Rb. Rotterdam, 22-01-2020, nr. C/10/570364 / HA ZA 19-265
ECLI:NL:RBROT:2020:468
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
22-01-2020
- Zaaknummer
C/10/570364 / HA ZA 19-265
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:468, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 22‑01‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2020-0076
Uitspraak 22‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Produktenaansprakelijkheid. Heupprothesecomponenten. Incident. Vraag of de producent van de heupprothesecomponenten in het geding is betrokken.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/570364 / HA ZA 19-265
Vonnis in incident en in de hoofdzaak van 22 januari 2020
in de zaak van
[naam eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. C.C. Wijburg te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ZIMMER BIOMET NEDERLAND B.V. , volgens opgave in de dagvaarding als rechtsopvolger van Zimmer Netherlands B.V. en tevens, als gevolg van juridische fusie, als rechtsopvolger onder algemene titel van BIOMET EUROPE B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. K.A.J. Bisschop te Amsterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk [naam eiser] en Zimmer Biomet genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 16 maart 2018, met producties;
- -
de conclusie van antwoord tevens houdende akte overlegging producties;
- -
de brief van 22 augustus 2019, met bijlage, zijdens Zimmer Biomet;
- -
de incidentele conclusie omtrent de vraag of de juiste partij is gedaagd, zijdens Zimmer Biomet, met producties.
1.2.
Op 30 oktober 2019 stond de zaak op de rol voor een conclusie van antwoord in het incident van de zijde van [naam eiser] . Deze conclusie is niet door [naam eiser] genomen. Aan [naam eiser] is vervolgens een akte-niet-dienen verleend. De zaak is daarna twee weken aangehouden voor partijberaad als bedoeld in artikel 2.11 van het Procesreglement. De rechtbank heeft in dat kader geen verzoeken van partijen ontvangen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1.
Op 6 en/of 11 november 2008 heeft [naam eiser] in het ziekenhuis (geëxploiteerd door de Stichting Isala Klinieken, hierna als zodanig aan te duiden) een heupoperatie ondergaan waarbij aan zijn rechterzijde heupprothesecomponenten zijn geplaatst.
2.2.
Op 6 mei 2010 heeft [naam eiser] in de Stichting Isala Klinieken een heupoperatie ondergaan waarbij aan zijn linkerzijde heupprothesecomponenten zijn geplaatst.
2.3.
Op 30 augustus 2013 en op 18 september 2014 heeft [naam eiser] revisieoperaties ondergaan.
2.4.
Alle hiervoor onder 2.1 tot en met 2.3. genoemde bij [naam eiser] geplaatste heupprothesecomponenten zijn geproduceerd door Biomet UK Ltd.
3. De vordering in de hoofdzaak
3.1.
[naam eiser] vordert om voor recht te verklaren “dat de door Zimmer Biomet in het verkeer gebrachte en bij [naam eiser] aangebrachte prothese gebrekkig geweest is” en Zimmer Biomet te veroordelen om de schade die [naam eiser] hierdoor lijdt te vergoeden, nader op te maken bij staat.
3.2.
[naam eiser] grondt zijn vordering op productaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:185 Burgerlijk Wetboek (BW). Daartoe stelt hij, kort samengevat, dat de bij hem geplaatste “heupprothesen van Zimmer Biomet gebrekkig in de zin van art. 6:185 BW zijn”. Ten gevolge van die gebrekkige producten lijdt [naam eiser] schade.
3.3.
Zimmer Biomet concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [naam eiser] , met veroordeling van [naam eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en met bepaling dat de wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
4. De vordering in het incident
4.1.
Zimmer Biomet concludeert in het incident tot afwijzing van de vorderingen van [naam verweerder] , met veroordeling van [naam verweerder] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis in incident, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
[naam verweerder] heeft niet gereageerd.
5. De beoordeling
in het incident
5.1.
In de conclusie van antwoord in de hoofdzaak heeft Zimmer Biomet aangevoerd dat onduidelijk is wat [naam eiser] bedoelt met de stelling dat de MoM-heupprothese een gebrekkig (eind)product is. De stelling dat de MoM-heupprothese als geheel het product is en dat Zimmer Biomet Nederland BV en/of Biomet Europe BV daarvan de producent is, is niet juist. Pas in het ziekenhuis worden de componenten afhankelijk van de individuele situatie van de patiënt gecombineerd tot de MoM THP. Ter onderbouwing van haar vordering in het incident heeft Zimmer Biomet voorts aangevoerd dat slechts art. 6:187 lid 2 BW van toepassing is, in het bijzonder dat de producent de fabrikant is van het eindproduct en degene die zich als fabrikant presenteert door zijn merk op het product aan te brengen. Dat is in dit geval Biomet UK Ltd. De relevante heupprothesecomponenten zijn, zoals [naam eiser] terecht in de dagvaarding stelt, destijds alle geproduceerd door Biomet UK Ltd. Vervolgens zijn deze elk afzonderlijk bij Biomet Nederland B.V. binnengekomen. De heupprothesecomponenten zijn vervolgens door Biomet Nederland B.V. aan het ziekenhuis verkocht. Biomet Europe is hier niet bij betrokken geweest en heeft ook niet gefungeerd als importeur voor de betreffende componenten. Biomet Europe B.V. is op 30 december 2017 gefuseerd met Zimmer Biomet. Ook Biomet Nederland B.V. is via fusie opgegaan in Zimmer Biomet, aldus nog steeds Zimmer Biomet.
