NJB 2016/2307:Prejudiciële vragen. Faillissement. Betekenis van art. 37 Fw. Ongerechtvaardigde verrijking. Een consument komt met een aannemer overeen dat deze een woning voor hem zal bouwen. De consument betaalt de eerste termijn voor overeengekomen meerwerk. Voor het overige is de betaling daarvoor contractueel pas verschuldigd na voltooiïng van de werkzaamheden. De aannemer verricht een deel van de werkzaamheden en gaat dan failliet. De curator doet de overeenkomst niet gestand. Heeft de boedel een vordering uit onrechtvaardigde verrijking? Hoge Raad: Als de consument de overeenkomst in stand laat (althans in stand laat voor zover de prestaties reeds zijn uitgevoerd), staat art. 37 Fw niet in de weg aan een vordering van de boedel uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking met betrekking tot het verrichte gedeelte van de prestatie. De inhoud van de overeenkomst kan eventueel wel in de weg staan aan een dergelijke vordering. In dit geval staat de contractuele betalingsregeling daar niet aan in de weg