In het kader van de leesbaarheid zijn de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een bijlage bij dit arrest. Deze bijlage wordt aan het arrest gehecht.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bepleit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de aangevers op 19 maart 2016 zijn opgelicht door twee mannen die zich ‘ [alias 1] ’ en ‘ [alias 2] ’ noemden. De persoon die op die dag de naam ‘ [alias 1] ’ voerde, was vermoedelijk [medeverdachte] . Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, was degene die op 19 maart 2016 de naam ‘ [alias 2] ’ voerde niet de verdachte, maar een derde, onbekend gebleven persoon. Dat blijkt onder meer uit de verklaring van de getuige [getuige 1] , die heeft verklaard dat hij de verdachte wel eens bij het bedrijf heeft gezien, maar niet op 19 maart 2016. Ook de omschrijving van ‘ [alias 2] ’ door aangever [benadeelde 1] past beter bij de onbekend gebleven man, terwijl aan diens herkenning dat verdachte deze ‘ [alias 2] ’ zou zijn een aantal gebreken kleven. Tot slot moet de verdachte gelet op zijn capaciteiten niet in staat worden geacht een dergelijk plan uit te voeren. De verdachte was in 2016 nog analfabeet, terwijl ‘ [alias 2] ’ stempels en een handtekening zou hebben gezet op de factuur die aan [benadeelde 1] is overhandigd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang
(vgl. HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889 en HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892)
Het hof stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
3.1
Op 19 maart 2016 is bij de politie een melding binnengekomen dat op het adres [adres 1] te Deurne meerdere personen gedupeerd waren door oplichting.
De politie heeft ter plaatse gesproken met de eigenaars van het pand, onder wie [getuige 2] . De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de kantoorruimte hadden verhuurd aan [medeverdachte] . Zij heeft [medeverdachte] eerder gezien in het gezelschap van drie andere mannen.
De getuige [getuige 2] heeft aan de politie een huurovereenkomst overhandigd, waaruit volgt dat [medeverdachte] de kantoorruimte huurde namens [naam bedrijf] .
3.2
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat er regelmatig nog twee mannen in het kantoor van [medeverdachte] zaten: [alias 1] en [alias 2] . [getuige 3] had van [medeverdachte] het volgende telefoonnummer gekregen: [telefoonnummer 1] .
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] meestal met twee mannen was. Hij kent één van die mannen als ‘ [alias 1] ’. De getuige [getuige 1] heeft de andere man, die hij niet bij naam kent, als volgt beschreven: ‘Indische man, zou ook zigeunerachtig kunnen zijn, ouder dan [medeverdachte] , ik denk 50 jaar oud, zwart haar, grijzig’. Op 19 maart 2016 heeft deze getuige [medeverdachte] gezien in gezelschap van de man die hij kent als [alias 1] . [medeverdachte] is die dag nog even in de kantine geweest met twee van zijn klanten.
Nadat de politie de getuige [getuige 1] een foto had getoond van de verdachte heeft hij verklaard dat hij de man op de foto herkent als zijnde de persoon die hij heeft beschreven als ‘de Indische man’. Deze man zat heel vaak te werken samen met [medeverdachte] .
3.3
Op 19 maart 2016 heeft [benadeelde 2] aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard dat hij in Duitsland een eigen bedrijf heeft in de in- en verkoop van goederen en dat hij van een collega had gehoord dat een handelaar uit Nederland een aantal Playstations te koop aanbood voor ongeveer € 160,- per stuk. Op 17 februari 2016 had hij een afspraak in Deurne, waar hij in een kantoorruimte op de eerste verdieping van het pand heeft gesproken met twee mannen: een jongere man die zich ‘ [alias 1] ’ [het hof begrijpt: ‘ [alias 1] ’] noemde en een oudere man die zich voorstelde als ‘ [medeverdachte] ’. Zij kwamen overeen dat de aangever 280 Playstations voor een totaalbedrag van € 44.800,- zou kopen. Op 19 februari, 14 maart en 16 maart 2016 heeft de aangever telefonisch contact gehad met [medeverdachte] die herkende aan zijn stem. Op 18 maart 2016 heeft de aangever wederom met [medeverdachte] gesproken, die hem vertelde dat hij zou worden gebeld door ene ‘ [alias 2] ’, die beter Duits sprak. Aangever werd korte tijd later gebeld door een man die zich [alias 2] noemde en die gebruik maakte van hetzelfde vaste telefoonnummer als waarop hij [medeverdachte] daarvoor had gebeld. [alias 2] vertelde dat de aangever op zaterdag 19 maart 2016 om 11.00 uur naar Deurne, naar het pand van [medeverdachte] kon komen. Hij zou de goederen dan tegen contante betaling in ontvangst kunnen nemen.
Aangever [benadeelde 2] is op 19 maart 2016 naar Deurne gereden. Ter plaatse trof hij meer klanten. Hij werd binnengelaten door de man die zich ‘ [alias 1] ’ noemde. In het kantoor op de eerste verdieping zag hij [medeverdachte] achter een bureau zitten. Aangever heeft een bedrag van
€ 44.800,- aan [medeverdachte] betaald, die daarop een factuur afstempelde en van een handtekening voorzag. [medeverdachte] zei dat hij nog even moest wachten, dat er nog een klant zou komen om te betalen en dat ze vervolgens gezamenlijk naar het magazijn zouden gaan. Hij werd hierop door [alias 1] naar de kantine geleid. Op enig moment kwamen andere klanten de kantine binnen. Zij vertelden dat [alias 1] en [medeverdachte] kennelijk plotseling waren vertrokken, waarbij zij het geld hadden meegenomen. Er bleek inderdaad niemand meer aanwezig te zijn op de eerste verdieping.
Aan de aangever is een kopie getoond van een paspoort van [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] . De aangever heeft daarop verklaard dat hij deze man herkent als degene die zich ‘ [alias 1] ’ noemde.
3.4
Op 19 maart 2016 heeft [benadeelde 3] eveneens aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft
€ 50.000,- betaald voor goederen die hij niet heeft gekregen. Aangever [benadeelde 3] heeft verklaard dat hij samen met zijn compagnon [benadeelde 1] eigenaar is van de firma [benadeelde 4] . [benadeelde 1] had een advertentie geplaatst op Marktplaats waarin hij aangaf dat hij voor het bedrijf televisies zocht. Op 9 maart 2016 werd [benadeelde 1] telefonisch benaderd door een man die zich ‘ [alias 1] ’ noemde en zei dat hij van de firma [naam bedrijf] was. [alias 1] vertelde dat hij televisies te koop had. Op 10 maart 2016 heeft [alias 1] weer telefonisch contact gezocht met [benadeelde 1] . [alias 1] vertelde dat [benadeelde 1] moest kijken op de website ‘ [naam bedrijf] .eu’, zonder www ervoor. Toen [benadeelde 1] dat deed, kwam hij op een website waarop diverse goederen werden aangeboden. Het ging om een nette website, wat bij [benadeelde 1] vertrouwen wekte. Op de website stond een KvK-nummer vermeld. Bij controle van dat nummer bleek dat het om een normaal bedrijf ging. [benadeelde 1] heeft vervolgens een afspraak gemaakt voor 12 maart 2016. Op die dag zijn aangever [benadeelde 3] en [benadeelde 1] samen naar het bedrijf [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres 1] te Deurne, gegaan. Daar hebben zij een gesprek gehad met [alias 1] en afgesproken dat zij op 19 maart 2016 om 11.00 uur zouden terugkomen en de goederen contant zouden afrekenen. Aangever [benadeelde 3] en [benadeelde 1] zijn op 19 maart 2016 om 11.00 uur weer naar het bedrijfspand gegaan en samen met [alias 1] naar het kantoor, dat boven in het pand was, gelopen. In het kantoor stond een andere man die zich voorstelde als ‘ [alias 2] ’ en die door [alias 1] constant ‘ [alias 2] ’ werd genoemd. Deze [alias 2] overhandigde een factuur met daarop een totaalbedrag van € 50.000,- voor de levering van 90 Samsung curve televisies. [benadeelde 1] heeft € 50.000,- in contant geld aan [alias 2] overhandigd, die dit in een geldtelmachine deed. [alias 1] en [alias 2] zeiden dat de aangever en zijn compagnon alvast naar beneden konden gaan, zodat zij nog andere klanten konden helpen, waarna ze allemaal tegelijk naar een magazijn zouden gaan dat iets verderop gelegen was. [benadeelde 3] en [benadeelde 1] zijn daarop naar beneden gegaan. Toen [benadeelde 3] argwaan kreeg, is [benadeelde 1] weer naar boven gegaan, naar het kantoor. Hij zag dat [alias 1] en [alias 2] verdwenen waren. Kennelijk hadden zij het pand via een brandtrap aan de achterzijde verlaten en hadden ze het hekwerk doorgeknipt.
