Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit
Artikel 8.6 (gevallen waarin financiële zekerheid moet worden gesteld)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
13-09-2022, Stb. 2022, 359 (uitgifte: 15-09-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
De gevallen, bedoeld in artikel 13.5, eerste lid, van de wet, waarvoor aan een omgevingsvergunning het voorschrift wordt verbonden dat degene die de activiteit verricht financiële zekerheid stelt, zijn:
- a.
het storten van afvalstoffen op een stortplaats, bedoeld in artikel 3.84, eerste lid, onder a of b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van een stortplaats waar alleen baggerspecie wordt gestort, voor zover het gaat om het nakomen van voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden over de bovenafdichting als bedoeld in artikel 8.48, vierde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- b.
het storten van baggerspecie op een stortplaats waar alleen baggerspecie wordt gestort, bedoeld in artikel 3.84, eerste lid, onder a of b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het nakomen van de voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden over het zo nodig aanbrengen van een geohydrologisch isolatiesysteem of een afdeklaag op de gestorte baggerspecie na het beëindigen van de stortwerkzaamheden;
- c.
het storten of verzamelen van winningsafvalstoffen in een winningsafvalvoorziening, bedoeld in artikel 3.84, eerste lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om:
- 1°
het nakomen van de voorschriften die op grond van paragraaf 8.5.2.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving aan de omgevingsvergunning zijn verbonden; en
- 2°
het nakomen van regels als bedoeld in paragraaf 8.2 van de Wet milieubeheer;
- d.
het opslaan, herverpakken of bewerken van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theaterverbruik, bedoeld in artikel 3.31, eerste lid, onder c en d, van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- e.
het exploiteren van een Seveso-inrichting, bedoeld in artikel 3.50 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
- f.
het exploiteren van een ippc-installatie, bedoeld in artikel 3.72 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
2.
Als het exploiteren van een Seveso-inrichting ook omvat het aanleggen en het exploiteren van een mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.320 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het daarbij gaat om een mijnbouwwerk voor het opslaan van stoffen, is het eerste lid, aanhef en onder e, niet van toepassing op schade uit nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving als gevolg van dat exploiteren waarvoor financiële zekerheid kan worden gesteld op grond van de artikelen 46, 47 en 48 van de Mijnbouwwet.