RAV 2013/16
Beroepsaansprakelijkheid. Welke bewijsmaatstaf dient te worden gehanteerd in het kader van een ‘trial within a trial’ bij een beroepsaansprakelijkheidsprocedure tegen een voormalige advocaat?
HR 09-11-2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0737
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 november 2012
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, J.C. van Oven, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, M.V. Polak
- Zaaknummer
11/04882
- Conclusie
A-G mr. J. Spier
- LJN
BX0737
- JCDI
JCDI:ADS912838:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Juridische beroepen / Advocaat
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BX0737, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 09‑11‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BX0737, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑11‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑10‑2011
- Wetingang
Rv art. 150
Essentie
Beroepsaansprakelijkheid. Causaal verband.
Welke bewijsmaatstaf dient te worden gehanteerd in het kader van een ‘trial within a trial’ bij een beroepsaansprakelijkheidsprocedure tegen een voormalige advocaat?
Samenvatting
Eiser is sinds 1981 samen met zijn vier broers vennoot geweest van een vennootschap onder firma (hierna: de vof). Eiser heeft in 1985 een auto-ongeluk gehad, waardoor hij volledig arbeidsongeschikt is geraakt. In 1988 is een van de broers overleden. Bij geen van voornoemde aangelegenheden is de vof formeel opgezegd of ontbonden. In 1990 heeft broer A de vof formeel opgezegd. In 1993 is eiser als vennoot uitgeschreven uit het Handelsregister. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.