HR 15 mei 1981, LJN AG4191 (NJ 1982, 185 m.nt. Heemskerk) en de conclusie van A-G Ten Kate vóór dit arrest; vgl. HR 18 februari 1994, LJN ZC1278 (NJ 1994, 604 m.nt. Ras). Zie voorts artikel 15.2 van het Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden, Stcrt. 31 december 2010, nr. 21522.
HR, 02-12-2011, nr. 09/04089
ECLI:NL:HR:2011:BU6482
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
02-12-2011
- Zaaknummer
09/04089
- Conclusie
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BU6482
- Roepnaam
Hotel Y Boulevard/ING Bank
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BU6482, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑12‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BU6482
ECLI:NL:PHR:2011:BU6482, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑09‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BU6482
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑10‑2009
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Cassatie. Intrekking cassatieverzoek. Dit heeft enkel tot gevolg dat aangevoerde middelen niet meer kunnen worden onderzocht (HR 15 mei 1981, LJN AG4191, NJ 1982/185). Derhalve volgt verwerping van het beroep.
2 december 2011
Eerste Kamer
09/04089
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
HOTEL Y BOULEVARD MONUMENTEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
ING BANK,
gevestigd te AMSTERDAM,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
en als belanghebbenden
1. HOTEL Y BOULEVARD V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
niet verschenen,
2. KESEFA 816 MONUMENTEN BV,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. M. Bouman,
3. NATIONALE NEDERLANDEN FINANCIELE DIENSTEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Hotel Y Boulevard Monumenten, ING, belanghebbende 2 als Kesefa 816 Monumenten en belanghebbenden 1 en 3.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 430645/KG RK 09-2555 WT/CB van de voorzieningenrechter, rechtbank Amsterdam, van 2 juli 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.037.506/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 29 september 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft Hotel Y Boulevard Monumenten beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
ING alsmede Kesefa 816 Monumenten hebben verzocht het beroep te verwerpen.
Bij brief van 18 april 2011 heeft de advocaat van Hotel Y Boulevard Monumenten het cassatieberoep ingetrokken.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping als vermeld onder 2.3 van de conclusie.
3. Beoordeling
Zolang de Hoge Raad zijn beschikking nog niet heeft gegeven, kan de verzoeker tot cassatie zijn verzoek intrekken zonder daartoe de toestemming van de verweerder in cassatie nodig te hebben. De intrekking heeft enkel tot gevolg dat de door verzoeker tot cassatie aangevoerde cassatiemiddelen niet meer kunnen worden onderzocht (HR 15 mei 1981, LJN AG4191, NJ 1982/185). Derhalve dient het beroep te worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Hotel Y Boulevard Monumenten in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,- voor salaris, aan de zijde van Kesefa 816 Monumenten begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,- voor salaris, en aan de zijde van belanghebbenden 1 en 3 op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 2 december 2011.
Conclusie 16‑09‑2011
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
Partij(en)
Conclusie inzake:
Hotel Y Boulevard Monumenten B.V.
tegen
ING Bank N.V.
en
als belanghebbenden:
- 1.
Hotel Y Boulevard v.o.f.
- 2.
Kesefa 816 Monumenten B.V.
- 3.
Nationale Nederlanden Financiële Diensten B.V.
In deze zaak is het cassatieverzoek door verzoekster in cassatie, hierna: Hotel Y Boulevard Monumenten, ingetrokken nadat verweerster in cassatie, ING, en één van de belanghebbenden een verweerschrift hadden ingediend.
1. Procesverloop in cassatie
1.1
Hotel Y Boulevard Monumenten is bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 8 oktober 2009, in cassatie gekomen van de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 29 september 2009.
1.2
ING heeft een verweerschrift ingediend, alsmede belanghebbende onder 2, Kesefa 816 Monumenten. Belanghebbenden onder 1 en 3 hebben geen verweer gevoerd.
1.3
Nadat de secretaresse van de cassatieadvocaat van Hotel Y Boulevard Monumenten de griffie van de Hoge Raad in augustus 2010 telefonisch heeft meegedeeld dat het cassatieverzoek wordt ingetrokken, heeft de intrekking plaatsgevonden bij brief van 18 april 2011 aan de civiele griffie van de Hoge Raad.
1.4
Bij brief van 10 mei 2011 heeft de cassatieadvocaat van ING de Hoge Raad verzocht om Hotel Y Boulevard Monumenten niet-ontvankelijk te verklaren in haar cassatieberoep, althans het cassatieberoep te verwerpen, en haar te veroordelen in de proceskosten.
