M en R 2018/101
Geen kaderstelling in termen mer-regelgeving indien bestemmingsplan een één-op-één inpassing vormt van reeds vergunde situatie waarvoor een mer-beoordeling is gemaakt; succesvol beroep op art. 7.2a lid 1 Wm is niet mogelijk als vanwege relativiteitseis niet met succes kan worden opgekomen tegen een passende beoordeling ex art. 2.8 lid 1 Wnb.
ABRvS 20-06-2018, ECLI:NL:RVS:2018:2066, m.nt. M.A.A. Soppe en H. Witbreuk
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
20 juni 2018
- Magistraten
Polak, Horstink-von Meyenfeldt en Van Heijningen
- Zaaknummer
201710067/1/R3
- Noot
M.A.A. Soppe en H. Witbreuk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS36656:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2018:2066, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 20‑06‑2018
- Wetingang
(Art. 8.69a Awb, art. 7.2, 7.2a Wm, art. 2, onderdelen C-16.1 en D-16.1 Besluit mer, art. 2.8 lid 1 Wnb)
Essentie
Geen kaderstelling in termen mer-regelgeving indien bestemmingsplan een één-op-één inpassing vormt van reeds vergunde situatie waarvoor een mer-beoordeling is gemaakt; succesvol beroep op art. 7.2a lid 1 Wm is niet mogelijk als vanwege relativiteitseis niet met succes kan worden opgekomen tegen een passende beoordeling ex art. 2.8 lid 1 Wnb.
Samenvatting
Vaststaat dat het plangebied een oppervlakte heeft van ongeveer 9 hectare en dat aan de gronden in het plangebied de bestemming “Bedrijf-Zandwinning” is toegekend. Voor onder meer de daar toegestane zandwinning is op 28 september 2017 een ontgrondingsvergunning verleend. Het tegen dat besluit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.