Einde inhoudsopgave
Regeling taakuitoefening en bevoegdheden IBTD
Artikel 2 Werkprogramma
Geldend
Geldend vanaf 08-07-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
24-06-2022, Stcrt. 2022, 17683 (uitgifte: 07-07-2022, regelingnummer: 2022-163738)
- Inwerkingtreding
08-07-2022, terugwerkend tot: 01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2022, Stcrt. 2022, 17683 (uitgifte: 07-07-2022, regelingnummer: 2022-163738)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
De inspectie richt haar werkzaamheden in op basis van een werkprogramma, waarin de risicoanalyse, aandachtsvelden en, voor zover mogelijk, de geplande onderzoeken, alsmede het voor het volgende kalenderjaar in de rijksbegroting vastgestelde budget voor de inspectie zijn opgenomen.
2.
De inspecteur-generaal stelt het werkprogramma vast en biedt het door hem vastgestelde werkprogramma jaarlijks vóór 1 november ter goedkeuring aan de minister aan.
3.
De minister biedt het door hem nog goed te keuren werkprogramma onverkort en terstond na ontvangst aan beide Kamers der Staten-Generaal aan.
4.
De minister verleent zijn goedkeuring aan het werkprogramma niet eerder dan vier weken nadat het door hem aan beide Kamers der Staten-Generaal is aangeboden, maar uiterlijk op 31 december. De minister doet onverwijld mededeling van de goedkeuring aan beide Kamers der Staten-Generaal.
5.
De minister onthoudt zijn goedkeuring aan het werkprogramma van de inspectie slechts indien het werkprogramma op ondeugdelijke wijze tot stand is gekomen. Indien de minister zijn goedkeuring aan het werkprogramma onthoudt doet hij daarvan zo spoedig mogelijk, onder vermelding van zijn overwegingen, mededeling aan beide Kamers der Staten-Generaal.
6.
Indien de minister zijn goedkeuring aan het werkprogramma onthoudt, stelt de inspecteur-generaal het werkprogramma opnieuw vast met inachtneming van de opmerkingen van de minister over de wijze van totstandkoming en het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid, waarbij de inspecteur-generaal en de minister nadere afspraken maken over de in deze leden genoemde data.