Einde inhoudsopgave
Mijnbouwbesluit
Artikel 62a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
11-11-2021, Stb. 2021, 573 (uitgifte: 26-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
11-11-2021, Stb. 2021, 573 (uitgifte: 26-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegeliijk in werking met de Aanvullingswet bodem Omgevingswet (19-02-2020, Stb. 83).
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
1.
Onze Minister kan aan de houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 6 en 25 van de wet een instemming met een verwijderingsplan, bedoeld in artikel 44a, eerste lid, van de wet weigeren, indien:
- a.
het verwijderingsplan onvoldoende voorziet in een beschrijving van de werkzaamheden, methode en kosten van de verwijdering die nodig zijn gedurende de periode van uitvoering van het verwijderingsplan, waaronder monitoring;
- b.
het verwachte resultaat van de uitvoering van het verwijderingsplan onvoldoende is beschreven;
- c.
het mijnbouwwerk in aanmerking komt voor hergebruik;
- d.
het mijnbouwwerk niet in aanmerking komt voor een gedeeltelijk hergebruik als mijnbouwwerk;
- e.
in het geval van hergebruik het bevoegde gezag, bedoeld in artikel 44a, tweede lid, van de wet, niet heeft verklaard dat het bevoegde gezag daartegen, voor zover het hergebruik betreft, geen bedenkingen heeft;
- f.
naar het oordeel van het bevoegd gezag krachtens de Omgevingswet het voorstel tot onderzoeken of saneren van de bodem niet voldoet;
- g.
de bestemming van de af te voeren materialen en afvalstoffen onduidelijk is; of
- h.
de planning van de uitvoering van de verwijdering niet duidelijk is of voorziet in een onredelijk lange termijn.
2.
Onze Minister kan een instemming ambtshalve geheel of gedeeltelijk wijzigen of intrekken, indien:
- a.
het bevoegde gezag, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en f, krachtens wetten als bedoeld in die onderdelen tot een afwijzend oordeel komt over het geheel of gedeeltelijk hergebruik van het mijnbouwwerk;
- b.
het bevoegde gezag krachtens de wet geen vergunning verstrekt voor het opsporen, winnen, of opslaan van delfstoffen, aardwarmte, respectievelijk stoffen;
- c.
de houder van een vergunning de instemming voor het geheel of een gedeelte van het verwijderingsplan niet langer nodig heeft; of
- d.
de houder van een vergunning niet overeenkomstig de instemming handelt of heeft gehandeld.