Buiten hebben zij gesproken met andere mensen die zouden zijn opgelicht. Eén van hen had een foto van een paspoort op zijn telefoon. Aangever [benadeelde 3] herkende de man op het paspoort als degene die zich [alias 1] noemde. Het paspoort op de foto bleek van [medeverdachte] te zijn.
3.5
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij samen met zijn compagnon [benadeelde 3] eigenaar is van het bedrijf [benadeelde 4] . Hij heeft verder verklaard dat hij een advertentie op Marktplaats had gezet waarin hij aangaf op zoek te zijn naar televisies en dat hij op 9 maart 2016 werd gebeld door ene ‘ [alias 1] ’, die zei een partij televisies te hebben. Volgens [alias 1] konden ze daarvoor bij hem of bij ene ‘ [alias 2] ’ terecht. Hij is met zijn compagnon naar de [adres 1] te Deurne gegaan, waar zij werden ontvangen in een kantoor op de eerste verdieping. De man die zij ontmoetten, stelde zich voor als [alias 1] . [alias 1] gaf aan dat hij even moest overleggen met ‘ [alias 2] ’, met wie hij [alias 2] bedoelde. [alias 1] had zelf gezegd dat het dezelfde man was. Uiteindelijk zijn [alias 1] en [benadeelde 3] telefonisch een prijs van € 50.000,- voor 90 televisies overeengekomen en hebben ze afgesproken om elkaar een week later weer te ontmoeten. [alias 1] wilde het geld contant hebben.
Op 19 maart 2016 zijn de aangever en [benadeelde 3] weer naar het kantoor aan de [adres 1] te Deurne gegaan. Ze werden buiten opgewacht door [alias 1] , die hen naar de kantine leidde. Even later konden zij in het kantoor terecht, waar [alias 2] aan een bureau zat. [alias 2] vertelde dat ze eerst moesten betalen en dat zij pas daarna de goederen konden zien, omdat er een tijd geleden was ingebroken in het magazijn door kopers die maar een deel hadden aanbetaald. Hierop zijn de aangever en [benadeelde 3] overgegaan tot betaling van € 50.000,-.
[alias 1] had via de app foto’s naar de aangever gestuurd. Daarbij maakte hij gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Volgens de aangever praatte [alias 1] heel veel, onder andere over andere klanten, waarbij hij vertrouwen wist te wekken. [alias 2] praatte nadrukkelijk over de producten en deed zich echt voor als een zakenman.
Na betaling heeft [alias 2] een factuur gepakt en daarop twee stempels en een handtekening gezet. [alias 2] gaf aan dat zij nog klanten moesten helpen en dat zij daarna naar het magazijn konden gaan. [alias 1] is daarop met hen mee gelopen naar de kantine. Vervolgens ging een Duitse jongen [het hof begrijpt: aangever [benadeelde 2] ] het kantoor binnen.
[alias 1] vertelde dat andere klanten niet wilden betalen, maar eerst de goederen wilden zien. [alias 1] is toen teruggegaan naar het kantoor. Na ongeveer vijf minuten is [benadeelde 1] naar het kantoor gelopen, maar de kamer bleek leeg te zijn. Ze hebben met zijn allen naar [alias 1] en [alias 2] gezocht, maar niemand gevonden. Op pogingen om contact te krijgen, heeft [alias 1] niet meer gereageerd.
De politie heeft aangever [benadeelde 1] een kopie van een paspoort met daarop een pasfoto getoond, toebehorende aan [medeverdachte] . [benadeelde 1] heeft de man op de foto herkend als degene die zich [alias 1] noemde.
Met aangever [benadeelde 1] is een fotoconfrontatie gehouden, waarbij aan hem een zwart-witfoto van de verdachte [verdachte] is getoond. De aangever heeft daarop verklaard dat dit ‘voor de volle honderd procent de persoon [is] die zich [alias 2] noemde en samen met [alias 1] de oplichting heeft gepleegd.’
3.6
Eveneens op 19 maart 2016 heeft [benadeelde 5] aangifte gedaan van poging tot oplichting. De aangever heeft verklaard dat hij als bemiddelaar tussen verkopende en kopende partijen optreedt en dat hij door een klant uit Duitsland was gewezen op het bedrijf [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres 1] te Deurne. Op 16 maart 2016 werd hij gebeld door een persoon die vertelde dat hij ‘ [medeverdachte] van [naam bedrijf] ’ was en dat hij iPhones, Playstations en Samsung tv’s in de verkoop had. Deze persoon maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De aangever heeft met [medeverdachte] een afspraak gemaakt voor 19 maart 2016 om 11.00 uur.
Op 19 maart 2016 was de aangever met zijn cliënten op de locatie [adres 1] te Deurne. Bij het bedrijf waren twee mannen aanwezig. Eén van de twee nam hem apart en stelde zich voor als [medeverdachte] . [medeverdachte] zei dat zijn baas recent voor veel geld het schip in was gegaan, omdat er klanten waren geweest die eerst de goederen wilden zien voordat ze zouden kopen. Zij hadden wel een aanbetaling gedaan, maar de volgende dag bleek het hele magazijn leeg te zijn gehaald. Om die reden hanteerden zij de volgende procedure: betalen op kantoor, dan krijgt de klant een afgestempelde factuur met daarop ‘Voldaan’ en met die factuur kan de klant naar het magazijn verderop.
Aangever heeft voorgesteld dat één persoon met het geld op kantoor zou blijven en dat de andere persoon naar het magazijn zou gaan om te kijken of de goederen daar daadwerkelijk aanwezig waren. Dit heeft hij besproken met de andere man die aanwezig was en die vertelde dat hij de baas was van [naam bedrijf] . De man hield voet bij stuk: van de procedure werd niet afgeweken. Aangever en zijn cliënten hebben hierop gezegd dat zij niet akkoord zouden gaan. De man stelde voor om op een andere datum af te spreken. Toen kwam [medeverdachte] het kantoor binnen en hij zei dat hij zou gaan regelen dat de goederen in het magazijn naar voren zouden worden gehaald, zodat de aangever ze daar kon bekijken en meteen kon afrekenen.
De aangever en zijn cliënten zijn naar beneden gegaan, waar zij andere klanten troffen, die stonden te wachten om mee te gaan naar het magazijn. Zij zijn met elkaar in gesprek geraakt, waarbij het vermoeden rees dat er iets niet goed ging. Eén van de aanwezigen werd argwanend en stuurde zijn compagnon naar het kantoor. Hij kwam beneden met de boodschap dat er niemand meer in het kantoor aanwezig was. Hierop zijn zij gezamenlijk naar het kantoor gegaan, waar de computer en laptop nog aan stonden en ook de lampjes van de geldtelmachine nog brandden. De aangever zag meerdere mappen op het bureau staan, met daarop de etiketten iPhone 6 & 6s. Deze mappen bleken geen inhoud te hebben.
Gezien werd dat je via de verdieping waar het kantoor zat toegang kunt krijgen tot nog een ruimte. Via die ruimte kom je in het magazijn van het pand. Aldaar stond een nooddeur open. Aan deze zijde van het pand vond aangever een gat in het omheiningshekwerk. De eigenaresse van het pand zei dat dit gat er de dag ervoor nog niet zat.
3.7
[medeverdachte] heeft tijdens zijn verhoor als verdachte verklaard dat hij een bedrijf was begonnen, genaamd [naam bedrijf] . Hij huurde daarvoor een pand in Deurne aan de [adres 1] . Hij had zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Hij heeft hulp gekregen van ‘ [alias 1] ’ en ‘ [alias 2] ’, die hem hielpen bij het opzetten van een website en het laten maken van spandoeken. Deze twee mannen waren vaak bij hem, zo ook op 19 maart 2016.
3.8
De politie heeft onderzoek ingesteld naar een aantal telefoonnummers die naar voren zijn gekomen en die vermoedelijk in gebruik waren bij de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zou onder de naam ‘ [alias 2] ’ in de telefoon van [medeverdachte] staan. Bij onderzoek in het politiesysteem bleek dat dit telefoonnummer sinds september 2015 in gebruik was bij de verdachte [verdachte] . Op de ochtend van 19 maart 2016 was er tussen 08.24 uur en 11.15 uur twaalf keer contact tussen dit nummer en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , zowel inkomend als uitgaand.
Na 19 maart 2016 te 12.12 uur is er geen enkele activiteit meer met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Op 19 maart 2016 te 13.35 uur wordt door de verdachte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik genomen.
