NJB 2016/153:Verhoorbijstandrecht: recht voor de verdachte om zich tijdens zijn verhoor door de politie te laten bijstaan door een raadsman. Omwille van de rechtszekerheid en om een prejudiciële procedure bij het HvJ EU te voorkomen, scherpt de Hoge Raad de regels aan uit HR 1 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:770, NJ 2014/268. Voortaan gaat de Hoge Raad ervan uit dat een aangehouden verdachte het verhoorbijstandrecht heeft, behoudens bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken. De verdachte kan uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand doen van dat recht. Dit brengt mee dat hij vóór de aanvang van het verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op bijstand van een raadsman. Opmerking verdient hierbij dat het recht op zulke bijstand niet alleen betrekking heeft op het eerste verhoor, maar ook op daarop volgende verhoren. Met het oog op art. 359a Sv gaat de Hoge Raad ervan uit dat met ingang van 1 maart 2016 toepassing zal worden gegeven aan het verhoorbijstandrecht. Zolang de EU Richtlijn inzake toegang tot een advocaat in strafprocedures (2013/48/EU) nog niet in Nederland is geïmplementeerd dan wel de implementatietermijn van die Richtlijn nog niet is verstreken (op 27 november 2016), behoeft het rechtsgevolg van schending van het verhoorbijstandrecht niet noodzakelijkerwijs te bestaan in bewijsuitsluiting van een eventueel bij schending van het recht door de verdachte afgelegde verklaring