Verordening (Euratom, EG) Nr. 2185/96 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 18-11-1996
- Bronpublicatie:
11-11-1996, PbEG 1996, L 292 (uitgifte: 15-11-1996, regelingnummer: 2185/96)
- Inwerkingtreding
18-11-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-1996, PbEG 1996, L 292 (uitgifte: 15-11-1996, regelingnummer: 2185/96)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
De controleurs van de Commissie hebben onder dezelfde voorwaarden als de nationale administratieve controleurs en met inachtneming van de nationale wetgevingen toegang tot alle gegevens en documenten betreffende de betrokken transacties die voor het goede verloop van de controles en verificaties ter plaatse noodzakelijk blijken. Zij mogen dezelfde materiële controlemiddelen voor onderzoek bezigen als de nationale controleurs en met name de benodigde documenten kopiëren.
De controles en verificaties ter plaatse kunnen met name betrekking hebben op:
- —
de boeken en bescheiden betreffende beroep of bedrijf, zoals facturen, bestekken, loonstrookjes, staten van dagelijkse werkzaamheden en uitgaven, uittreksels van bankrekeningen welke in het bezit van de marktdeelnemers zijn;
- —
de computergegevens;
- —
de produktie-, verpakkings- en verzendingssystemen en -methoden;
- —
de fysieke controle van de aard en de omvang van de goederen of van de verrichte activiteiten;
- —
het nemen van monsters en de verificatie daarvan;
- —
de stand van uitvoering van de gefinancierde werkzaamheden en investeringen, en het gebruik en de bestemming van de uitgevoerde investeringen;
- —
de budgettaire en boekhoudkundige bescheiden;
- —
de financiële en technische uitvoering van gesubsidieerde projecten.
2.
Indien nodig is het aan de Lid-Staten om op verzoek van de Commissie de door de nationale wetgeving beoogde passende conservatoire maatregelen te treffen, met name om het bewijsmateriaal te beschermen.