Bij onderzoek naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte] , bleek dat op 19 maart 2016 tussen 08.04 uur en 11.50 uur, naast het contact met nummer [telefoonnummer 2] er ook contact was met het telefoonnummer 06-10995124, op naam van [naam bedrijf] . Na 19 maart 2016 te 11.50 uur is er geen enkele activiteit meer met het nummer [telefoonnummer 1] .
3.9
De verdachte heeft verklaard dat hij een aantal keer per week bij het bedrijf van [medeverdachte] te Deurne langs ging. Het zou kunnen dat hij de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij in het kantoor van [medeverdachte] wel eens achter de computer ging zitten om partijen voor [medeverdachte] te zoeken op Marktplaats. Hij zocht dan op van alles en nog wat. De verdachte heeft ook verklaard dat hij nooit goederen heeft gezien die door het bedrijf werden aangeboden.
4.
Uit de inhoud van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen leidt het hof af dat [medeverdachte] de persoon is geweest die zich in het contact met aangevers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] heeft voorgesteld als ‘ [alias 1] ’ of ‘ [alias 1] ’, terwijl de verdachte de persoon is geweest die zich heeft voorgesteld of werd aangeduid als ‘ [alias 2] ’ of ‘ [alias 2] ’. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof verder af dat er nog een derde man betrokken was bij het tenlastegelegde, van wie de identiteit niet is kunnen worden vastgesteld.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, heeft het hof geen reden om te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door aangever [benadeelde 1] . Met de verdediging is het hof van oordeel dat herkenningen die tot stand komen naar aanleiding van een enkelvoudige fotoconfrontatie met grote behoedzaamheid moeten worden bezien en op hun betrouwbaarheid dienen te worden getoetst voordat deze daadwerkelijk tot bewijs worden gebezigd. In algemene zin geldt dat van deze manier van confronteren een suggestieve werking uitgaat. Anderzijds is het hof van oordeel dat de enkele omstandigheid dat een herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie in een situatie waarin wellicht een andere vorm van confrontatie ((Foto)-Osloconfrontatie) de voorkeur zou genieten er niet toe leidt dat het daaruit verkregen bewijs reeds om die reden buiten beschouwing dient te worden gelaten.
Het hof is van oordeel dat de enkelvoudige fotoconfrontatie, bezien in het licht van de overige opsporingshandelingen zoals die uit het dossier blijken, in de onderhavige zaak tot het bewijs kan dienen nu voor de betrokkenheid van verdachte bij de oplichtingen ook steun is te vinden in andere bewijsmiddelen. Immers, uit het onderzoek naar de telefoonnummers is gebleken dat met het telefoonnummer dat in gebruik was bij de verdachte op 19 maart 2016 tussen 08.24 uur en 11.15 uur twaalf keer contact is geweest met het nummer dat in gebruik was bij [medeverdachte] , terwijl er na 19 maart 2016 te 12.12 uur geen enkele activiteit meer is geweest met dit telefoonnummer. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat hij zeer regelmatig bij het bedrijf van [medeverdachte] was, hetgeen ook is waargenomen door de getuige [getuige 1] . De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat dat niet het geval was op 19 maart 2016, maar op de vraag hoe de verdachte dat zo zeker weet, is geen concrete en verifieerbare verklaring gevolgd.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte] op 19 maart 2016 in het gezelschap heeft gezien van de man die hij kent als ‘ [alias 1] ’ en niet ook in het gezelschap van de verdachte, aan het voorgaande niet afdoet. Uit de hiervoor bedoelde verklaringen leidt het hof af dat [medeverdachte] in een wisselende samenstelling – dan met de verdachte en dan met de onbekend gebleven derde – met de aangevers heeft gesproken. Het hof gaat er dan ook van uit dat verdachte met [medeverdachte] en tenminste één ander onbekend gebleven persoon bij de oplichtingen heeft samengewerkt.
Het door de verdediging gevoerde verweer dat de verdachte het hem tenlastegelegde niet kan hebben gepleegd, omdat hij in 2016 analfabeet was en derhalve op 19 maart 2016 nooit facturen nooit heeft kunnen afstempelen en ondertekenen, overtuigt het hof evenmin. Het hof wijst er in dit verband op dat de verdachte de verklaring die hij op 7 april 2016 bij de politie heeft afgelegd, kennelijk ook zonder problemen heeft kunnen ondertekenen.
Het hof verwerpt het verweer.
5.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op 19 maart 2016 zijn meerdere klanten naar Deurne gekomen in de veronderstelling dat zij die dag, omstreeks 11.00 uur, tegen contante betaling goederen in ontvangst zouden nemen van het bedrijf [naam bedrijf] . Zij zijn ter plaatse door de verdachten in wisselende samenstelling opgevangen, begeleid en opgehouden. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof af dat er sprake was van een onderlinge taakverdeling waarbij elke verdachte een duidelijke rol had, zowel bij de voorbereiding als bij de feitelijke uitvoering van het tenlastegelegde. Voorafgaand aan de afspraken op 19 maart 2016 vonden ook telefonische contacten en ontmoetingen plaats met klanten, waarbij naast [medeverdachte] ook wel eens iemand anders namens ‘ [naam bedrijf] ’ het woord voerde. De rollen van de verdachte en de onbekend gebleven derde persoon bestonden op 19 maart 2016 (in elk geval) hieruit dat zij in het kantoor contact hebben gehad met de aangevers en het geld in ontvangst hebben genomen, waarna de aangevers een gestempelde en ondertekende factuur kregen. Tijdens het contact met aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 1] heeft de verdachte daarnaast medegedeeld wat de procedure was – eerst contant betalen, daarna zouden de aangevers met de andere klanten naar het magazijn worden gebracht waar zij de goederen in ontvangst konden nemen – en waarom zij die werkwijze hanteerden. De verdachte en zijn medeverdachten zijn er vervolgens gezamenlijk met het geld van aangevers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] vandoor gegaan. De rollen van de verdachten kunnen bij dit alles worden gekenschetst als inwisselbaar. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte] vaak met twee andere mannen, waaronder de verdachte, bij het bedrijfspand aan de [adres 1] in Deurne zag en dat verdachte daar heel vaak samen met [medeverdachte] ‘aan het werk’ was.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
6.
Op grond van het vorenstaande is het hof verder van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten door een samenweefsel van verdichtsels bij de slachtoffers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven hebben geroepen waardoor deze zijn bewogen tot de afgifte van geldbedragen.
In het bijzonder heeft het hof bij de beoordeling van het gewicht van het betreffende oplichtingsmiddel als omstandigheden in aanmerking genomen:
• dat – gelet op de inhoud van de verklaringen – sprake was van een door de verdachte en zijn medeverdachten tevoren bedachte, gehanteerde werkwijze, waarbij de aangevers op één dag op hetzelfde tijdstip werden uitgenodigd op het kantoor aan de [adres 1] te Deurne, waar zij hun bestelling telkens vooraf contant in een kantoorruimte op die locatie dienden te voldoen en na ontvangst van een afgestempelde en van een handtekening voorziene factuur dienden plaats te nemen in de kantine, in afwachting van het moment waarop zij allen gezamenlijk naar een magazijn zouden worden gebracht, terwijl er geen magazijn en te leveren goederen waren en
• de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de door de verdachte en de medeverdachten aan de slachtoffers gedane leugenachtige mededelingen, in hun onderlinge samenhang bezien en
• het feit dat de verdachte en de medeverdachten misbruik hebben gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon, zoals – in geval van aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 1] – via Marktplaats contact zoeken met een potentiële klant, telefonisch contact onderhouden met klanten over onder meer de prijs, de dag en de voorwaarden van levering, het op de dag van de beoogde levering achtereenvolgend ontvangen van klanten in een ruimte van een bedrijfspand die als kantoor was ingericht waardoor het bedrijf als écht aandeed en het ophouden van meerdere klanten in een kantine van dat bedrijfspand waardoor de indruk werd gewekt dat sprake was van een goed lopend bedrijf en aldus ook misbruik hebben gemaakt van de door deze werkwijze tussen de verdachten en de benadeelden [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] en [benadeelde 5] geschapen vertrouwensrelatie.
Het hof verwerpt het verweer in alle onderdelen en komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd en medeplegen van poging tot oplichting.
