HR, 07-07-2009, nr. 07/10872
ECLI:NL:HR:2009:BI5611
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-07-2009
- Zaaknummer
07/10872
- LJN
BI5611
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BI5611, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑07‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI5611
ECLI:NL:HR:2009:BI5611, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI5611
- Vindplaatsen
Conclusie 07‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Het middel, dat klaagt over de strafoplegging, maar niet over het ontbreken van de bewezenverklaring in de vorm van een uitgestreepte t.l.l., kan niet tot cassatie leiden. 81 RO.
Nr. 07/10872
Mr Jörg
Zitting 26 mei 2009
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verzoeker is door het gerechtshof te Arnhem zitting houdende te Leeuwarden wegens het rijden zonder rijbewijs veroordeeld tot een geldboete van € 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis (feit 1) en wegens het onverzekerd rijden veroordeeld tot een geldboete van € 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis (feit 2).
2. Namens verzoeker heeft mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur één middel van cassatie ingediend.
3. Dat middel voert aan dat het hof ten onrechte heeft bepaald dat de geldboete voor feit 1 in termijnen mag worden betaald.
4. Het belang van de klacht ontgaat mij ten enenmale, maar bovendien is de klacht onjuist aangezien verschillende geldboetes bij elkaar mogen worden opgeteld en dan boven het wettelijk minimum van € 225 kunnen uitkomen, zoals in casu (cf. NLR, aant. 1 bij art. 24a Sr). Verzoeker moet uiteraard niet in termijnen betalen en mag ook ineens aan zijn betalingsverplichting voldoen. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende overweging.
5. Ambtshalve wijs ik op het volgende. De aantekening van het mondeling arrest, opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting houdt ten aanzien van de bewezenverklaring in dat die luidt overeenkomstig de aangehechte uitgestreepte tenlastelegging.
6. Een uitgestreepte tenlastelegging is echter niet aangehecht aan het proces-verbaal en ontbreekt ook overigens in de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Uit navraag bij zowel de strafgriffie als het ressortsparket is gebleken dat aangenomen moet worden dat de bewezenverklaring ook niet meer boven water zal komen. In cassatie moet dus als vaststaand worden aangenomen dat het stuk waarin de bewezenverklaring is opgenomen in het ongerede is geraakt.
7. De vraag rijst of dit verzuim ambtshalve tot cassatie dient te leiden. Door de steller van het middel wordt over dit verzuim niet geklaagd.
8. De Hoge Raad pleegt zeer terughoudend te zijn bij de toepassing van de bevoegdheid van ambtshalve cassatie. Die ontwikkeling is met name ingezet door de wetswijziging van 28 oktober 1999, Stb. 467 waarbij de verplichte cassatieschriftuur werd ingevoerd.
9. Zoals mijn ambtgenoot Vellinga in zijn uitgebreide conclusie voor HR 24 februari 2004, LJN: AN9907 over het onderwerp `ambtshalve cassatie' schreef betreffen gebreken in de bewijsvoering doorgaans geen vragen waarbij de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling zijn betrokken. Bovendien mag uit het ontbreken van daarop gerichte middelen worden aangenomen dat de verdediging geen aanleiding heeft gevonden de bewezenverklaring te betwisten en zich dus heeft neergelegd bij de bewezenverklaring. Indien in de schriftuur enige aanleiding kan worden gevonden dat de verdediging de bewezenverklaring betwist, dan is dat overigens snel voldoende voor de Hoge Raad om ambtshalve nader in te gaan op de bewijsvoering. Vellinga noemt HR 8 mei 2001, LJN: ZD2652 en HR 8 januari 2002, NJ 2002, 381.
10. Anders dan in de hiervoor genoemde uitspraken gaat het in de onderhavige zaak echter niet zozeer om gebreken in de opgenomen bewijsmiddelen of om een zuiver gebrek in de bewijsconstructie. Het betreft een zoekgeraakt stuk waardoor de beoordeling van de bewijsconstructie enigszins wordt beperkt; er is namelijk wel een inleidende dagvaarding aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of het aanwezige bewijsmateriaal een bewezenverklaring mogelijk maakte (antwoord: ja); en op welke strafbepalingen wordt gemikt door het OM.(1) Voort heeft het hof de bewezenverklaarde feiten wel gekwalificeerd zodat de Hoge Raad kan beoordelen of sprake is van strafbare feiten, en van welke categorie; terwijl uit de data in de tenlastelegging en die waarop de processen-verbaal door de politie zijn opgemaakt kan worden afgeleid dat de overtredingen niet inmiddels zijn verjaard. De enige keuze die het hof zal hebben gemaakt is die over de precieze dag: op of omstreeks 24 resp. 29 januari 2006. Enig probleem van `bis in idem' is niet gesignaleerd.
11. In aanmerking genomen dat als gevolg van een kennelijke misslag de bewezenverklaring in het ongerede is geraakt, de Hoge Raad gelet op de aard van het feit en de redactie van de tenlastelegging zijn controlemogelijkheden van de bewijsvoering en de kwalificatie genoegzaam kan uitoefenen terwijl ook de verdediging niet is opgekomen tegen de bewezenverklaring, terwijl anderzijds de omissie niet van dien aard is dat het uit een oogpunt van norminscherping noodzakelijk is dat de Hoge Raad ingrijpt - met andere woorden: het gaat hier niet om een intellectuele fout, maar om een administratief verzuim waarover geen meningsverschil bestaat en die iedereen zal betreuren - meen ik dat ambtshalve cassatie in dit geval niet aangewezen is.
12. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 "1. [dat] hij op of omstreeks 24 januari 2006 in de gemeente Almere als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Marktmeesterstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
2. [dat] hij op of omstreeks 29 januari 2006 in de gemeente Almere als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend JVNB15, daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Marktmeesterstraat, zonder dat voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden."
Uitspraak 07‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Het middel, dat klaagt over de strafoplegging, maar niet over het ontbreken van de bewezenverklaring in de vorm van een uitgestreepte t.l.l., kan niet tot cassatie leiden. 81 RO.
7 juli 2009
Strafkamer
Nr. 07/10872
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, Enkelvoudige Kamer, van 20 juli 2007, nummer 24/003114-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel, dat klaagt over de strafoplegging, doch niet over het ontbreken van de bewezenverklaring in de vorm van een uitgestreepte tenlastelegging, kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 7 juli 2009.