NJ 2017/299
Tegen de beslissing tot beperking van verdachte in zijn pleidooi staat geen cassatie open.
HR 15-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:911, m.nt. P.H.P.H.M.C. van Kempen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 april 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, N. Jörg, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/01540
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
P.H.P.H.M.C. van Kempen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154261:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:911, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:273, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑03‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑05‑2013
- Wetingang
Essentie
Blijkens het proces-verbaal is de verdachte door de voorzitter beperkt in zijn pleidooi tot hetgeen van belang is voor het tenlastegelegde. Het betreft hier een beslissing van de voorzitter ten behoeve van de handhaving van de orde op de terechtzitting. Daartegen staat geen beroep in cassatie open (vgl. HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9897, NJ 2010/303). In zoverre moet het middel onbesproken blijven. Voor zover het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting nietig is omdat de verdachte niet overeenkomstig art. 311, tweede lid, Sv het woord heeft kunnen voeren, mist het feitelijke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.