RI 2017/85
Prejudiciële vragen. Welke rangorde heeft een UWV-vordering inzake onder de loongarantieregeling uitbetaalde vakantiedagen die materieel hun grondslag vinden in de periode voor faillissement? (UWV/Aukema q.q.)
Rb. Den Haag 01-02-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:3915
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
1 februari 2017
- Magistraten
Mr. E.J. van der Molen
- Zaaknummer
5339395 CV EXPL 16-4891
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926877:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBDHA:2017:15700, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 01‑03‑2017
ECLI:NL:RBDHA:2017:3915, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 01‑02‑2017
- Wetingang
Art. 7:616, 7:625, 7:641 BW; art. 40 Fw; art. 61 WW
Essentie
Prejudiciële vragen.
Welke rangorde heeft een UWV-vordering inzake onder de loongarantieregeling uitbetaalde vakantiedagen die materieel hun grondslag vinden in de periode voor faillissement?
Samenvatting
X BV failleert op 24 april 2014. UWV dient haar vorderingen in bij de curator. € 163.000 ziet op betalingen gedaan uit hoofde van vergoeding van voor faillissement niet-genoten vakantiedagen van werknemers van failliet. Ter beoordeling is of ex art. 40 lid 2 Fw (40 lid 4 oud) de vordering i.v.m. niet-genoten vakantiedagen vanaf faillissementsdatum een boedelvordering vormt voor zover deze betrekking heeft op vakantiedagen opgebouwd voor faillissement. Vraag is of hetgeen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.