2. Beoordeling
2.1
Zolang de Hoge Raad zijn beschikking nog niet heeft gegeven, kan de verzoeker tot cassatie zijn verzoek intrekken zonder daartoe de toestemming van de verweerder in cassatie nodig te hebben. De intrekking heeft enkel tot gevolg dat de door verzoeker tot cassatie aangevoerde cassatiemiddelen niet meer kunnen worden onderzocht1..
2.2
De intrekking van het verzoek is materieel te vergelijken met vermindering van het verzoek tot nihil2.. In de beschikking kunnen de proceskosten op de gebruikelijke wijze van art. 289 Rv. worden meegenomen.
2.3
M.i. dient het cassatieberoep te worden verworpen met een beslissing over de kosten die Uw Raad vermeent te behoren.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep als onder 2.3 vermeld.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑09‑2011
J.E. Bosch-Boesjes, Voortijdige beëindiging van civiele procedures, Gouda Quint, 1998, p. 31; vgl. HR 18 februari 1994, LJN ZC1278 (NJ 1994, 604 m.nt. Ras).
Beroepschrift 07‑10‑2009
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Geeft eerbiedig te kennen:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOTEL Y BOULEVARD MONUMENTEN B.V., gevestigd te Amsterdam, die voor deze zaak domicilie heeft gekozen te 2517 AC 's‑Gravenhage aan de Laan van Meerdervoort nr. 33 ten kantore van de aldaar gevestigde advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden mr. P. Garretsen, die zich als zodanig stelt en dit verzoekschrift tot cassatie ondertekent en indient.
1.
De BV kan zich niet verenigen met de beschikking d.d. 29 september 2009 door de derde meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof te Amsterdam onder zaaknummer 200.037.506/01 gegeven in het geding tussen de BV als appellante en de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam aan het Bijlmerplein nr. 888, als verweerster in hoger beroep. Ten behoeve van de bank heeft zich als advocaat in hoger beroep gesteld en is als zodanig opgetreden mr. K.A. Messelink, kantoorhoudende te Amsterdam aan de Strawinskylaan nr. 2001 (postbus 75640,1070 AP).
2.
Het hof heeft als belanghebbende partijen aangemerkt:
- —
Nationale Nederlanden Financiële Diensten B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam (postbus 1362, 1000 BJ);
- —
Kesefa 816 Monumenten B.V., gevestigd en kantoorhoudende te (1099 CK) Amsterdam aan de Joan Muyskenweg nr. 94;
- —
Hotel Y Boulevard V.O.F., gevestigd en kantoorhoudende te (1011 AT) Amsterdam aan de Prins Hendrikkade nrs. 144–145;
- —
DTZ Zadelhoff V.O.F., gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam (Postbus 74030, 1070 BA);
- —
Cofiton B.V., statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Den Haag (Postbus 90463, 2509 LL).
3.
Het gaat hier om het volgende.
- (i)
Hotel Y is eigenaar van twee bedrijfspanden te Amsterdam, in gebruik zijnde als hotel.
- (ii)
Het pand is belast met een eerste hypotheek ten behoeve van ING tot een bedrag van € 5 miljoen, een tweede hypotheek ten behoeve van Nationale Nederlanden tot een bedrag van 1 miljoen, een derde hypothecaire inschrijving ten behoeve van Kesefa 816 Monumenten BV tot een bedrag van € 600.000,-, een ten verzoeke van VOF Hotel Y Boulevard gelegd conservatoir beslag en tenslotte met een conservatoir beslag, gelegd ten verzoeke van DTZ Zadelhoff V.O.F.
- (iii)
De kredieten waarvoor het recht van eerste hypotheek aan ING is verleend, zijn door ING per 1 januari 2009 opgezegd. Hotel Y is in de gelegenheid gesteld het verhypothekeerde pand onderhands te verkopen zodat ING uit de opbrengst kan worden voldaan. Hotel Y is daarin binnen de haar gegeven termijn niet geslaagd, waarna ING de executie van het verhypothekeerde pand heeft aangevangen. De executieveiling stond gepland voor maandag 22 juni 2009.
- (iv)
Op 2 juni 2009 heeft Hotel Y bij de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam een verzoekschrift ingediend tot verkrijging van toestemming voor onderhandse verkoop van het pand aan Shahin Vastgoed B.V., voor een prijs van € 5.600.000,- k.k. De behandeling van dit verzoek is bepaald op 25 juni 2009.