De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. De verdachte komt bijna in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling in een zaak waarin aan hem een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren is opgelegd. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dat traject doorkruisen, terwijl een voorwaardelijke straf een goede stok achter de deur zou zijn.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft met anderen op sluwe wijze meerdere mensen opgelicht of pogen op te oplichten die allen in de veronderstelling verkeerden dat zij op 19 maart 2016 tegen contante betaling van een bedrijf met de naam [naam bedrijf] in Deurne partijen elektronica geleverd zouden krijgen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de omstandigheid dat oplichting een vorm van vermogenscriminaliteit is die in zijn algemeenheid ook schade toebrengt aan het vrije handelsverkeer en het vertrouwen van mensen onderling;
- -
de omstandigheid dat aanzienlijke financiële schade is berokkend aan de gedupeerden;
- -
de omstandigheid dat de verdachte zich daar geen enkele rekenschap van heeft gegeven en uitsluitend heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
d.d. 25 maart 2021;
- -
het adviesrapport van de reclassering d.d. 20 juli 2020, uitgebracht in het kader van een andere strafzaak;
- -
de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof heeft bij het bepalen van de duur van deze straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd alsmede bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die bij fraude met een benadelingsbedrag van in totaal € 70.000,- tot € 125.000,- uitgaan van een bandbreedte van 5 tot 9 maanden gevangenisstraf. Het hof ziet geen aanleiding om ten gunste van de verdachte van dit vertrekpunt af te wijken en neemt in het onderhavige geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden tot uitgangspunt.
Gelet in het bijzonder op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Reeds daarom kan niet worden volstaan met een straf als bepleit door de verdediging.
Bij de strafvervolging van de verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden, nu het hof niet binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht, die deze overschrijding rechtvaardigen.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, zoals hiervoor vermeld, passend en geboden zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 162 dagen.
De tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, zal bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 50.000,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 50.000,00. De verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 50.000,00. De verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 162 (honderdtweeënzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.000,00 (vijftigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 285 (tweehonderdvijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 maart 2016.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. E.F.G.M. Gelderman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman en mr. J.P.T.G. van den Uithoorn, griffiers,
en op 16 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.F.G.M. Gelderman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
BIJLAGE
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland, dossiernummer PL2100-2016128058 Z, gesloten d.d. 9 juni 2016 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 217), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2016 (pg. 42-45), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 2]:
Plaats delict: [adres 1] Deurne
Ik wens aangifte te doen van oplichting. Ik heb in Duitsland een klein eigen bedrijf. Ik koop en verkoop goederen.
Op 14 februari 2016 werd ik gebeld door een collega, [naam 1] , die vertelde dat hij was benaderd door een handelaar uit Nederland die een aantal Playstations te koop had voor ongeveer € 160,- per stuk. Omdat ik er wel iets voor voelde heeft [naam 1] die man uit Nederland teruggebeld en een afspraak gemaakt voor 17 februari 2016. Wij zijn naar een bedrijf gereden in Deurne. Dit was hetzelfde pand waar u mij daarstraks heeft ontmoet.
Op die dag hebben wij omstreeks 13.45 uur twee mannen in dat pand gesproken. Wij spraken met hen op de eerste verdieping in een kamer, meteen rechts na de trap. In die kamer stond een bureau met daarop twee computers.
De jongste van de mannen herken ik als zijnde de man die op een fotokopie staat, die een ander slachtoffer mij heeft laten zien en waarvan u mij zojuist een kopie heeft getoond en waar de naam [medeverdachte] bij staat. Deze man stelde zich echter voor als [alias 1] (fonetisch) [het hof begrijpt: ‘ [alias 1] ’]. De oudere man stelde zich voor als [medeverdachte] . Tijdens het gesprek liet de jongste man een nieuwe Playstation zien, die nog nieuw in de doos zat.
Wij kwamen overeen dat wij 280 Playstations voor een totaalbedrag van 44.800 euro [zouden kopen].
Wij zijn vervolgens vertrokken met de afspraak dat de oudere man, die zich [medeverdachte] noemde ons zou bellen als de Playstations binnen zouden zijn. Op 18 februari belde ik vervolgens naar [telefoonnummer 4] , dat was het telefoonnummer dat op het visitekaartje van [naam bedrijf] stond. Op 19 februari werd ik teruggebeld door [medeverdachte] . Ik heb op maandag 14 maart gebeld naar het reeds eerdergenoemde nummer. Ik sprak vervolgens weer met die [medeverdachte] . Ik herkende hem aan zijn stem. [medeverdachte] vertelde mij dat mijn bestelling op vrijdag bij hem afgeleverd zou worden en dat ik deze op zaterdag, vandaag dus op zou kunnen komen halen. Op woensdag 16 maart 2016 werd ik weer gebeld door [medeverdachte] . Hij vertelde dat hij mij per email een rekening zou sturen. Korte tijd later kreeg ik per email inderdaad een rekening, maar deze klopte niet. Hier stond een prijs op van € 120,- per stuk. Ik heb een aantal keren proberen te bellen, echter de telefoon werd niet beantwoord.
Omdat ik hen maar niet kon bereiken, heb ik via internet gezocht op [medeverdachte] en vond het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Ik heb op vrijdag 19 maart [het hof begrijpt: 18 maart 2016] dit nummer gedraaid Ik kreeg [medeverdachte] aan de telefoon. [medeverdachte] vertelde mij dat ik gebeld zou worden door ene [alias 2] , die beter Duits sprak. Korte tijd later werd ik inderdaad gebeld door een man die zich [alias 2] noemde. Aan de nummerweergave zag ik dat hij met dezelfde vaste telefoon belde, als waar ik [medeverdachte] net mee gesproken had. Deze [alias 2] vertelde mij dat ik op zaterdag te 11.00 uur in Deurne bij het pand van [medeverdachte] moest zijn, waar ik de goederen in ontvangst kon nemen. De afspraak was tegen contante betaling.
Vandaag ben ik samen met mijn ouders naar Deurne gereden. Het geld, totaal 44.800 euro, had ik contant bij mij. Ter plaatse bleek dat er nog meer ‘klanten’ waren. Wij werden binnengelaten door de man die zich [alias 1] noemde. Hij bracht ons vervolgens naar de eerste verdieping naar een soort kantine waar we even moesten wachten. Op enig moment kwam die [alias 1] binnen en kwam ons halen. Wij werden vervolgens het kantoor binnengeleid en ik zag daar [medeverdachte] achter een bureau zitten.
[medeverdachte] vertelde dat ik kon betalen, dat ik vervolgens een kwitantie zou krijgen en dat we dan met zijn allen, dus ook met de andere klanten, naar het magazijn zouden gaan om de goederen in ontvangst te nemen. Het magazijn lag volgens [medeverdachte] op een andere locatie op het industrieterrein. Ik heb [medeverdachte] vervolgens een geldbedrag van 44.800 [euro] betaald. Ik zag dat [medeverdachte] een factuur pakte, die hij kennelijk al gemaakt had. Ik zag dat hij daar een stempel voldaan op zette en daar een handtekening op zette. Vervolgens zei [medeverdachte] dat we nog even moesten wachten omdat er nog een klant zou komen om te betalen en dat we dan gezamenlijk naar het magazijn zouden gaan. We verlieten vervolgens het kantoor. Toen wij even in de gang wilden wachten, werden we door de man die zich [alias 1] noemde echter in de eerder genoemde kantine geleid.
Op enig moment kwamen de mannen de ruimte binnen die, naar later bleek, voor ons hadden betaald. Zij vertelden dat zowel [alias 1] als [medeverdachte] kennelijk plotseling waren vertrokken. We hebben vervolgens de hele verdieping doorzocht en er bleek inderdaad niemand meer te zijn. Later bleek dat [alias 1] en [medeverdachte] vermoedelijk via het bedrijfspand achter op het terrein weg zijn gevlucht met ons geld en 50.000 euro van andere gedupeerden.
Op de kopie die u mij toont, herken ik de man die zich bij mij [alias 1] noemde en die ik ook omschrijf als de jongere man. De man die zich [medeverdachte] noemde en die ik in mijn verklaring de oudere man noem, kan ik als volgt omschrijven: 50 jaar, rond gezicht, 170 cm, ietwat vadsig postuur.
Ik ben door deze beide heren waarover ik in mijn verklaring heb gesproken benadeeld voor een totaalbedrag van 44.800 euro.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven het plegen van het feit.
2. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2016 (pg. 97-100), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 3]:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik heb 50.000 euro betaald voor goederen, echter [heb ik] deze goederen niet ontvangen. Ik ben mede-eigenaar van de firma [benadeelde 4] .
Mijn compagnon genaamd [benadeelde 1] had op Marktplaats een advertentie gezet waarin hij voor ons bedrijf televisies zocht. Op woensdag 9 maart 2016 om 14.35 uur ging zijn mobiele telefoon en hij hoorde dat een man zei dat hij [alias 1] was van de firma [naam bedrijf] . [benadeelde 1] hoorde tevens dat deze [alias 1] vroeg of hij interesse had in een partij televisies. De man, die zich [alias 1] noemde belde met een vast telefoonnummer, namelijk [telefoonnummer 4] . Op voornoemd nummer heeft [benadeelde 1] hem dezelfde dag om 15.22 uur teruggebeld en hem gezegd dat we interesse hadden in de televisies. Deze [alias 1] vertelde dat hij goederen te koop had en dat we op de site van [naam bedrijf] konden kijken welke goederen hij nog meer te koop had.
