Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:108 [Bank met bijkantoor in andere lidstaat]
Geldend
Geldend vanaf 12-06-2015
- Bronpublicatie:
04-05-2015, Stb. 2015, 184 (uitgifte: 29-05-2015, kamerstukken: 34049)
- Inwerkingtreding
12-06-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2015, Stb. 2015, 205 (uitgifte: 11-06-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Een bank met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een in een deelnemende lidstaat als bedoeld in artikel 2 van de verordening bankentoezicht gelegen bijkantoor het bedrijf van bank uit te oefenen, kan daartoe overgaan twee maanden nadat zij de Nederlandsche Bank daarvan in kennis heeft gesteld, tenzij de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, binnen die termijn anders besluit.
2.
Een bank met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een in een lidstaat, niet zijnde een deelnemende lidstaat als bedoeld in het eerste lid, gelegen bijkantoor het bedrijf van bank uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank, al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, met het voornemen van de bank heeft ingestemd.
3.
De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, en de aanvraag van instemming, bedoeld in het tweede lid, geschieden onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.