- (v)
Op 17 juli 2009 heeft ING een verzoekschrift ingediend tot goedkeuring van de onderhandse verkoop van het pand aan Cofiton B.V. voor een prijs van € 4.000.000,- k.k., met het verzoek dit verzoek gelijktijdig te behandelen met het door Hotel Y ingediende verzoekschrift.
- (vi)
Hotel Y heeft haar verzoek op 23 juni 2009 ingetrokken.
- (vii)
Op 24 juni 2009 heeft Kesefa een koopovereenkomst met betrekking tot het pand overgelegd met het verzoek die koopovereenkomst goed te keuren. In deze koopovereenkomst wordt het pand door Hotel Y aan Kesefa verkocht voor een prijs van € 5.100.000,- k.k.
- (viii)
Op 25 juni 2009 is het verzoekschrift van ING behandeld.
4.
De Voorzieningenrechter heeft het verzoek van ING (onderhandse verkoop van het pand aan Cofiton BV voor een prijs van € 4 miljoen k.k.) toegewezen. Van die beslissing is Hotel Y in hoger beroep gekomen.
5.
Het hof heeft dat hoger beroep op zijn zitting van 10 september 2009 mondeling behandeld. Het hof heeft partijen vooraf medegedeeld dat dit hoger beroep beperkt bleef tot de vraag of na te noemen appèl-verbod in deze zaak zou kunnen worden doorbroken. In rov. 2.3 van zijn beschikking overwoog het hof daartoe, dat gelet op het bepaalde in artikel 3: 268 lid 3 BW, tegen een beslissing als de onderhavige geen hogere voorziening openstaat. Dat appèlverbod geldt echter niet indien de rechter in eerste aanleg artikel 3: 268 BW ten onrechte heeft toegepast of buiten toepassing heeft gelaten, dan wel indien zulke fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. Daarbij valt met name te denken aan schending van het beginsel van hoor en wederhoor, aldus het hof, t.a.p.
6.
De BV meent dat het hof het recht heeft geschonden dan wel op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften heeft verzuimd door te overwegen en te beslissen als in deze beschikking is weergegeven en verwoord (waarnaar wordt verwezen), waartoe het navolgende geldt (dat zonodig in onderling verband en samenhang dient te worden gelezen en beschouwd).
6.1.
Het gaat hier om de rov.n 2.6.1 tot en met 2.7 in deze beschikking, in samenhang met de rov.n 2.11 en 2.12 in deze beschikking. Gemeend wordt dat deze overwegingen rechtens onjuist zijn althans bezien de inhoud van de gedingstukken onbegrijpelijk zijn, waartoe na te melden uitwerkingen en toelichting.
6.2.
Uitgaande van de hierboven geduide feiten heeft het hof niet onderkend dat het oorspronkelijk door de BV ingediende verzoekschrift — waarvan de mondelinge behandeling inmiddels was vastgesteld — uitsluitend en alleen is ingetrokken toen en nadat de BV (onder bedreiging) werd gedwongen een ontbindingsovereenkomst jegens Shahin Vastgoed BV te tekenen en te komen tot verkoop aan Kesefa. Het oorspronkelijk als tweede verzoekschrift aangemerkte verzoekschrift van ING stond voor gelijktijdige behandeling, en werd dan ook vervolgens het enige nog te behandelen verzoekschrift. Onder die of zodanige omstandigheden had de Voorzieningenrechter de (verdere) behandeling van de zaak behoren aan te houden, nu Hotel Y zich expliciet op een ontbrekend wilsgebrek heeft beroepen ten aanzien van de ontbindingsovereenkomst met Shahin en de verkoop aan Kesefa, een feitelijke en juridisch afwijkende situatie ten opzichte van die vervat in dat oorspronkelijke verzoekschrift. Gegeven die situatie was een nader onderzoek naar de feiten en verdere omstandigheden dan ook geïndiceerd. Het ING-verzoekschrift zou immers enkel in behandeling kunnen komen indien de Voorzieningenrechter de koopovereenkomst met Shahin Vastgoed BV niet zou goedkeuren, dit gelet op het verschil in waarde (Shahin opbrengst Euro 5.6 mio, Cofiton Euro 4 mio) en de omstandigheid dat Cofiton een volle dochter van ING is en de vordering van ING op de BV 3.7 mio bedroeg; zie het beroepschrift, producties nr. 14 alsmede productie nr. 2 in samenhang met productie nr. 9. Rov. 2.7 is dan ook gebaseerd op gronden die deze overweging en de daarin vervatte oordelen niet kunnen dragen.
