Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2023/1542 inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG en Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG
Artikel 53 Erkenning van regelingen inzake passende zorgvuldigheid
Geldend
Geldend vanaf 17-08-2023
- Bronpublicatie:
12-07-2023, PbEU 2023, L 191 (uitgifte: 28-07-2023, regelingnummer: 2023/1542)
- Inwerkingtreding
17-08-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2023, PbEU 2023, L 191 (uitgifte: 28-07-2023, regelingnummer: 2023/1542)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
1.
regeringen, brancheorganisaties en groeperingen van belanghebbende organisaties die regelingen inzake passende zorgvuldigheid hebben ontwikkeld en daarop toezicht houden (‘regelinghouders’), kunnen een aanvraag indienen om hun regelingen inzake passende zorgvuldigheid door de Commissie te laten erkennen. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om te bepalen welke informatie-eisen de aanvraag voor erkenning moet bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
2.
Wanneer de Commissie, op basis van het bewijs dat, en de informatie die, op grond van lid 1 van dit artikel werd verstrekt, vaststelt dat de in dat lid bedoelde regeling inzake passende zorgvuldigheid marktdeelnemers in staat stelt aan de eisen van de artikelen 48, 49, 50 en 52 te voldoen, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarbij die regeling erkend wordt als zijnde gelijkwaardig met de eisen van deze verordening. Het Centrum voor maatschappelijk verantwoord ondernemen van de OESO wordt geraadpleegd alvorens die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Bij het bepalen of een regeling inzake passende zorgvuldigheid wordt erkend, houdt de Commissie rekening met de verschillende sectorale praktijken die die regeling inhoudt, evenals met de risicogebaseerde benadering en methode die in die regeling worden gebruikt om risico's te bepalen.
3.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast met de criteria en de methode volgens welke zij overeenkomstig lid 2 van dit artikel bepaalt of marktdeelnemers op grond van regelingen inzake passende zorgvuldigheid aan de eisen van de artikelen 48, 49, 50 en 52 kunnen voldoen. Ook gaat de Commissie waar passend regelmatig na of erkende regelingen inzake passende zorgvuldigheid nog steeds voldoen aan de criteria op basis waarvan een besluit is genomen op grond van lid 2 van dit artikel een gelijkwaardigheidserkenning te verlenen.
4.
De houder van een regeling inzake passende zorgvuldigheid waarvoor overeenkomstig lid 2 een gelijkwaardigheidserkenning is verleend, stelt de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging of actualisering van die regeling. De Commissie beoordeelt of die wijzigingen of actualiseringen gevolgen hebben voor de gelijkwaardigheidserkenning van die regeling en neemt de nodige maatregelen.
5.
Indien er bewijs is van herhaalde of significante gevallen waarbij marktdeelnemers die een overeenkomstig lid 2 van dit artikel erkende regeling toepassen, niet voldoen aan de eisen van de artikelen 48, 49, 50 en 52, gaat de Commissie in overleg met de houder van de erkende regeling inzake passende zorgvuldigheid na of die gevallen op lacunes in de regeling wijzen.
6.
Indien de Commissie vaststelt dat er sprake is van niet-naleving van de eisen van de artikelen 48, 49, 50 en 52 of van lacunes in een erkende regeling inzake passende zorgvuldigheid, kan zij de regelinghouder een passende termijn toekennen om corrigerende maatregelen te treffen.
7.
Indien de regelinghouder de nodige corrigerende maatregelen niet treft of weigert te treffen en indien de Commissie heeft vastgesteld dat de in lid 6 van dit artikel bedoelde niet-naleving of lacunes de in artikel 48, lid 1, bedoelde marktdeelnemers die de regeling toepassen, beletten om de eisen van de artikelen 48, 49, 50 en 52 na te leven, of indien herhaalde of significante gevallen van niet-naleving door marktdeelnemers die een regeling toepassen te wijten zijn aan lacunes in de regeling, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij de gelijkwaardigheidserkenning van de regeling wordt ingetrokken. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
8.
De Commissie stelt een register van erkende regelingen inzake passende zorgvuldigheid op en houdt dat bij. Dat register wordt op internet openbaar gemaakt.