Einde inhoudsopgave
Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland
Artikel 48 Invrijheidstelling zonder veroordeling
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2008
- Bronpublicatie:
07-06-2007, Trb. 2007, 125 (uitgifte: 17-07-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-03-2008, Trb. 2008, 31 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Onverminderd het tweede lid van dit artikel, wanneer een aan het Hof overgedragen persoon in vrijheid wordt gesteld vanwege het feit dat het Hof geen rechtsmacht bezit, de zaak niet-ontvankelijk is ingevolge artikel 17, eerste lid, onderdelen b, c of d, van het Statuut, de ten laste gelegde feiten niet zijn bevestigd krachtens artikel 61 van het Statuut, de persoon is vrijgesproken tijdens het proces of in beroep, of om een andere reden, treft het Hof zo spoedig mogelijk voorzieningen die het passend acht voor de overbrenging van de persoon, rekening houdend met de opvattingen van de persoon, naar een Staat die verplicht is hem of haar te ontvangen, een andere Staat die erin toestemt hem of haar te ontvangen, of een Staat die om zijn of haar uitlevering heeft verzocht met instemming van de Staat die hem of haar oorspronkelijk had overgedragen.
2.
Wanneer het Hof heeft vastgesteld dat de zaak niet-ontvankelijk is ingevolge artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van het Statuut, treft het Hof voorzieningen, al naargelang van toepassing, voor de overbrenging van de persoon naar een Staat wiens onderzoek of vervolging de grondslag heeft gevormd voor het met succes aanvechten van de ontvankelijkheid, tenzij de Staat die de persoon oorspronkelijk had overgedragen om zijn of haar terugkeer verzoekt.
3.
De bepalingen van artikel 44 van dit Verdrag zijn van overeenkomstige toepassing op het vervoer van de in dit artikel bedoelde personen binnen het Gastland.