NJ 2013/310
Cautieverzuim. Bewijsuitsluiting.
HR 16-04-2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5706, m.nt. B.F. Keulen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 april 2013
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
11/04486 J
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Noot
B.F. Keulen
- LJN
BY5706
- JCDI
JCDI:ADS96922:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BY5706, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑04‑2013
ECLI:NL:PHR:2012:BY5706, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑05‑2012
- Wetingang
Art. 29 lid 2, 359 lid 3, 359a Sv; art. 6 lid 3 EVRM
Essentie
Verzuim de cautie ex art. 29 Sv te geven is een vormverzuim ex art. 359a Sv. Dan komt bewijsuitsluiting van het door dit verzuim verkregen bewijsmateriaal in aanmerking omdat een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden, mede nu de mededeling aan verdachte dat hij niet verplicht is tot antwoorden noodzakelijk is ter verzekering van het recht op een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM. In dat geval is de ruimte beperkt om na afweging van de art. 359a lid 2 Sv genoemde factoren af te zien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.