Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten
Artikel 7 Handhaving door kuststaten ten aanzien van schepen op doorvaart
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2005
- Bronpublicatie:
07-09-2005, PbEU 2005, L 255 (uitgifte: 30-09-2005, regelingnummer: 2005/35/EG)
- Inwerkingtreding
01-10-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2005, PbEU 2005, L 255 (uitgifte: 30-09-2005, regelingnummer: 2005/35/EG)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht (V)
Milieurecht (V)
1.
Indien de vermoedelijke lozing van verontreinigende stoffen plaatsvindt in de in artikel 3, lid 1, onder b), c), d) of e), bedoelde gebieden en het van de lozing verdachte schip geen haven in de betreffende lidstaat aandoet die over de gegevens met betrekking tot de vermoedelijke lozing beschikt, zijn onderstaande bepalingen van toepassing:
- a)
indien de volgende aanloophaven van het schip een haven in een andere lidstaat is, werken de betrokken lidstaten nauw samen bij de in artikel 6, lid 1, bedoelde inspectie, en beslissen zij samen over passende maatregelen ten aanzien van die lozing;
- b)
indien de volgende aanloophaven van het schip een haven in een staat buiten de Gemeenschap is, neemt de lidstaat de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende aanloophaven van het schip wordt ingelicht over de vermoedelijke lozing, en verzoekt hij de staat van de volgende aanloophaven om passende maatregelen ten aanzien van die lozing te nemen.
2.
Wanneer er duidelijke objectieve bewijzen zijn dat een schip dat vaart in de in artikel 3, lid 1, onder b) of d), bedoelde gebieden een inbreuk heeft begaan in het in artikel 3, lid 1, onder d), bedoelde gebied, resulterend in een lozing die ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken aan de kustlijn of daaraan gelieerde belangen van de betrokken lidstaat, dan wel aan enige rijkdommen van de in artikel 3, lid 1, onder b) of d), bedoelde gebieden, legt deze staat, op voorwaarde dat het bewijsmateriaal dit rechtvaardigt, de zaak overeenkomstig zijn nationaal recht voor aan zijn bevoegde autoriteiten voor met het oog op het instellen van rechtsvervolging uit hoofde van deel XII, afdeling 7, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982, met inbegrip van het vasthouden van het schip.
3.
De autoriteiten van de vlaggenstaat worden van ieder geval op de hoogte gebracht.