Einde inhoudsopgave
Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/3.5.1
3.5.1 Belang openbaarheid van de bindend-adviesprocedure en het bindend advies
Pauline Elisabeth Ernste, datum 01-07-2012
- Datum
01-07-2012
- Auteur
Pauline Elisabeth Ernste
- JCDI
JCDI:ADS354751:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Alternatieve geschillenbeslechting
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Wesseling-Van Gent 1987, p. 114; en Snijders, Klaassen & Meijer 2011, nr. 39.
Wesseling-Van Gent 1987, p. 114; en Snijders, Klaassen & Meijer 2011, nr. 39.
Wesseling-Van Gent 1987, p. 114; en Sieburgh 2003, p. 261-267; en Snijders, Klaassen & Meijer 2011, nr. 39.
Snijders 2002, p. 487.
EHRM 23 juni 1981, serie A, no. 43 (Le Compte, Van Leuven en de Meyere), § 59; EHRM 10 februari 1983, serie A, no. 58 (Albert en Le Compte), § 35; EHRM 21 februari 1990, serie A, no. 171a (Hakansson en Sturesson), § 67; EHRM 24 juni 1993, serie A, no. 236 (Schuler-Zgraggen), § 58.
Jacot-Guillarmod 1988, p. 288; Van den Berg, Van Delden & Snijders 1992, p. 20; Snijders 1995, p. 34-35.
ECRM 27 november 1996, NJ 1997/505 m.nt. Boon: “(…) In some respects – in particular as regards publicity – it is clear that arbitral proceedings are often not even intended to be in conformity with Article 6, and the arbitration agreement entails a renunciation of the full application of that Article (…)”.
EHRM 23 februari 1999, Application No. 31737/96 (Souvaniem/Finland): “(…) There is no doubt that a voluntary waiver of court proceedings in favour of arbitration is in principle acceptable from the point of view of Article 6 (cf. No. 8588/79 and 8589/79 Bramelid and Malmström v. Sweden, Dec. 12 December 1983, D.R. 38, p. 38). Even so, such a waiver should not necessarily be considered to amount to a waiver of all the rights under Article 6 (…)”. Hieruit wordt door Meijer afgeleid dat een afstand van het recht op toegang tot de overheidsrechter wel afstand van bepaalde waarborgen van art. 6 EVRM impliceert (Meijer 2011, § 3.3.4.3 voetnoot 174).
Van den Berg, Van Delden & Snijders 1992, p. 20; Snijders 2007a, p. 273; Meijer 2011a, § 3.3.4.3.
Meijer 2011a, § 3.3.2.
In de civiele procedure bij de overheidsrechter geldt het beginsel van openbaarheid. Het beginsel van openbaarheid ziet niet enkel op de openbare behandeling van de zaak, maar ook op de openbaarheid van de uitspraak. Dit beginsel vloeit voort uit art. 6 lid 1 EVRM en op nationaal niveau uit art. 121 Gw, art. 27-28 Rv en artt. 4-5 Wet RO. Voor arbitrage en bindend advies ontbreken soortgelijke bepalingen in de wet.
Een openbare behandeling van de procedure en openbaarheid van de beslissing wordt om verschillende reden van belang geacht. Het beginsel van openbaarheid dient allereerst de publieke controle. De openbaarheid geeft enige bescherming tegen partijdigheid, willekeur en ander onbehoorlijk gedrag van overheidsrechters. Daarnaast strekt de controle zich ook uit tot de procesvoering door partijen. Het kan partijen weerhouden van lichtvaardige vorderingen, stellingen en verweren en ook getuigen zullen wellicht minder snel onwaarheden spreken.1 Naast publieke controle maakt de openbaarheid ook controle door juristen uit de wetenschap en de praktijk mogelijk. Op grond hiervan wordt bijvoorbeeld duidelijk of het rechterlijke oordeel past in de lijn die de Hoge Raad heeft uitgezet. Ten tweede kan door de naleving van het beginsel van openbaarheid wantrouwen bij het publiek worden weggenomen doordat informatieverschaffing aan het publiek plaatsvindt.2 Tevens dient de openbaarheid het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid.3 Door publicatie van de uitspraak kunnen burgers hun handelen of nalaten afstemmen op het geldende privaatrecht. Daarnaast kan door publicatie verschil in inzicht met betrekking tot het privaatrecht naar voren komen en kan de beslissing zich laten corrigeren, eventueel na hoger beroep en cassatie. Voorts bevordert de publicatie van uitspraken de rechtszekerheid, in de zin van voorspelbaarheid van toekomstige rechterlijke uitspraken.4
Uit rechtspraak van het EHRM blijkt dat partijen afstand kunnen doen van het recht op een openbare behandeling van de zaak. Deze afstand dient echter wel vrijwillig en ondubbelzinnig te geschieden.5 Het EHRM heeft zich niet uitgelaten over de vraag of ook afstand van het recht op een openbaar vonnis kan worden gedaan. In de literatuur die ziet op arbitrage, wordt aangenomen dat partijen ook van dit recht afstand kunnen doen.6 Met betrekking tot arbitrage wordt in de literatuur onder verwijzing naar de arresten Nördstrom/Nederland7 en Suovanimie/Finland8 dat met de keuze voor arbitrage waarmee afstand wordt gedaan van het recht op toegang tot de overheidsrechter, eveneens afstand wordt gedaan het recht van openbaarheid van de procedure en openbaarheid van de uitspraak.9 Partijen hoeven dus niet nog apart uitdrukkelijk en vrijwillig afstand te doen van het recht op een openbare behandeling en een openbare uitspraak. Volgens Meijer kan met het sluiten van de overeenkomst tot arbitrage enkel afstand worden gedaan van niet essentiële waarborgen. Essentiële waarborgen blijven met het sluiten van de overeenkomst tot arbitrage gelden. Hiervan dienen partijen afzonderlijk vrijwillig en ondubbelzinnig afstand te doen. Het beginsel van openbaarheid van de procedure en openbaarheid van de beslissing is geen essentieel beginsel voor arbitrage.10 In geval van bindend advies wordt mijn inziens met het sluiten van de bindend-adviesovereenkomst eveneens afstand gedaan van het recht op een openbare behandeling en een openbare uitspraak. Kenmerkend aan zowel arbitrage als aan bindend advies is dat deze zich in de beslotenheid afspelen. Het beginsel van openbaarheid van de procedure en beslissing is ook in geval van bindend advies geen essentieel beginsel. De openbaarheid van de bindend-adviesprocedure en het bindend advies is niet noodzakelijk met het oog op de kwaliteit van een bindend advies. Van de openbaarheid van de procedure en de beslissing gaat wel een prikkelende werking uit in de zin dat het de bindend adviseur aanspoort een bindend advies te wijzen dat hij aan een ieder kan tonen, maar een dergelijke werking gaat ook uit van de openbare vernietigingsprocedure neergelegd in art. 7:904 lid 1 BW die één van de partijen kan starten nadat het bindend advies is gegeven (§ 3.5.2).