RvdW 2012/1172
Loonvordering; matigingsbevoegdheid rechter o.g.v. art. 6:248 lid 2 BW; maatstaf gelijk aan maatstaf voor toepassing art. 7:680a BW; terughoudende toepassing; motiveringseisen.
HR 28-09-2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9867
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 september 2012
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, J.C. van Oven, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth, G. Snijders
- Zaaknummer
11/02655
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- LJN
BW9867
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BW9867, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BW9867, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑09‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑05‑2011
- Wetingang
Essentie
Loonvordering; matigingsbevoegdheid rechter o.g.v. art. 6:248 lid 2 BW; maatstaf gelijk aan maatstaf voor toepassing art. 7:680a BW; terughoudende toepassing; motiveringseisen.
Volgens vaste rechtspraak is de rechter op grond van art. 6:248 lid 2 BW bevoegd om een vordering tot doorbetaling van loon te matigen. Bij de beantwoording van de vraag of daartoe aanleiding bestaat dient de rechter dezelfde maatstaven te hanteren als in de rechtspraak voor de toepassing van art. 7:680a BW zijn ontwikkeld. De rechter is derhalve zowel op grond van art. 6:248 lid 2 BW als op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.