Op donderdag 10 maart 2016 om 16.37 uur belde deze [alias 1] weer naar [benadeelde 1] . [benadeelde 1] vertelde hem dat hij de site van [naam bedrijf] niet kon vinden. [benadeelde 1] hoorde dat deze [alias 1] zei dat [benadeelde 1] [naam bedrijf] .eu in moest toetsen zonder www ervoor. Toen [benadeelde 1] dit deed kwam hij inderdaad op een website waarin diverse goederen aangeboden werden. We zagen een nette website en hierdoor kregen vertrouwen in deze aankoop. We dachten echt te maken te hebben met een eerlijke verkoper. Op de website staat een KvK nummer vermeld, namelijk KvK [nummer 1] . Dit nummer hebben we gecontroleerd via de website van KvK en daaruit bleek dat het om een normaal bedrijf ging.
[benadeelde 1] heeft die dag een afspraak gemaakt met deze [alias 1] om op vrijdag 12 maart 2016 om 10.00 uur naar het bedrijf [naam bedrijf] te komen. We hebben die dag op dat tijdstip boven in het kantoor, aan de [adres 1] te Deurne, een gesprek gehad met deze [alias 1] . We hebben daar koffie gekregen en de details van de aankoop besproken. We spraken af dat we op zaterdag 19 maart 2016 om 11.00 uur terug zouden komen en de goederen contant zouden afrekenen. Op zaterdag 19 maart 2016 om 11.00 uur kwamen we weer bij het bedrijfspand aan de [adres 1] te Deurne. We, [benadeelde 1] en ik, zagen deze [alias 1] buiten voor het pand staan. We zijn samen met [alias 1] naar boven gelopen waar het kantoor gelegen was. In dit kantoor stond een andere man, deze man stelde zich voor als [alias 2] . Deze [alias 1] noemde [alias 2] constant [alias 2] .
Deze [alias 2] overhandigde ons een factuur waar een totaalbedrag van 50.000,- euro op stond voor het leveren van een 90-tal Samsung curve televisies. [benadeelde 1] overhandigde 50.000,- euro in contact geld aan deze [alias 2] . Deze [alias 2] deed voornoemd bedrag in een geldtelmachine. [alias 1] en [alias 2] zeiden tegen ons dat we alvast naar beneden konden gaan, zij zouden ondertussen nog andere klanten helpen. Ik had buiten al andere mensen zien staan. [alias 1] en [alias 2] zeiden dat we daarna met de andere klanten gelijk naar een magazijn zouden gaan dat ongeveer 200/300 meter verderop gelegen was om daar de partij goederen aan ons over te dragen.
[benadeelde 1] en ik zijn hierop naar beneden gegaan. Na een 7-tal minuten kreeg ik argwaan. Hierop is [benadeelde 1] weer naar boven, naar de kantoorruimte, gelopen. Hij klopte enkele malen op de toegangsdeur van dit kantoor maar er kwam geen reactie. Hierop opende [benadeelde 1] de toegangsdeur tot het kantoor en zag dat [alias 1] en [alias 2] verdwenen waren.
Toen we buiten voor het bedrijf stonden, spraken we andere mensen die ook opgelicht waren door deze [alias 1] en [alias 2] . Een van deze mensen had met zijn gsm een foto gemaakt van het paspoort van deze [alias 1] . Deze foto voeg ik bij deze aangifte.
De foto, welke op dit paspoort staat, is van een jongeman met een oorbel. [benadeelde 1] en ik herkennen deze jongeman. We weten 100% zeker dat dit de man is waar wij 50.000 euro aan betaald hebben en die zich [alias 1] noemde. Hij droeg nu echter geen oorbel. Het paspoort op deze foto is van [medeverdachte] .
Een kopie van de factuur van [naam bedrijf] voeg ik tevens bij deze aangifte.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 5 april 2016 (pg. 102-107), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1]:
Mijn compagnon genaamd [benadeelde 3] heeft op zaterdag 19 maart 2016 aangifte gedaan namens ons bedrijf [benadeelde 4] . Ik ben mede-eigenaar van dit bedrijf. Ons bedrijf koopt partijen op en [wij] verkopen deze daarna door aan consumenten.
Ik had een advertentie geplaatst op Marktplaats. In deze advertentie vroeg ik naar televisies. Op woensdag 9 maart 2016 werd ik gebeld door ene [alias 1] . Hij belde met het nummer [telefoonnummer 4] .
(Noot verbalisant: getuige laat mij zijn telefoon zien waarop de oproep staat van het nummer [telefoonnummer 4] op woensdag 9 maart 2016 te 14.35 uur, gespreksduur 17 min en 50 seconden.)
Hij gaf aan dat hij wellicht een partij tv’s voor mij had. We hebben toen afgesproken om op 11 maart 2016 naar de [adres 1] te Deurne te gaan. [alias 1] gaf aan de telefoon aan dat ik terecht kon bij hem of bij ene [alias 2] . Wij werden ontvangen op een kantoor. Dit kantoor lag op de eerste verdieping. In het kantoor stond een computer, een printer/fax en een telefoon.
De man die wij die ochtend op 11 maart 2016 ontmoetten, stelde zich voor als [alias 1] . Wij zijn toen met hem naar boven gelopen en hebben in het kantoor gezeten. [alias 1] liet ons foto’s zien van de tv’s en we gingen praten over de prijs. [alias 1] gaf aan dat hij even met [alias 2] moest overleggen. Ik weet dat hij met [alias 2] bedoelde omdat [alias 1] zelf had aangegeven dat [alias 2] en [alias 2] dezelfde man was. Wij hebben die ochtend onderhandeld over de prijs. We zijn het toen niet eens geworden over de prijzen. Toen we onderweg waren naar huis heeft [alias 1] gebeld met mijn compagnon [benadeelde 3] . Uiteindelijk zijn [benadeelde 3] en [alias 1] toen telefonisch een prijs overeengekomen. Wij zouden 90 Samsung tv’s kopen voor € 50.000,-. Wij hadden helemaal nog geen argwaan. Wij hadden afgesproken om elkaar een week later te ontmoeten. Hij vertelde ons dat de goederen bij hem geleverd zouden worden.
[alias 1] heeft in die week na 11 maart 2016 nog contact opgenomen met [benadeelde 3] en hem verteld dat de tv’s pas op 19 maart 2016 geleverd zouden worden.
[alias 1] gaf aan dat hij het geld contant wilde hebben. Het was een komen en gaan van mensen die klant zouden zijn bij [alias 1] . [alias 1] heeft ons buiten opgewacht. [alias 1] gaf aan dat [alias 2] in het kantoor boven bezig was met andere klanten. [alias 1] , [benadeelde 3] en ik zijn met ons drieën naar de kantine gegaan. Deze kantine lag naast het kantoor van [alias 1] en [alias 2] op de 1e verdieping.
Na korte tijd gaf [alias 1] aan dat wij het kantoor binnen konden gaan en over konden gaan tot de betaling. [benadeelde 3] en ik lopen het kantoor binnen en ik zie [alias 2] op een stoel achter zijn bureau zitten. [alias 1] gaat naast [alias 2] staan. Wij wilden niet eerst betalen en dan pas de goederen zien. [alias 2] gaf aan dat als er niet eerst betaald ging worden de koop niet door zou gaan. [alias 2] zei daarbij dat er een tijd geleden was ingebroken in het magazijn. Dit was gebeurd door kopers die daar een dag voor de inbraak waren geweest en maar een deel hadden aanbetaald en toen de goederen wilden zien. Een dag later werd ingebroken in dat magazijn.
Dit klonk voor ons best aannemelijk waardoor wij alsnog overstag zijn gegaan en tot betaling zijn overgegaan. [alias 1] stond al die tijd naast [alias 2] . [alias 1] heeft heel veel gepraat. [alias 1] gaf aan dat hij mij een aantal foto’s via de app zou sturen. Zodoende ben ik aan zijn mobiele nummer gekomen. Hij stuurde mij met het volgende nummer de foto’s door [telefoonnummer 1] . [alias 1] was er heel goed in om ons vertrouwen te geven en om een band met ons te scheppen. Hij kon zo goed praten over bijvoorbeeld de andere klanten dat hij op ons geloofwaardig overkwam. [alias 1] liet het overkomen of dat de andere klanten al heel vaak bij hem gekocht hadden. [alias 2] praatte nadrukkelijk over de producten. Hij deed zich echt voor als een zakenman.
Toen wij het geld betaald hadden, zag ik dat [alias 2] zijn koffer pakte. Ik zag dat [alias 2] het geld in de koffer deed. [alias 1] heeft daar telkens bij gestaan. [alias 2] overhandigde ons de factuur die wij bij de aangifte hebben bij laten voegen. Ik zag dat [alias 2] eerst een stempel “ [naam bedrijf] ” op de factuur zette. Daarna zag ik dat [alias 2] een stempel “voldaan” op de factuur zette. Vervolgens zag ik dat [alias 2] een handtekening plaatste op de factuur.
(Noot verbalisant: Ik toon getuige de factuur, factuurnummer: 2509152. De handtekening die door de stempel heen staat, is gezet door de man die zich [alias 2] noemde.)
Ik weet zeker dat [alias 1] ook heeft gezien dat [alias 2] de stempels zette en de handtekening plaatste. [alias 1] is continue in de kamer gebleven en [alias 2] ook. [alias 2] hebben wij vanaf het moment dat we het kantoor zijn uitgegaan niet meer gezien.
[alias 2] gaf aan dat hij snel de volgende klanten moest helpen zodat ze snel met ons naar het magazijn konden gaan. [alias 1] liep met ons mee naar de kantine. Ik zag dat een Duitse jongen met zijn ouders op dat moment het kantoor van [alias 2] binnen gingen. [benadeelde 3] , [alias 1] en ik zijn toen in de kantine gaan zitten. [alias 1] stelde ons nog andere producten voor die hij kon leveren. Toen wij daar zaten, belde [alias 1] zogezegd met iemand van het magazijn en zei dat hij twee tv’s moest klaar zetten die wij mee zouden krijgen. Ik weet niet of hij toen ook daadwerkelijk iemand aan de telefoon heeft gehad.
[alias 1] gaf toen aan dat we samen met het Duitse gezin naar beneden moesten gaan. [alias 1] is met ons mee gelopen. [benadeelde 3] , [alias 1] en ik gingen naar binnen bij de Kringloopwinkel. [alias 1] vertelde toen dat die mensen die nu bij [alias 2] waren niet wilden betalen. Ze wilde namelijk eerst de goederen zien. Ik merkte dat [alias 1] toen al een aantal keer probeerde weg te lopen van ons maar wij liepen telkens achter hem aan. Op dat moment loopt [alias 1] weer de kringloopwinkel uit en loopt naar buiten. Wij volgen [alias 1] naar buiten. Op dat moment zei [alias 1] tegen ons dat hij in het kantoor ging kijken hoe lang het nog zou gaan duren. Na ongeveer 5 minuten zag ik, toen ik boven kwam, dat de deur van het kantoor nog dicht was. Ik heb toen aangeklopt op de deur van het kantoor van [alias 2] en [alias 1] . Ik kreeg daarop geen reactie. Ik deed toen de deur open en zag dat de kamer leeg was. We zijn toen met zijn allen gaan zoeken naar [alias 1] en [alias 2] . Maar we hebben ze niet meer kunnen vinden. Ik heb daarna nog heel veel geprobeerd contact op te nemen met [alias 1] . Ik heb hem gebeld, gemaild, geappt maar geen contact gekregen met hem.
De stem van de [alias 1] die ik aan de telefoon had op 9 en 10 maart 2016, was dezelfde stem als die de [alias 1] had die ik op 11 maart 2016 en 19 maart 2016 heb gezien en gehoord in het kantoor aan de [adres 1] te Deurne.
Ik weet dit omdat ik de stem herkende en hij dezelfde woorden gebruikte aan de telefoon als toen ik hem in het echt zag. Ik heb met [alias 1] een hele tijd gesproken op 19 maart 2016 en hij besprak toen dingen met mij die hij eerder ook aan de telefoon had verteld. Dit kon niemand anders weten. Ik weet dus zeker dat het om dezelfde persoon gaat.
U toont mij een kopie van een paspoort met daarop een pasfoto. Ik herken deze jongeman voor 100% zeker. Dit is de jongeman die zich [alias 1] noemde en die ons heeft opgelicht. Het paspoort en de daarbij behorende pasfoto is van [medeverdachte] . Ik heb deze kopie van zijn paspoort al eerder gezien op 19 maart 2016 bij een jongen die ook benadeeld was. Deze jongen kende [medeverdachte] en hij vertelde dat hij bij deze [medeverdachte] in de klas had gezeten. Hij had precies dezelfde factuur met daarop een foto van de kopie van het paspoort van [medeverdachte] .
4. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2016 (pg. 114-116), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 5]:
Ik wens aangifte te doen van poging tot oplichting, gepleegd op zaterdag 19 maart 2016, omstreeks 10.45 uur aan de [adres 1] te Deume. Op die locatie is het bedrijf [naam bedrijf] gevestigd.
Ik ben bemiddelaar tussen kopende en verkopende partijen. Ik ben deze week gemaild door een klant van mij uit Duitsland. Hij wees mij op goederen waar hij interesse in had. Hij vroeg mij deze informatie te bekijken en om bemiddelend op te treden bij de koop hiervan.
Ik ontving van mijn klant de volgende gegevens:
[naam bedrijf] , [adres 1] Deurne
Tel: [telefoonnummer 4]
Email: info@ [naam bedrijf] .eu
Web: www. [naam bedrijf] .eu.
Ik ben op 16 maart 2016 langsgegaan bij dit bedrijf. Er was toen niemand aanwezig. Ik heb mijn visitekaartje achtergelaten. Binnen tien minuten werd ik teruggebeld door het navolgende telefoonnummer: [telefoonnummer 1] . Ik hoorde dat de persoon aan de telefoon zei dat hij [medeverdachte] van [naam bedrijf] was. Ik hoorde dat hij zei dat hij de navolgende goederen nog in de verkoop had: iPhones, Playstations en Samsung tv’s.
Ik heb met de persoon een afspraak gemaakt voor 19 maart 2016, 11.00 uur bij het bedrijf aan de [adres 1] te Deurne. Deze afspraak is gemaakt en ik zou samen met mijn Duitse cliënten naar de locatie gaan om de goederen te bekijken. Via de telefoon heb ik te horen gekregen van [naam bedrijf] dat bovengenoemde partij te koop zou zijn.
Op 19 maart 2016, omstreeks 10.45 uur was ik op de locatie [adres 1] te Deurne. Bij het bedrijf waren twee manspersonen aanwezig. Omdat mijn cliënten wat vertraagd waren, zijn de andere mensen eerst geholpen. Ik werd op enig moment apart genomen. Deze persoon stelde zich als [medeverdachte] aan mij voor. Ik hoorde dat [medeverdachte] het navolgende tegen mij zei: “Mijn baas is recent voor een half miljoen het schip in gegaan omdat er klanten waren welke eerst de goederen wilde zien voordat ze het kochten. Die hebben foto’s gemaakt, voor euro 10.000 gekocht en een dag erop was het hele magazijn leeggehaald met vrachtwagens. Daarom hebben wij de volgende procedure: betalen op kantoor, dan krijg je een afgestempelde factuur, met daarop “Voldaan”, vervolgens kun je met deze factuur naar het magazijn, 500 meter verderop.”
Ik had voorgesteld dat één persoon met het geld op zak op het kantoor zou blijven en dat de andere persoon naar het magazijn zou gaan, om te kijken of de goederen er daadwerkelijk aanwezig zijn, en om na te kijken of deze goederen niet van diefstal afkomstig zijn.
Dit laatste heb ik besproken met de andere man welke in het bedrijf/kantoor aanwezig was. Hij verklaarde tegen mij dat hij de baas was van [naam bedrijf] . Hij hield voet bij stuk, wij moesten hun procedure volgen en ze wilden daar niet vanaf wijken.
Hierop hebben ik en mijn Duitse cliënten gezegd dat wij hier niet mee akkoord zouden gaan. Hierop heeft hij ons het voorstel gedaan om op de eerstvolgende maandag terug te komen. Hij zou er dan zorg voor dragen dat de goederen op het kantoor aanwezig zouden zijn. Omdat het magazijn 500 meter verder op zou zijn gelegen wilde ik het hier en nu regelen. Wij wilden eerst de goederen zien, alvorens wij een betaling zouden doen. Op dat moment kwam [medeverdachte] het kantoor binnen gelopen. Hij zei dat hij het zou gaan regelen en dat de goederen in het magazijn naar voren zouden worden gehaald, dan kon ik ze daar bekijken en daar meteen afrekenen.
Hierop zijn wij naar beneden gelopen en troffen wij de andere klanten, welke stonden te wachten om mee naar het magazijn te gaan. Wij zijn met elkaar in gesprek gegaan. Onderling kwam het vermoeden dat er iets niet helemaal goed ging op dit moment. [medeverdachte] heeft tegen ons gezegd dat er nu alleen maar goede klanten van [naam bedrijf] aanwezig waren. Toen wij onderling in gesprek stonden bleek dat wij hier allemaal voor de eerste keer waren.
