Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3A:34a Geen nieuwe vergunning of notificatie nodig bij overgang
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2021
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2021, 632 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken: 35908)
- Inwerkingtreding
21-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, Stb. 2021, 633 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Na de toepassing van het instrument van overgang van de onderneming wordt de verkrijger beschouwd als de voorzetting van de entiteit in afwikkeling en kan de verkrijger alle rechten blijven uitoefenen die door de entiteit werden uitgeoefend met betrekking tot de activa of passiva die zijn overgegaan.
2.
De toepassing van het instrument van overgang van de onderneming met betrekking tot een bank brengt niet met zich mee dat de verkrijger:
- a.
overeenkomstig artikel 2:108, eerste lid, kennis behoeft te geven aan de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, van het voornemen om het bedrijf van bank uit te oefenen vanuit een bijkantoor gelegen in een deelnemende lidstaat als bedoeld in artikel 2 van de verordening bankentoezicht;
- b.
overeenkomstig artikel 2:108, tweede lid, instemming behoeft te vragen aan de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, om het bedrijf van bank uit te oefenen vanuit een bijkantoor gelegen in een lidstaat, niet zijnde een deelnemende lidstaat als bedoeld in artikel 2 van de verordening bankentoezicht;
- c.
overeenkomstig artikel 2:110 kennis behoeft te geven aan de Nederlandsche Bank van het voornemen om het bedrijf van bank uit te oefenen door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat.