Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1008/2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (Herziening)
Artikel 21 bis Noodmaatregelen in verband met de COVID‐19-pandemie
Geldend
Geldend vanaf 28-05-2020
- Bronpublicatie:
25-05-2020, PbEU 2020, L 165 (uitgifte: 27-05-2020, regelingnummer: 2020/696)
- Inwerkingtreding
28-05-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2020, PbEU 2020, L 165 (uitgifte: 27-05-2020, regelingnummer: 2020/696)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
1.
Niettegenstaande artikel 21 mogen de lidstaten, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020, zonder de in artikel 21, lid 1, vermelde instemming van de Commissie, de uitoefening van verkeersrechten weigeren, beperken of aan voorwaarden onderwerpen als dit nodig is om de COVID‐19-pandemie aan te pakken. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van evenredigheid en transparantie en moeten op objectieve en niet-discriminerende criteria gebaseerd zijn.
2.
De betrokken lidstaat stelt Commissie en de overige lidstaten onverwijld van dergelijke in lid 1 bedoelde maatregelen en van de duur ervan in kennis en verstrekt hen de toereikende redenen die de noodzaak van die maatregelen rechtvaardigen. Als de lidstaat de maatregelen na de inwerkingtreding van deze verordening wijzigt, schorst of intrekt, stelt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis.
3.
De Commissie mag de in lid 2 bedoelde maatregelen op verzoek van een of meer andere betrokken lidstaten of op eigen initiatief schorsen als zij niet voldoen aan de eisen bedoeld in lid 1 of anderszins in strijd zijn met het recht van de Unie.
4.
Als de Commissie op basis van de beste wetenschappelijke kennis, bewijzen en gegevens, zoals gegevens van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ‐bestrijding, die het voortduren van de COVID‐19-pandemie bevestigen, vaststelt dat lidstaten waarschijnlijk ook na de in lid 1 van dit artikel bedoelde periode de uitoefening van verkeersrechten zullen moeten weigeren, beperken of aan voorwaarden onderwerpen, stelt zij overeenkomstig artikel 25 bis gedelegeerde handelingen vast tot wijziging van deze verordening door die periode dienovereenkomstig te verlengen.
5.
De Commissie monitort de situatie voortdurend aan de hand van de in lid 4 genoemde criteria. Op basis van de beschikbare informatie dient zij uiterlijk op 15 november 2020 een samenvattend verslag over deze kwestie in bij het Europees Parlement en de Raad. Indien nodig stelt zij de in lid 4 bedoelde gedelegeerde handeling zo spoedig mogelijk vast.
6.
Indien dit door langere gevolgen van de COVID‐19-pandemie voor de sector van het luchtvervoer in de Unie om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 25 ter neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.