Eén van de aanwezigen werd een beetje argwanend. Hij stuurde zijn compagnon naar het kantoor toe om te vragen waar ze bleven. We stonden op dat moment al tien minuten te wachten. Hij kwam snel genoeg terug naar beneden met de boodschap dat er niemand meer in het kantoor aanwezig was. Hierop zijn wij met z’n allen naar boven, naar het kantoor, gegaan. Ik zag dat de computer en laptop nog aanstonden. Ik zag een geldtelmachine staan. Ik zag dat hier de lichtjes nog van brandden.
Ik zag meerdere mappen op het bureau staan. Ik zag op de etiketten iPhone 6 & 6S staan. Ik zag dat deze mappen geen inhoud hadden. Via de verdieping waar het kantoor zat kun je toegang krijgen tot nog een ruimte. Via die ruimte kom je in het magazijn van het pand. Aldaar stond een nooddeur open. Aan deze zijde van het pand vonden wij een gat in het omheiningshekwerk. De eigenaresse van het pand zei tegen ons dat dit gat er gisteren nog niet zat.
Eén van de aanwezigen had een factuur bij zich, met daarbij een kopie van het paspoort van die [medeverdachte] . Hij liet mij dit zien. Ik zag dat het een kopie van een paspoort betrof, dat was afgegeven op naam van [medeverdachte] . Ik kan deze [medeverdachte] als volgt omschrijven: ongeveer 28 jaar oud, 1.75 tot 1.80 m lang, slank postuur, kort donker haar.
Ik kan de andere man als volgt omschrijven: ongeveer 55/60 jaar oud, ongeveer 1.70 m lang, gezet postuur.
Ik heb gezien dat deze persoon de facturen in dit koffertje stopte toen ik met hem in het kantoor stond. Toen hij dit koffertje opende om de facturen erin te stoppen, zag ik dat er contant geld in het koffertje zat.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 5 april 2016 (pg. 46-47), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van getuige [getuige 2]:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
O: Opmerking verbalisant
O: Ik wens u graag te horen over een aantal oplichtingen die hebben plaatsgevonden aan de [adres 1] te Deurne.
A: Ik ben mede eigenaar van het bedrijf Verpas welke ook in het pand zit aan de [adres 1] te Deurne. Wij hebben de kantoorruimte aan [medeverdachte] verhuurd. Ik ken [medeverdachte] sinds een aantal maanden, sinds hij dit pand huurt.
V: Heb jij of je man [medeverdachte] nog gezien na zaterdag 19 maart 2016?
A: Nee wij hebben hem niet meer gezien.
(...) Toen [medeverdachte] de sleutel kreeg was er wel een man bij hem. Verder was er vaak ook nog een andere man die bij [medeverdachte] op het kantoor kwamen.
De eerste had een beetje een Indisch uiterlijk, hij was ongeveer 50 jaar oud, zwart haar, normaal postuur, 1.75/1.80 meter. Die tweede had een beetje een zigeuner uiterlijk, hij was ongeveer 50 jaar oud, zwart haar, normaal postuur, iets kleiner dan die met het Indische uiterlijk. De derde was een blanke man met blond rossig haar, hij was tussen de 40 jaar en 50 jaar oud, hij had een normaal postuur, 1.75/1.80 meter. Deze man had eigenlijk altijd een pak aan en was dus netjes gekleed. (...)
Op zaterdag 19 maart 2016 werden wij gebeld door iemand van de Kringloopwinkel omstreeks 12.30 uur, dat er mensen stonden die opgelicht zijn door [medeverdachte] . Wij zijn toen gaan kijken. Wij hoorden de mensen zeggen dat [medeverdachte] via de achterkant gevlucht was.
6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 19 maart 2016 (pg. 48), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3]:
Ik ben voorzitter van de kringloop in Deurne, gelegen in het pand waar [naam bedrijf] zit, [adres 1] te Deurne. Ik zag op 19 maart 2016 [medeverdachte] in het pand. Ik zag dat er rond 09.30 uur een aantal personen voor het pand stonden. Ik zag dat [medeverdachte] met deze mensen richting zijn kantoor op de eerste etage ging. Enige tijd later kwamen die mensen bij mij vragen waar [medeverdachte] was. [medeverdachte] heeft zich ongeveer twee maanden geleden aan mij voorgesteld. Ik heb toen dit telefoonnummer van hem gekregen: [telefoonnummer 1] .
7. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 4 april 2016 (pg. 50-51), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van getuige [getuige 3]:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
O: Opmerking verbalisant
V: Wie zijn [alias 2] en [alias 1] die regelmatig bij [medeverdachte] zijn?
A: Ik weet dat zij regelmatig in het kantoor van [medeverdachte] zaten. Ik heb ze een keer gezien.
V: Kun jij beschrijven hoe [alias 2] en [alias 1] eruit zagen?
A: Ze waren blank, zeker geen buitenlanders, ze waren allebei ongeveer 1.70 meter. Ze hadden een normaal postuur. Eén van de twee had een beetje kort krul haar. (...) Het waren meer zigeuner types.
V: Heb jij [medeverdachte] nog gezien na zaterdag 19 maart?
A: Nee [medeverdachte] is niet meer bij het pand geweest aan de Dukaat 10.
8. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 april 2016 (pg. 58-60), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1]:
Ik ben werkzaam als vrijwilliger bij de Kringloopwinkel aan de [adres 1] te Deurne. Ik was op zaterdag 19 maart 2016 aan het werk bij de Kringloopwinkel. Ik ken [medeverdachte] omdat hij in het pand van de kringloopwinkel, dus aan de [adres 1] te Deurne, een kantoor had. Dat kantoor zat op de eerste verdieping. Meestal was [medeverdachte] met twee mannen.
Ik ken een van de mannen als “ [alias 1] ”. Ik zal hem voor u omschrijven: blanke man, kort krullig haar, beetje grijzig, de man was ouder dan [medeverdachte] , ik denk ongeveer 40/50 jaar oud, ongeveer 1.75m groot, hij droeg geen bril, hij was altijd netjes gekleed, had vaak een pak aan.
Die andere man die vaak bij [medeverdachte] was, kan ik omschrijven als: Indische man, zou ook zigeunerachtig kunnen zijn, ouder dan [medeverdachte] , ik denk 50 jaar oud, zwart haar, grijzig, beetje kalend, hij was niet dik maar wel de dikte van de drie, hij droeg meestal een leesbril, hij was altijd het slordigste gekleed, hij droeg heel vaak zwarte kleding.
Ik heb [medeverdachte] op zaterdag 19 maart 2016 gezien hier in en bij de Kringloopwinkel. [medeverdachte] was die zaterdagochtend er al vroeg. Hij vertelde dat [alias 1] ook ging komen die dag. Ze zouden belangrijke klanten hebben. [medeverdachte] is die ochtend nog even bij ons in de kantine geweest met twee van zijn klanten. [medeverdachte] wekte bij ons de indruk dat hij deze klanten al heel lang kende. Hij deed ook net alsof wij hem al heel lang kennen terwijl de winkel er pas 3 maanden zit. Kort na 11.45 uur heb ik [medeverdachte] nog even beneden gezien in de Kringloopwinkel. Daarna heb ik [medeverdachte] niet meer gezien. Ik heb [medeverdachte] na 19 maart 2016 niet meer gezien.
(Noot verbalisant: aan de getuige wordt een foto getoond van Joseph Lagrené welke verdachte is dit onderzoek. Deze foto wordt bij dit proces-verbaal gevoegd.)
De persoon op de foto die u mij zojuist heeft laten zien, herken ik als zijnde de persoon die ik zojuist hierboven beschreven heb als de Indische man. Hij zat hier heel vaak te werken samen met [medeverdachte] . Zoals eerder ook al gezegd, is degene die ik op zaterdag 19 maart 2016 bij [medeverdachte] heb gezien, de man die ik eerder heb omschreven als zijnde ‘ [alias 1] ”.
9. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2016 (pg. 119-120), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 19 maart 2016 omstreeks 12.53 uur kregen wij via de meldkamer politie de melding dat zich op het adres [adres 1] te Deurne een oplichtingszaak speelde. Ter plaatse zouden meerdere gedupeerden van een oplichting staan.
Wij arriveerden aldaar op 19 maart 2016 te 13.30 uur. Van collega’s vernamen wij dat kort daarvoor een aantal personen waren opgelicht door een man welke een kantoor had op de eerste verdieping van het bedrijfspand aan de [adres 1] te Deurne. Het bedrijf zou zijn genaamd [naam bedrijf] .
