Zie p. 6 van de beschikking. Op de eerste pagina van de beschikking staat abusievelijk 21 januari 2008 vermeld.
HR, 12-02-2010, nr. 09/01482
ECLI:NL:HR:2010:BK8137
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12-02-2010
- Zaaknummer
09/01482
- Conclusie
Mr. E.B. Rank-Berenschot
- LJN
BK8137
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK8137, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑02‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK8137
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2009:BH1643, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2010:BK8137, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑12‑2009
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2009:BH1643
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK8137
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑02‑2010
Inhoudsindicatie
Familierecht. Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige; niet-ontvankelijk cassatieberoep wegens verstrijken geldigheid van de rechterlijke beschikking met betrekking tot de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing.
12 februari 2010
Eerste Kamer
09/01482
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende op een geheim adres,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. C.J. Dreef,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende op een geheim adres,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
2. [Verweerder 2],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen,
3. DE STICHTING BUREAU JEUGDZORG STADSREGIO ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de pleegouders en verweerders ieder afzonderlijk als [verweerster 1], [verweerder 2] en Bureau Jeugdzorg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 19 maart 2008 ter griffie van de rechtbank Rotterdam ingekomen verzoekschrift heeft Bureau Jeugdzorg zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot plaatsing van de minderjarige [de minderjarige] (hierna: de minderjarige).
Na een tussenbeschikking van 24 april 2008 heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 10 juli 2008 de ondertoezichtstelling en de duur van de machtiging tot plaatsing van de minderjarige bij de pleegouders tot 10 mei 2009 verlengd.
Tegen de eindbeschikking heeft [verweerster 1] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. [verweerster 1] heeft in hoger beroep verzocht het verzoek tot ondertoezichtstelling en de machtiging tot plaatsing van de minderjarige bij een pleeggezin af te wijzen en te bepalen dat de minderjarige bij [verweerster 1] zal worden geplaatst, althans in een neutraal pleeggezin.
Bureau Jeugdzorg heeft verweer gevoerd en incidenteel appel ingesteld. Tevens hebben de pleegouders verweer gevoerd.
Bij beschikking van 21 januari 2009 heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voorzover deze betrekking heeft op de uithuisplaatsing bij de pleegouders en, in zoverre opnieuw beschikkende, bepaald dat de minderjarige binnen zes weken na de datum van deze beschikking, althans zo spoedig mogelijk, zal worden geplaatst bij een neutraal pleeggezin. Het meer of anders verzochte in hoger beroep heeft het hof afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben de pleegouders beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster 1] heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de pleegouders in hun cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De door het hof bekrachtigde beschikking van de rechtbank van 10 juli 2008 met betrekking tot de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de betrokken minderjarige, heeft slechts gelding tot 10 mei 2009, zodat de pleegouders thans geen belang meer hebben bij hun cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de pleegouders niet-ontvankelijk in hun beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 februari 2010.
Conclusie 18‑12‑2009
Mr. E.B. Rank-Berenschot
Partij(en)
CONCLUSIE inzake:
- 1.
[Verzoeker 1],
- 2.
[Verzoekster 2],
verzoekers tot cassatie,
advocaat: mr. C.J. Dreef,
tegen
- 1.
[Verweerster 1],
verweerster in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
- 2.
[Verweerder 2],
- 3.
Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
verweerders in cassatie,
niet verschenen.
1. Feiten en procesverloop
1.1
Bij beschikking van de kinderrechter van 10 mei 2007 is de in 2004 in Indonesië geboren minderjarige [de minderjarige] onder toezicht gesteld van thans verweerster in cassatie sub 3 (hierna: Jeudzorg) voor de duur van één jaar. Voorts is machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarige in een pleeggezin, te weten dat van thans verzoekers tot cassatie (hierna: de pleegouders) tot 10 mei 2008.
1.2
Bij inleidend verzoekschrift, ingekomen op 19 maart 2008, heeft Jeugdzorg de kinderrechter te Rotterdam verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van één jaar.
1.3
Bij tussenbeschikking van 24 april 2008 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot en met 10 juli 2008.
1.4
Bij beschikking van 10 juli 2008 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de duur van de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een pleeggezin, te weten dat van de pleegouders, verlengd tot 10 mei 2009.
1.5
Op het hoger beroep van thans verweerster in cassatie sub 1 (hierna: [verweerster 1]) en het incidenteel appel van Jeugdzorg tegen de beschikking van 10 juli 2008 heeft het gerechtshof te 's‑Gravenhage bij beschikking van 21 januari 20091. de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover betrekking hebbende op de toekomstige uithuisplaatsing bij de pleegouders en, in zoverre opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de minderjarige binnen zes weken na de datum van de beschikking, althans zo spoedig mogelijk, zal worden geplaatst bij een neutraal pleeggezin. Het hof heeft de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigd, met afwijzing van het meer of anders verzochte.
1.6
De pleegouders zijn van deze beschikking tijdig in cassatie gekomen. [Verweerster 1] heeft een verweerschrift ingediend.
2. Ontvankelijkheid
2.1
Zoals door het hof wordt vastgesteld (rov. 1), betreft het geschil in appel de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarige voor de periode van 11 juli 2008 tot 10 mei 2009. De in het dictum bekrachtigde beslissing van de kinderrechter met betrekking tot de ondertoezichtstelling ziet op de periode van 11 juli 2008 tot 10 mei 2009. De in dat dictum vervatte bepaling dat de minderjarige zal worden geplaatst bij een neutraal pleeggezin heeft (daarom) eveneens slechts gelding tot 10 mei 2009.2. Nu deze datum inmiddels reeds is verstreken, hebben de pleegouders geen belang bij hun cassatieberoep en moeten zij daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.3.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekers in hun cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑12‑2009
Vgl. MvT bij de Wet van 26 april 1995, Stb. 1995, 255, TK 1992–1993, 23 003, nr. 3, p. 43.
Vaste rechtspraak, vgl. o.m. HR 9 oktober 2009, LJN: BJ2571, RvdW 2009, 1170.