Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 129 Berekening van het minimumkapitaalvereiste
Geldend
Geldend vanaf 23-05-2014
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2016.
- Bronpublicatie:
16-04-2014, PbEU 2014, L 153 (uitgifte: 22-05-2014, regelingnummer: 2014/51/EU)
- Inwerkingtreding
23-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2014, PbEU 2014, L 153 (uitgifte: 22-05-2014, regelingnummer: 2014/51/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het minimumkapitaalvereiste wordt berekend overeenkomstig de volgende grondslagen:
- a)
het wordt op een duidelijke en eenvoudige wijze berekend, en wel zodanig dat de berekening kan worden gecontroleerd;
- b)
het komt overeen met een bedrag aan in aanmerking komend kernvermogen waaronder verzekeringnemers en begunstigden blootstaan aan een ontoelaatbaar risiconiveau, indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun activiteiten zouden mogen voortzetten;
- c)
de in lid 2 bedoelde lineaire functie die wordt gebruikt ter berekening van het minimumkapitaalvereiste wordt gekalibreerd aan de VaR van het kernvermogen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming met een betrouwbaarheidsgraad van 85 % over een periode van één jaar;
- d)
het heeft een absolute ondergrens van:
- i)
2 500 000 EUR voor schadeverzekeringsondernemingen, met inbegrip van schadeverzekeringscaptives, met uitzondering van het geval waarin alle of sommige van de risico's in een van de branches 10 tot en met 15 van deel A van bijlage I worden gedekt, in welk geval het niet geringer is dan 3 700 000 EUR,
- ii)
3 700 000 EUR voor levensverzekeringsondernemingen, met inbegrip van verzekeringscaptives;
- iii)
3 600 000 EUR voor herverzekeringsondernemingen, met uitzondering van het geval van herverzekeringscaptives, in welk geval het minimumkapitaalvereiste niet geringer is dan 1 200 000 EUR;
- iv)
de som van de in punt i) en punt ii) vermelde bedragen voor verzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 73, lid 5.
2.
Onverminderd lid 3, wordt het minimumkapitaalvereiste berekend als een lineaire functie van een set of onderset van de volgende variabelen: de technische voorzieningen van de onderneming, geschreven premies, risicodragend kapitaal, uitgestelde belasting en administratieve uitgaven. De gebruikte variabelen worden gemeten onder aftrek van herverzekering.
3.
Onverminderd lid 1, punt d), mag het minimumkapitaalvereiste niet dalen onder 25 %, noch uitstijgen boven 45 %, van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de onderneming, berekend overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 2, of 3, inclusief de eventueel overeenkomstig artikel 37 opgelegde opslagfactor.
De lidstaten staan hun toezichthoudende autoriteiten gedurende een periode die niet later eindigt dan 31 december 2017 toe te verlangen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in de eerste alinea bedoelde percentages uitsluitend toepassen op het overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 2, berekende solvabiliteitskapitaalvereiste van de onderneming.
4.
Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen berekenen het minimumkapitaalvereiste ten minste eenmaal per kwartaal en melden de toezichthoudende autoriteiten de uitkomsten van deze berekening.
Bij de berekening van de in lid 3 bedoelde onder- en bovengrens hoeven de ondernemingen het solvabiliteitskapitaalvereiste niet op kwartaalbasis te berekenen.
Indien het minimumkapitaalvereiste van een onderneming wordt bepaald door een van beide in lid 3 bedoelde grenswaarden, verstrekt de onderneming de toezichthoudende autoriteit de informatie die nodig is voor een deugdelijk hieraan ten grondslag liggen.
5.
Uiterlijk op 31 december 2020 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de voorschriften die de lidstaten en de werkwijzen die toezichthoudende autoriteiten ter uitvoering van de leden 1 tot en met 4 hebben vastgesteld.
Dit verslag moet met name handelen over het gebruik en de hoogte van de bovengrens en benedengrens bedoeld in lid 3, alsmede over eventuele problemen waarmee de toezichthoudende autoriteiten en de ondernemingen te kampen hebben bij de toepassing van dit artikel.