Wij, verbalisanten, kregen de opdracht om de kantoorruimte veilig te stellen in verband met een sporenonderzoek. Deze kantoorruimte ingericht met bureaus en computerapparatuur werd door ons daadwerkelijk veiliggesteld. Op 19 maart 2016 omstreeks 15.10 uur werd door collega [verbalisant 3] van de afdeling Forensische Ondersteuning onderzoek gedaan. Door hem werden van apparatuur sporen afgenomen/bemonsterd. Ook werd door Van Dam een stempel met ‘voldaan’, een stempel met bedrijfsnaam ‘ [naam bedrijf] ’ en een kwitantieboekje voor nader sporenonderzoek veiliggesteld.
Ter plaatse spraken wij met de eigenaren van het pand [adres 1] te Deurne. Dit betrof onder meer [getuige 2] . Zij toonden ons een huurovereenkomst van twee kantoorruimtes. De huurovereenkomst was gesloten met [naam bedrijf] , [adres 2] , vertegenwoordigd door dhr. [medeverdachte] . De overeenkomst was door de huurder getekend met ‘ [medeverdachte] ’ Bij de huurovereenkomst was tevens een uitdraai [gevoegd] van een betaling van de huur door [naam bedrijf] .
Door mij, verbalisant [verbalisant 4] , werd op internet gezocht op het bedrijf ‘ [naam bedrijf] ’. Hierbij kwam ik uit bij de website ‘ [naam bedrijf] .eu’.
10. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2016 (pg. 67-69), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5]:
Door verbalisant [verbalisant 6] zijn telefoonnummers bevraagd. Deze telefoonnummers zijn in het onderzoek naar de oplichtingen naar voren gekomen en vermoedelijk gebruikt door verdachten [medeverdachte] en [verdachte] .
Resultaten onderzoek printlijsten:
[telefoonnummer 2] :
Genoemd telefoonnummer wordt genoemd in de aangifte 2016061992-1 en zou onder de naam ‘ [alias 2] ’ in de telefoon van verdachte [medeverdachte] staan. Door mij, verbalisant [verbalisant 7] , werd het telefoonnummer onderzocht in het politiesysteem. Hieruit blijkt dat het nummer sinds september 2015 in gebruik is bij verdachte [verdachte] . Op de ochtend van de oplichtingen, 19 maart 2016, was er tussen 08.24 uur en 11.15 uur, twaalf keer contact tussen het nummer van [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) en het nummer [telefoonnummer 1] , zowel inkomend als uitgaand.
Het nummer [telefoonnummer 1] zou in gebruik zijn bij [medeverdachte] van [naam bedrijf] , dit is zo verwoord in aangifte 2016061997-1.
Het nummer [telefoonnummer 2] is vanaf de bevraagde datum van 01 februari 2016 dagelijks veelvuldig actief. Na 19 maart 2016 te 12.12 uur, is er geen enkele activiteit meer met genoemd nummer.
[telefoonnummer 1] :
Genoemd telefoonnummer wordt genoemd in de aangifte 2016061997-1 en zou gebruikt worden door [medeverdachte] van [naam bedrijf] . Hiermee wordt bedoeld verdachte [medeverdachte] . Op de ochtend van de oplichtingen, 19 maart 2016, tussen 08.04 uur en 11.50 uur, was er behalve het hierboven beschreven contact met nummer [telefoonnummer 2] , met een aantal andere nummers contact, waaronder het nummer [telefoonnummer 6] . Dit betreft het nummer van [naam bedrijf] , [adres 1] te Deurne.
Het nummer [telefoonnummer 1] is vanaf de bevraagde datum van 1 februari 2016 dagelijks veelvuldig actief. Na 19 maart 2016 te 11.50 uur, is er geen enkele activiteit meer met genoemd nummer.
[telefoonnummer 7] :
Genoemd telefoonnummer is door verdachte [medeverdachte] in gebruik genomen na de datum van de oplichtingen, namelijk op woensdag 23 maart 2016.
[telefoonnummer 3] :
Genoemd telefoonnummer is door verdachte [verdachte] in gebruik genomen na de datum van de oplichtingen, namelijk op zaterdag 19 maart 2016 te 13.35 uur.
11. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 4 april 2016 (pg. 75-82), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [medeverdachte]:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
O: Opmerking verbalisant
V: Heb je werk?
A: Ik was voor mezelf begonnen.
V: Wat voor zaak ben je begonnen?
A: Dit een bedrijf [naam bedrijf] . Dit zit op het industrieterrein in Deurne.
V: Wat voor bedrijf is dat dan?
A: Een groothandel bedrijf. Ik ga kijken waar vraag voor is. Ik huur dus dat pand in Deurne, aan de [adres 1] . (...) Ik sta ingeschreven in de KvK. (...)
[alias 1] en [alias 2] zijn mij gaan helpen met het opzetten van de website. Ze hebben voor mij de website opgezet, spandoeken laten maken. Zij zijn vaak bij mij geweest. [alias 1] heeft wel eens in mijn pand mensen ontvangen.
V: Hoe is dit bedrijf te bereiken?
A: Via mijn telefoonnummer van het bedrijf.
V: Heb je visitekaartjes?
A: Ja, ik heb er een aantal gehad als voorbeeld.
V: Kun jij mij een omschrijving geven van hoe jouw bedrijf er van binnen uit ziet?
A: Als je bij mij binnen komt heb je een deur. Dit is een centrale toegangsdeur. Ik zit met mijn kantoor op de 1e verdieping. Via de trap naar boven heb je eerst mijn kantoor en daarnaast zit nog een vergaderruimte waar we met een aantal ondernemers gebruik van kunnen maken.
V: Op zaterdag 19 maart 2016 heb jij een aantal mensen ontvangen bij jouw bedrijfspand aan de [adres 1] te Deurne. Klopt dit?
A: Toen ben ik ‘s morgens om 09.00 uur op zaak geweest. Ik heb daar toen [alias 1] en [alias 2] getroffen.
O: Er wordt de verdachte een afschrift getoond van een factuur met daarop een afdruk van zijn paspoort.
V: Wie is de persoon die op de foto van het identiteitsbewijs staat afgebeeld?
A: Ja dat ben ik.
V: Van wie is dit paspoort?
A: Dat is mijn paspoort.
12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2016 (pg. 110-111), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8]:
Op 5 april 2016, omstreeks 12.57 uur heb ik, verbalisant, als confrontatieleider, naar aanleiding van een oplichting, gepleegd op 19 maart 2016 te Deurne, in het politiebureau te Helmond een fotoconfrontatie gehouden, waarbij de aangever:
Achternaam : [benadeelde 1]
Voornamen : [benadeelde 1]
geconfronteerd werd met een zwart-witfoto uit de gemeentelijke basisadministratie (2012) van [verdachte] geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats] .
Aangever verklaarde:
“Dit is voor de volle honderd procent de persoon die zich [alias 2] noemde en samen met [alias 1] de oplichting heeft gepleegd. Ik herken hem aan de vorm van zijn gezicht en stand van zijn ogen.”
13. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 april 2016 (pg. 91-93), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
O: Opmerking verbalisant
V: Hoeveel telefoonnummers heb je gehad het afgelopen jaar?
A: Twee nummers.
O: Uit informatie in de politiesystemen blijkt dat jij de gebruiker bent van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
A: Dat zou wel kunnen. Het kan zijn dat dat mijn vorige nummer is geweest.
14. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch d.d. 15 augustus 2018, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik ben op meerdere tijdstippen in maart 2016 aanwezig geweest in het pand [adres 1] te Deurne. Ik draag wel eens een colbert.
15. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 2 juni 2021, voor zover inhoudende:
[medeverdachte] is familie van mij. Hij is getrouwd met de dochter van mijn zus, [naam 2] . U, voorzitter, houdt mij voor dat [medeverdachte] in 1982 is geboren en ik in 1960 en dat wij in leeftijd ongeveer 22 jaar verschillen. Dat klopt. Ik kwam een paar keer per week bij het bedrijf van [medeverdachte] , genaamd [naam bedrijf] in Deurne. U, voorzitter, zegt dat zijn bedrijf was gevestigd op het adres [adres 1] . Dat kan kloppen. Het bedrijf zat boven. Ik kwam ook wel eens beneden bij de kringloopwinkel die daar zat. Er liepen daar mensen in en uit.
Ik ging in het kantoor wel eens achter de computer zitten, partijen voor [medeverdachte] zoeken op Marktplaats. Ik zocht dan op van alles en nog wat. Ik heb in het bedrijf nooit voorraden met goederen gezien die door [naam bedrijf] aan klanten werden aangeboden.