RAV 2024/22
Verjaring. Welke rol speelt inzicht in financiële dienstverlening (rentederivaten) bij het bepalen van het aanvangsmoment van de verjaringstermijn als bedoeld in art. 3:310 BW?
HR 12-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:19
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 januari 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons
- Zaaknummer
22/00978
- Conclusie
A-G mr. S.D. Lindenbergh
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS956947:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:19, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:451, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 21‑04‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑03‑2022
- Wetingang
Essentie
Rentederivaten. Verjaring. Aanvang verjaringstermijn. Redelijkheid en billijkheid.
Welke rol spelen de kennis van en het inzicht in door de wederpartij verleende financiële diensten die een benadeelde heeft, bij het bepalen van het aanvangsmoment van de verjaringstermijn van art. 3:310 BW? Wanneer heeft de benadeelde voldoende zekerheid met betrekking tot het bestaan van schade en de daarvoor aansprakelijke persoon als bedoeld in art. 3:310 BW?
Samenvatting
Eiseressen in deze procedure hebben verschillende financieringen van Deutsche Bank afgenomen, waaronder twee leningen met beide een renteswap. Vanwege een ‘aangescherpte strategische focus’ heeft Deutsche Bank aan eiseressen laten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.