6.3.
Juist nu de BV zich op die bedreiging c.q. die aldus oneerlijke gang van zaken heeft beroepen, diende de Voorzieningenrechter te onderkennen dat de BV onverkort belang had bij niet-verkoop aan Cofiton voor het daar bepaalde bedrag ad Euro 4 mio, nu toch de taxatiewaarde aan de zijde van de BV (reeds) die werkelijk hogere (executie-)waarde duidde, zodat verkoop door ING aan Cofiton daadwerkelijk de belangen van de BV onevenredig schaadt; zie het beroepschrift sub 13 en sub 14 alsmede het proces-verbaal zitting Voorzieningenrechter, blz. 3. Het belang bij aanhouding van de behandeling ter zitting was aldus hiermee gegeven.
6.4.
Het fair trial-beginsel is toch immers mede daarop gebaseerd dat partijen het recht toekomt in gelijke mate door de rechter te worden gehoord, zich op de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden te beroepen en bewijs te leveren. Een cruciale kwestie als hier verlof tot onderhandse verkoop tegen een lager bedrag dan op basis van het oorspronkelijke verzoekschrift zou volgen, verdient dan ook een zorgvuldig onderzoek naar de relevante feiten en omstandigheden, en raakt aldus één der wezenselementen van het partij-debat en de daarop te baseren rechterlijke beslissing.
6.5.
Juist nu het hof zelf in rov. 2.6.2 onderkent en tot uitgangspunt neemt dat het verweer van Hotel Y dat zij die overeenkomst met Kesefa onder bedreiging is aangegaan door de Voorzieningenrechter diende te worden onderzocht, diende om diezelfde reden het eerst als tweede verzoek ingediende verzoek van ING buiten behandeling te worden gesteld door middel van opschorting en/of aanhouding van de behandeling ter zitting. De mededeling dat de ontbindingsovereenkomst onder bedreiging was aangegaan kan immers bezwaarlijk anders worden beschouwd dan dat Hotel Y vasthield aan de overeenkomst met Shahin Vastgoed BV en de met deze overeengekomen koopprijs van Euro 5.6 mio, welk koopprijs evident hoger lag dan de door ING geduide koopsom ad Euro 4 mio vanuit Cofiton.
6.6.
In (het kader van) rov. 2.8 miskent het hof dat art. 548 lid 1 Rv onder meer uitgaat van een door de hypotheekhouder ingediend verzoek, waarbij de termijn is bepaald op ‘tot één week vóór de voor verkoop bepaalde dag’, zodat een op 17 juni 2009 ingediend verzoek met betrekking tot een op 25 juni 2009 bepaalde verkoop als niet-tijdig ingediend moet worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat die datum van 25 juni 2009 is komen te vervallen (art. 548 lid 4 Rv) als gevolg van het door Hotel Y ingediende verzoekschrift, maakt dit niet anders. Een andere zienswijze zou immers daartoe (kunnen) leiden dat de voor verkoop bepaalde datum steeds zou kunnen worden opgeschort mits maar blijkt van een op enig moment ingediend verzoekschrift vóór die datum. De Voorzieningenrechter is dan ook wel degelijk buiten het toepassingsgebied van art. 3: 268 BW getreden; het hof overweegt en oordeelt ten onrechte anders.
6.7.
Rov. 2.11 alsmede rov. 2.12 zijn dan ook gebaseerd op gronden die deze overwegingen en de daarin vervatte oordelen niet kunnen dragen. De beslissing onder 3 kan derhalve niet in stand blijven.
7.
Per de datum van indiening van dit verzoekschrift tot cassatie werd niet beschikt over het proces-verbaal van de hof-zitting, zodat uitdrukkelijk het recht wordt voorbehouden dit verzoekschrift tot cassatie aan te vullen of te verbeteren indien de kennisneming van de inhoud van dat proces-verbaal hiertoe noopt.
WESHALVE Hotel Y Boulevard Monumenten BV zich wendt tot uw Hoge Raad der Nederlanden met het eerbiedig verzoek gemelde hof-beschikking d.d. 29 september 2009 door het Gerechtshof te Amsterdam tussen partijen gegeven te willen vernietigen, met zodanige verdere beslissing als de Hoge Raad zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
's‑Gravenhage, 7 oktober 2009.
Advocaat