FED 2019/69
De overgangsregeling die is getroffen na wijziging van de forfaitaire bijtelling wegens privégebruik van een ‘auto van de zaak’, is niet evident van elke redelijke grond ontbloot
HR 11-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:1, m.nt. M.C. Cornelisse
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 januari 2019
- Magistraten
Mrs. De Groot, Fierstra, Wortel, Beukers-Van Dooren en Cools
- Zaaknummer
17/04934
- Conclusie
A-G Niessen
- Noot
M.C. Cornelisse
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS47711:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Loonbelasting (V)
Loonbelasting / Loon
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑01‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑02‑2018
- Wetingang
Art. 13bis, 36c Wet LB 1964; art. 26 IVBPR; art. 14 EVRM; art. 1 Protocol 1 EVRM
Essentie
De overgangsregeling die is getroffen na wijziging van de forfaitaire bijtelling wegens privégebruik van een ‘auto van de zaak’, is niet evident van elke redelijke grond ontbloot
Samenvatting
De belanghebbende heeft een auto met als datum eerste toelating 21 augustus 2015 ter beschikking gesteld gekregen van diens werkgever. Zou de auto als datum eerste toelating 1 januari 2017 of later hebben, dan zou de forfaitaire bijtelling wegens privégebruik voor belanghebbende vanaf 1 januari 2017 niet 25% bedragen maar zijn verlaagd naar 22%. In geschil is of de overgangsregeling die ten grondslag ligt aan dit onderscheid, evident van elke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.