RAR 2019/49
Ontslag op staande voet. Is voor de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet vereist dat het bestaan van de dringende reden al ten tijde van het ontslag onomstotelijk vaststaat?
HR 18-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:55
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 januari 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/01028
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS33892:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:55, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1152, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑03‑2018
- Wetingang
Art. 7:677 lid 1, 7:681 lid 1 onder a, 7:683 lid 3 BW
Essentie
Ontslag op staande voet. Dringende reden.
Is voor de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet vereist dat het bestaan van de dringende reden al ten tijde van het ontslag onomstotelijk vaststaat?
Samenvatting
Werknemer is in dienst van Stichting Mondriaan (hierna: Mondriaan), een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, als Unitmanager. Op 9 januari 2017 maken twee medewerkers melding van het vermoeden van een misstand of onregelmatigheid door werknemer met betrekking tot afdrachten van opbrengsten uit de afdelingswinkels en/of opnamen van contante bedragen ten bate van het voedingsbudget. Op 10 januari 2017 is werknemer hiermee geconfronteerd. Werknemer stelt het merendeel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.