AB 2018/41
De wet vereist geen verdergaande functiescheiding dan dat degene die de boete oplegt niet is betrokken bij de opstelling van het boeterapport. Er is geen sprake van vooringenomenheid. Geen ambtshalve matiging boete wegens overschrijding van de redelijke termijn.
CBb 12-10-2017, ECLI:NL:CBB:2017:326, m.nt. R. Stijnen
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
12 oktober 2017
- Magistraten
Mrs. W.E. Doolaard, S.C. Stuldreher, J.L. Verbeek
- Zaaknummer
16/768, 16/769, 17/180, 17/181
- Noot
R. Stijnen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS172861:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:CBB:2017:326, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 12‑10‑2017
- Wetingang
Art. 10:3 lid 4, art. 2:4 Awb; art. 6 lid 1 EVRM
Essentie
De wet vereist geen verdergaande functiescheiding dan dat degene die de boete oplegt niet is betrokken bij de opstelling van het boeterapport. Er is geen sprake van vooringenomenheid. Geen ambtshalve matiging boete wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Samenvatting
Ten aanzien van de gestelde onrechtmatigheden tijdens het onderzoek ter plaatse op 6 april 2012 overweegt het College dat naam 1 daardoor niet in haar verdedigingsbelang is geschaad. AFM heeft de onrechtmatige wijze waarop haar toezichthouders tijdens dat onderzoek informatie hebben vergaard, door zonder toestemming een kast en een aantal bureaulades te openen en prullenbakken en papierbakken te doorzoeken, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.