Einde inhoudsopgave
Werkloosheidswet
Artikel 58 [Hoogte en duur uitkering]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
14-06-2014, Stb. 2014, 216 (uitgifte: 24-06-2014, kamerstukken: 33818)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2014, Stb. 2014, 274 (uitgifte: 17-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Algemeen
1.
De persoon, die om toelating tot de vrijwillige werkloosheidsverzekering verzoekt, bepaalt bij de aanvang van de vrijwillige werkloosheidsverzekering de hoogte van het dagloon, met dien verstande dat dit niet meer kan bedragen dan:
- a.
het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag eventueel verhoogd of verlaagd krachtens artikel 18 van die wet; en
- b.
het loon of het inkomen dat hij in geval van werkloosheid naar het oordeel van het UWV derft.
2.
Voor de vaststelling van de hoogte van het recht op uitkering op grond van de vrijwillige werkloosheidsverzekering wordt, zonodig in afwijking van artikel 1b, eerste lid, en de daarop berustende bepalingen, onder dagloon verstaan het in het eerste lid bedoelde dagloon.