Rb. Midden-Nederland, 01-06-2022, nr. 21/4515
ECLI:NL:RBMNE:2022:2146
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
01-06-2022
- Zaaknummer
21/4515
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2022:2146, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 01‑06‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2022/352 met annotatie van M. Noordegraaf
Uitspraak 01‑06‑2022
Inhoudsindicatie
WOZ gebruikersbeschikking. Beroep niet-ontvankelijk vanwege ontbreken procesbelang. Eiser heeft als huurder een gebruikersbeschikking gemaakt, dat maakt hem belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Dat volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:46). Het belang dat wordt bedoeld in artikel 1:2 van de Awb moet worden onderscheiden van het procesbelang. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij een procesbelang heeft. Dat heeft hij niet gedaan.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4515
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: J.L.G. van Herk)
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder
(gemachtigde: R. Keeris).
Procesverloop
In de beschikking van 22 februari 2021 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 108.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020.
In de uitspraak op bezwaar van 8 oktober 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift met een taxatiematrix overgelegd.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 april 2022 door middel van een Teams-beeldverbinding. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De WOZ-beschikking die in deze zaak wordt beoordeeld, is aan eiser als gebruiker van de woning toegezonden. De woning is een in 1982 gebouwd appartement met een berging. De woning heeft een inhoud van 142 m3.
2. In geschil is de waarde van de woning per 1 januari 2020. Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 86.000,-. Verweerder handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarde.
3. Omdat verweerder de WOZ-beschikking aan eiser heeft gericht, is eiser daarbij belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 20201.. Het belang waarover wordt gesproken in artikel 1:2 van de Awb moet echter worden onderscheiden van het procesbelang van een belanghebbende. Het procesbelang is het belang dat iemand heeft bij de uitkomst van de procedure, wat hij met zijn bezwaar of (hoger) beroep wil/kan bereiken. Als iemand belanghebbende is betekent dat dus niet meteen dat iemand ook een procesbelang heeft. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of iemand procesbelang heeft. De rechtbank oordeelt in deze zaak dat eiser dat niet heeft. Zij legt hierna uit waarom.
4. Het is vaste rechtspraak dat procesbelang ontbreekt als het gebruiken van een rechtsmiddel een partij niet in een gunstiger positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen.
5. Uit de uitspraken van deze rechtbank van 18 oktober 20192.volgt dat in zaken waarin een WOZ-beschikking is gericht aan de huurder van een woning het procesbelang niet zonder meer kan worden aangenomen. In deze zaken zal steeds aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden moeten worden beoordeeld of het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep de betrokken huurder in een gunstiger positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen.
6. De rechtbank overweegt verder dat het aan degene is die bezwaar maakt of (hoger) beroep instelt om aannemelijk te maken dat hij procesbelang heeft. Een huurder kan onder omstandigheden een procesbelang hebben als het gaat om een sociale huurwoning (zie genoemde uitspraken van deze rechtbank van 18 oktober 2019), maar eiser heeft geen inzicht gegeven in zijn huidige huursituatie door bijvoorbeeld een huurovereenkomst te overleggen. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of eiser in een sociale huurwoning woont. Op de zitting heeft de rechtbank aan (de gemachtigde van) eiser gevraagd wat in dit geval het procesbelang van eiser is, maar die vraag heeft hij niet kunnen beantwoorden.
7. Dit betekent dat eiser niet aannemelijk maakt dat hij een procesbelang heeft. De rechtbank is van oordeel dat het instellen van beroep eiser niet in een gunstiger positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen.
8. In beroep ontbreekt procesbelang. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.
griffier | rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 01‑06‑2022
ECLI:NL:RBMNE:2019:4833, 4834 en 4835.