5.2.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.3.
Ingevolge artikel 6:185 lid 1 BW is de producent aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product, behoudens de in dit artikellid onder a. t/m f. opgesomde uitzonderingsgevallen. Ingevolge artikel 6:187 lid 2 BW wordt voor de toepassing van artikel 6:185 tot en met 193 BW onder 'producent' verstaan de fabrikant van een eindproduct, de producenten van een grondstof of de fabrikant van een onderdeel, alsmede een ieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen. Lid 3 voegt daaraan toe dat een ieder die een product in de Europese Economische Ruimte (hierna: EER) invoert om dit te verkopen, te verhuren, te leasen of anderszins te verstrekken in het kader van zijn commerciële activiteiten als producent wordt beschouwd.
5.4.
Het standpunt van Zimmer Biomet omtrent het begrip product als in de conclusie van antwoord in de hoofdzaak geformuleerd wordt verworpen (vgl. ECLI:NL:RBROT:2017:4825 en ECLI:NL:RBROT:2017:5027 (beide rov. 4.7 - 4.9). De MoM-heupprothese is het product in de zin van de Productaansprakelijkheidsrichtlijn (84/374 EEG) en van art. 6:187 BW. Als juist is, zoals Zimmer Biomet stelt, dat Biomet UK Ltd haar merk op het product heeft aangebracht is zij uit dien hoofde als producent aan te merken. Hoewel denkbaar is dat het eindproduct in feite pas wordt samengesteld in het ziekenhuis doet dat aan haar aansprakelijkheid en aan de aansprakelijkheid van de producent van de componenten niet af, als deze componenten gebrekkig zijn zoals [naam eiser] stelt.
Partijen zijn het erover eens dat Biomet UK Ltd de producent van alle componenten is.
5.5.
In beginsel dient [naam eiser] gelet op het voorgaande Biomet UK Ltd in rechte te betrekken. [naam eiser] heeft aangevoerd dat de heupprothesecomponenten via Zimmer Biomet in de EER zijn ingebracht zodat zij dus op grond van artikel 6:187 lid 3 BW als producent wordt beschouwd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat sprake kan zijn geweest van import in de EER, nu de producent binnen de EER, te weten in het Verenigd Koninkrijk, is gevestigd, nog daargelaten dat niet kan worden aangenomen dat Zimmer Biomet bij de import van de heupprothesecomponenten betrokken is geweest. Terecht wijst Zimmer Biomet er op dat de levering van de heupprothesecomponenten door Biomet UK Ltd aan Biomet Nederland B.V., dat door fusie is opgegaan in Zimmer Biomet, weliswaar invoer in Nederland, maar goederenverkeer binnen de EER betreft, zodat artikel 6:187 lid 3 BW in dit geval toepassing mist.
5.6.
Uit het vorenstaande volgt dat [naam eiser] de hem bekende producent van de bij hem geplaatste heupprothesecomponenten (tevens de producent die volgens Zimmer Biomet haar merk op het product heeft aangebracht), op wie - voor zover deze componenten gebrekkig zouden zijn in de zin van artikel 6:185 BW - aansprakelijkheid rust niet in de onderhavige procedure heeft betrokken. Voor productaansprakelijkheid van de wel gedagvaarde rechtspersonen, inmiddels Zimmer Biomet, bestaat gelet op het voorgaande geen grondslag. Dat betekent dat [naam eiser] de verkeerde rechtspersonen heeft gedagvaard en dat de incidentele vordering van Zimmer Biomet slaagt.
5.7.
[naam eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident veroordeeld.
in de hoofdzaak
5.8.
Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de vordering in de hoofdzaak niet voor toewijzing in aanmerking komt.
5.9.
[naam eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zimmer Biomet worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat 543,00 (1,0 punt* × tarief € 543,00)
Totaal € 1.182,00
* conclusie van antwoord
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident:
6.1.
veroordeelt [naam verweerder] in de kosten van het incident, aan de zijde van Zimmer Biomet tot op heden begroot op € 543,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
in de hoofdzaak
6.2.
wijst de vorderingen af,
6.3.
veroordeelt [naam eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Zimmer Biomet tot op heden begroot op € 1.182,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
in het incident en in de hoofdzaak
6.4.
veroordeelt [naam eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
6.5.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. C. Bouwman en mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
[2111/106/1729/1573]
griffier: voorzitter: